Krijnen.Com Krijnen.Com

Snob

Wat is het verschil tussen een Ferrari en een Golfje? Mijn garagehouder weet het antwoord wel: aan de Ferrari 400 die hij in onderhoud had heeft hij een groot gedeelte van zijn grijze haren overgehouden. Simpeler, betrouwbaar en degelijker dan een Golf diesel daarentegen kan een auto niet in elkaar gezet zijn. Toch zijn er maar weinig liefhebbers die van een Golf dromen, maar bij de gedachte aan een Ferrari beginnen sommige aficionados te kwijlen. Ik heb dat nooit goed begrepen, maar dat komt waarschijnlijk omdat ik mijn garagehouder weleens de kleppen van zo’n ding heb zien proberen te stellen, en dat waren er nogal wat. Dat is nog daaraan toe, maar tot overmaat van ramp zit het allemaal op zijn Italiaans in elkaar. Ik gun iedereen zijn lol, maar ik wou alleen maar even gezegd hebben dat Ferrari wel aardig klinkt, maar dat het technisch gezien veel minder voorstelt dan de naam zou kunnen doen vermoeden. Ik ga me nu een beetje op glad ijs begeven, maar ik kan het niet laten: een Ferrari is voor snobs. Zo’n hoogglanzende peniskoker op lichtmetalen vier wielen rijdt, als -ie net uit de showroom komt, een paar honderd kilometer fatsoenlijk en daarna ben je hem weer een paar weken kwijt voor het onderhoud.
Wat dat allemaal met computers en Internet te maken heeft? Ik vind dat er ook op de elektronische snelweg nogal wat aan snobisme gedaan wordt. Er wordt me wat afgeleuterd over Inter- net, daar in Nederland, maar ook hier, in Australië. Ja, natuurlijk is het ook een beetje snobistisch om u per se, voor de zoveelste keer, te willen laten weten, dat ik hier in de zon zit, en u lekker niet. Maar ik ben niet te beroerd om dat bij mezelf te herkennen en het gewoon toe te geven, of is dat misschien een soort ultieme vorm van snobisme? Hoe dan ook, ik kom hier allemaal op door de verschillende reacties die ik krijg omdat ik via de computer met het thuisfront communiceer.
Alsof die Toshiba een wereldwonder is, terwijl het in feite natuurlijk alleen maar een veredeld telefoontoestel is. Het is al tientallen jaren zo dat u, als u een tante in Canada of weet ik veel waar wilt spreken, u gewoon de telefoon pakt, een nummer draait, er aan de andere kant van de wereld een bel begint te rinkelen en een mens de telefoon oppakt. Niemand kijkt daar van op. Het is ook al decennia zo dat er een soort aquarium bij u in de kamer staat met een paar knoppen eronder. Als u daar wat mee speelt kunt u naar het BBC-nieuws kijken of naar een mooie film. Dat noemen ze televisie en dat is allang niks bijzonders meer.
Radio, fax? Hetzelfde verhaal.
Stel dat u vanavond een feestje geeft en dat u, als iedereen een flinke slok op heeft, uw televisie, de telefoon en de fax gaat presenteren alsof het nieuwe wereldwonderen zijn. ‘Meneer heeft zeker te veel gedronken’, denken ze dan, ‘laat maar lullen’.
Maar zeg nou eens dat die computer daar in de hoek op Internet aangesloten is en dat u daarmee op het World Wide Web kan surfen. Dan is het ineens van ‘Wauuuuuw, echt waar, te gek man, laat eens zien hoe dat werkt!’ Dat is eigenlijk een maffe zaak, want Internet zou natuurlijk net zo vanzelfsprekend moeten zijn als die andere wonderen der techniek waar niemand meer van opkijkt. Wees gerust: vanzelfsprekend wordt het vanzelf en intussen doet u maar net als ik als er weer eens iemand een flink eind weg staat te blaaskaken over electronic highway, internet, world wide web, chatten in cyberspace; gewoon even de schouders ophalen, laten mauwen.
Sinds ik een jaar geleden met deze rubriek begonnen ben heb ik een paar honderd brieven, sorry E-mailtjes, mogen ontvangen, en ik heb ze stuk voor stuk beantwoord, al is er soms misschien iets teveel tijd overheen gegaan. Sommige trouwe scribenten zijn min of meer vrienden geworden, al weet ik vande meesten absoluut niet hoe ze eruit zien. Dienaangaande zijn er een paar uitzonderingen, die een eigen home-page hebben en daarop een foto van zichzelf of van de katten geparkeerd hebben. Die zijn dus al wat handiger met computers dan de rest en zijn ook niet meer verbaasd als ze antwoord krijgen vanuit een ander continent.
Maar anderen, zo heb ik de afgelopen dagen gemerkt, snappen er niets van dat het echt niks uitmaakt of ik dat briefje thuis op die Pentium of ‘on the road’ op die Toshiba geschreven heb. Misschien herinnert u zich nog de jammerklacht die ik vorig jaar schreef over internetten vanuit hotelkamers, en hoe ik dat vaak voor elkaar kreeg dankzij mijn bagage.
Schroevedraaiers, tangetjes, stekkertjes, plakband, ik was van alles voorzien om het op allerlei onmogelijke plaatsen toch iedere keer weer de communicatie voor elkaar te krijgen. Een van mijn goede voornemens voor 1996 was om dat nou eens anders te doen. Ik was vastbesloten om alleen maar de Toshiba, de adaptor voor het opladen van de batterijen, een ouderwets akoestisch modem voor het geval dat en slechts één telefoondraadje mee te nemen.
Ik heb daarentegen wel een hele dag besteed aan het perfectioneren van de software in de portable. WinCim 2.01 erop gezet, WinCim 1.4 herbenoemd en achter de hand gehouden, en voor de zekerheid ook nog de DOS-versie geladen. En net zolang zitten prutsen aan Procomm Plus totdat ik zelfs bij de VNU-dagbladen binnen kwam. Waar ze nog modems hebben staan die reageren alsof ze je met een virus probeert te besmetten als ze benaderd worden met een modern PCMCIA- kaartje dat data-compressie en error-correctie ondersteunt.
Verder heb ik nog een voorraadje scripts zitten tunen voor als ik ergens in de outback zit en ik via een of ander netwerk contact moet maken met Compuserve.
Tenslotte heb ik nog een stuk software opgeduikeld dat een absoluut aanradertje is voor iedereen die abonnee is van Compuserve en die wel eens met een schootcomputer op reis moet of mag.
Het heet FindCis, en het bevat alle toegangsnummers van Compuserve over de hele wereld. Iedere maand kun je ook nog een update ophalen die de boel zo actueel mogelijk houdt. Ik heb het programma voor de eerste keer geprobeerd in Melbourne en het werkte perfect.
FindCis starten, Australië opzoeken, op Melbourne clicken en daarna op ‘launch’.
FindCis zette het juiste telefoonnummer in de ‘set- tings’ van WinCim, schopte de baudrate van 28K8 terug naar 14K4, legde de verbinding, en een lokaal gesprek in Melbourne is zo goed als gratis.
Eerst even in ANPNEWS gekeken. Elfstedentocht gaat voorlopig niet door, Louis van Gaal misschien naar Barcelona, mooi zo, en daarna even mijn post opgehaald, fluitje van een cent.
Waarna ik in enkele brieven weer kon lezen dat sommigen van u stomverbaasd waren dat dat Internet zelfs in Australië werkt, en van die verbazing, daar snap ik nou weer niks van. Maar dat komt natuurlijk omdat ik zelf ook een beetje een snob ben.