DEURNE — Nog nooit had hij, naar eigen zeggen, last van slapeloosheid, maar de partij tegen Juni-Ghi had hij ‘s-nachts al tien keer gespeeld. ‘Dat is te zeggen, om half vier werd ik wakker, en toen kon ik niet meer slapen. Ik kon nergens anders meer aan denken dan aan dieën match”.
Twee dagen en een vliegreis van 24 uur later, ondanks een tijdsverschil van een half etmaal, ziet Ludo Dielis er weer monter uit. In de morgenuren zijn de vier biljarts, twee van ‘café-afmetingen, twee matchtafels in zijn restaurant annex biljartzaal ‘Arena’ in het onder de rook van Antwerpen gelegen Deurne al bezet en zitten er ook flink wat gasten aan een pint, een bolleke De Koninck, of een pannekoek. Arena heeft dezer dagen meer weg van een bloemenveiling dan van een biljartzaal. Op alle tafels en weggestopt tussen de vele biljarttrofeeën aan de wanden prijken bloemstukken en bossen snijbloemen.
De telefoon heeft amper stilgestaan, de nationale zender BRT én de commerciele concurrent VTM Vielen tegelijkertijd binnen met een cameraploeg, verslaggevers liepen de deur plat en gelukstelegrammen stroomden binnen.
De 44-jarige Dielis zal weten dat hij de driebandenwereld ‘op zijn kop heeft gezet’, zoals het maandag in verschillende media heette. Hij veroverde in Japan voor de eerste keer in zijn loopbaan de wereldbeker voor professionals. Dielis verloor in de havenstad Yokohama weliswaar de finale van de vorige titelhouder Torbjorn Blomdahl, maar met zijn tweede plaats pakte hij voldoende punten om de zich een jaar lang wereldkampioen van de professionals te mogen noemen.
Dielis behoorde aan het begin van dit seizoen bepaald niet tot de favorieten van de vierde cyclus om de wereldbeker. Dat waren Raymond Ceulemans, winnaar van de eerste twee edities, en het Zweedse super-talent Torbjorn Blomdahl, die in l988 de beste was. Zowel de oude Belg als de jonge Zweed lieten het echter bij de eerste twee toernooien in Antwerpen en West-Berlijn lelijk afweten, net zoals de Japanse ‘sluipschutters’ Kobayashi en Komori. Dielis maakte er dankbaar gebruik van. Juist in die twee toernooien hervond hij zijn vorm en legde hij de basis voor zijn wereldtitel. Weliswaar liet hij zich in zijn ‘eigen’ stad in de finale nog verrassen door Richard Bitalis, maar in West-Berlijn was hij oppermachtig en pakte hij zijn eerste professionele toernooizege. Daarmee was een flink gat geslagen tussen Dielis en de rest, waaronder Ceulemans en Blomdahl. Daarna keerden de kansen echter. Nadat hij in Palma de Majorca in de derde ronde sneuvelde, ging Dielis in Las Vegas de eerste ronde onderuit legen het grillige Italiaanse talent Marco Zanetti. De uitglijder in de woestijn van Nevada bracht Ceulemans en Blomdahl, de finalisten van het derde toernooi in Palma de Mallorca, weer terug in de wedstrijd.
Daardoor viel dit jaar pas in het laatste toernooi in Japan de beslissing van de bijna twee maanden durende weg naar de wereldbeker. Ceulemans en Blomdahl hadden een misser van Dielis nodig om alsnog zicht op de titel te kunnen krijgen. Waarna Dielis tot overmaat van ramp in de eerste ronde door het lot aan Ceulemans gekoppeld werd.
‘Iedereen praat nu over die partij tegen Komori, maar dát was eigenlijk de sleutelpartij van het toernooi. Blomdahl kon ik daarna alleen maar in de finale tegenkomen, en als ik die ten koste van Ceulemans zou halen, was ik wereldkampioen’.
Dielis nam de eerste horde met verve, hij versloeg zijn eeuwige rivaal met 3-1. Alleen Blomdahl kon hem daarna nog van de wereldbeker afhouden. Die hield de spanning er in door Zanetti te verslaan. De halve finales brachten de beslissing. Blomdahl versloeg Bitalis eenvoudig, Dielis moest op de andere tafel afrekenen met de Japanner Komori. Winst leverde hem de wereldbeker op; bij verlies had hij op zijn puntje van de stoel de finale moeten volgen om te kijken wat Blomdahl zou doen.
Dielis liet het zelf zover niet komen. Met een gemiddelde van iets meer dan twee versloeg hij de Japanner in vier sets. De finale was daarna voor spek en bonen. Dielis was leeg, kon zich niet meer concentreren en Blomdahl mocht als troostpijs zijn tweede toernooioverwinning bijschrijven. Daar maalde Dielis niet meer om, ook al omdat Yokohama de vetste prijzenpot van de vijf toernooien had.
Blomdahl verdiende er met zijn eerste prijs 50.000 (west) Mark, iets minder dan het totaalbedrag dat Dielis in de vijf toernooien totaal bij elkaar tikte. Op de titel zelf stond geen extra-geldprijs, terwijl de beker, die Dielis mee naar Deurne bracht, van het formaat koffiekopje is. ‘Bekerke, of bekertje, zoals U in Holland zegt. Ach, het is een kopieke van de echte grote beker, die ergens in Duistland staat, denk ik, of misschien in Parijs, weet ik veel. Dat ding heb ik na de finale even vast mogen houden, maar die was ook veel te zwaar om mee te nemen’.
Dielis maalt er niet om; integendeel. Ook hij is blij dat er de laatste jaren ‘volwassen’ gespeeld kan worden en dat hij het niet alleen meer om de eer, de vetleren medailles en de bekers hoeft te doen. Daar heeft hij er al genoeg van. Alhoewel, de eer…
Hij maakt er zich niet druk om, maar wil wel even iets kwijt over de opmerking dat hij slechts éénmaal wereldkampioen driebanden bij de amateurs geweest is. Dat was toen Ceulemans geen zin had om zijn titel ‘temidden van pyramides en kamelen’ in Caïro te gaan verdedigen. „Klopt, Ceulemans was er toen niet, maar dan moet men toch niet vergeten dat ik driemaal kampioen van België geweest ben, en toen deed Ceulemans wél mee”. Verder geen kwaad woord over Ceulemans. ‘Ik heb 51 titels en 151 tweede plaatsen, precies weet ik dat niet, en bij Raymond is het minstens andersom. Misschien jammer voor mij dat we allebei Belg zijn, maar het is niet anders’. De triomf van Dielis, die over een paar maanden 45 wordt, kwam juist in het jaar dat hij wat rustiger aan was gaan doen en zijn afscheid min of meer vaststond. „Inderdaad, ik heb altijd gezegd dat ik tot mijn 45ste op niveau zou proberen te blijven biljarten, maar ik zal er nu toch minstens een jaartje aan vast moeten knopen. Maar alleen omdat ik dat verplicht ben als titelhouder. Ik ben niet zo als Ceulemans, ik hoef niet in schoonheid te sterven. Raymond wil per sé met een grote titel afscheid nemen. Dat hoeft voor mij echt niet. Maar ik zal wel proberen om volgend jaar weer zo sterk mogelijk voor de dag te komen”.
Dielis won tijdens de cyclus 43 sets en verloor er 12, goed voor een algemeen moyenne van 1.350. Dat terwijl hij zelf aannam dat zijn moyenne over zoveel partijen nooit boven de 1.250 uit zou komen. ‘Maar dat gaat voor iedereen op. Iedereen is beter geworden, allemaal dankzij een betere techniek. Alle profs kunnen volgens het diamond-systeem spelen. Dat is een middel om onder alle omstandigheden op terug te vallen. Ik kan nu slecht spelen maar dan zit ik altijd nog boven de één gemiddeld, terwijl ik daar vroeger onder gedoken zou zijn”.
Aan tafel doet de patron van Arena niet veel anders meer dan driebanden. Hij is nog steeds wereldkampioen op de grote vijfkamp, maar dat komt omdat de titelstrijd in die discipline als sinds 1982 niet meer
gehouden wordt. Verder verzorgt hij in januari in het Westduitse Essen voor het Belgische team het bandstoten tijdens het EK triathlon, omdat de Belgische amateurkampioen Paul Stroobants voor het driebanden aangewezen is. En natuurlijk is hij volgende week in Zundert bij het mini-pentathlon te zien, een evenement dat hij al drie keer won.
Kanshebber volgens Dielis: ‘Frédéric Caudron, het grootste biljarttalent dat in België rondloopt. Er zijn er wel meer, maar die namen noem ik niet. Die moeten zich eerst maar eens bewijzen voordat ze een dikke nek krijgen. Frédéric heeft al het een en ander laten zien, die jongen kan echt alles’.
Had Dielis vijf, laat staan tien jaar geleden kunnen vermoeden zijn hobby ooit nog eens als zijn beroep te kunnen uitoefenen?
‘Ho, ho, zo ver is het nog lang niet. Men noemt ons prof, maar vergeet niet dat we er nog niet van kunnen leven. U moet zich niet blindstaren op die 50.000 Mark, die Blomdahl in Yokohama verdiend heeft of die 60.000, die ik totaal verdiende. De andere zes spelers hébben minder verdiend, en het zijn bruto bedragen. Er gaat eerst in het land waar gespeeld wordt tussen de 25 en de 30 procent belasting af en over de rest betaal ik in België ook nog eens inkomstenbelasting’.
‘De weg naar professionalisme is ingeslagen, maar hij is nog lang. Binnenkort gaat we weer om de tafel zitten met dr. Werner Bayer, de man achter het profcircuit. Misschien dat er dan weer wat dingen veranderen’.
Dielis zou het liefst zien dat het aantal proftoernooien van vijf tot acht wordt uitgebreid. ‘En als er dan ook nog 6 tot 8 Grand Prix-toernooien komen, kun je ongeveer iedere maand een belangrijk toernooi spelen. We zouden mijns inziens ook moeten overwegen om de proftoernooien anders in te delen, misschien uitbreiden naar 32 deelnemers, voorafgegaan door een kwalificatietoernooi. Laat dan 4 spelers zich kwalificeren en geef er vier een wild-card. Ik denk ook dat er in het hoofdtoernooi op één tafel gespeeld moet worden, en niet op twee, zoals nu tot de finale het geval is. Twee tafels leiden af, niet alleen de spelers, maar ook het publiek. Ik besef dat dat alles tot het gevolg zal hebben dat een toernooi langer duurt, dat het derhalve financiële consequenties heeft en dat het niet eenvoudig zal zijn. Maar dingen veranderen. In het begin had ik ook moeite met het setsysteem en met dat blauwe laken. Ik kreeg er blauwe ogen van, kreeg de ene na de andere partij ‘aan mijnen slikker’. Het went wel’.
‘We moeten het ook maar weer eens over reclame hebben. Van Bayer mogen we daar niet mee rondlopen, en die heeft het nou eenmaal voor het zeggen bij de proftoernooien. Maar bij de Grand Prix-toernooien mag er wel een logo op mijn trui en dat vindt mijn sponsor, provinciaal Volvo-importeur Wengen, natuurlijk beter. Maar geen toestanden zoals bij wielrennen, ik heb geen zin om als sandwichman aan tafel te gaan staan. Eerder zoals bij tennis, een bescheiden logo op de mouw, of een geborduurd vignet op de borst’.
Terwijl het volgende bloemstuk wordt uitgepakt, stokt de vrolijke praatwaterval even, waarop de verslaggever opmerkt dat hij de rust vanwege acute schrijfkramp wel even kan gebruiken. Dielis schiet in de lach.
‘Ja ik heb, hoe noemen ze dat bij U in Holland, ach ja, ik heb het hart op de tong. Ik heb nooit last van mijn gedachten gehad, die moet ge er uit gooien. Maar, die gedachten, ze zijn een stuk positiever dan vroeger’.
Ouder en wijzer? Ook dat ja, vroeger dacht ik altijd dat ik pech had. Nu denk ik immer positief. Maakt mijn tegenstander een paar caramboles, denk ik ‘nou en’, ik kan toch iedere set in drie of vier beurten uitmaken. Niets aan de hand. De druk is er af. Dat heeft me geholpen. Ik had al lang voorspeld dat de terugval van Blomdahl zou komen. Het staat op band bij een televisie-interview, dus dat verzin ik nu niet. Toen die terugval kwam, was dat in mijn voordeel. Ceulemans moest en zou winnen, en Blomdahl wilde bewijzen dat hij echt de beste was. Toen kwam het zwaartepunt ineens bij mij te liggen. Daar had ik geen moeite mee, tot die halve finale tegen Komori dan. Ik heb U al gezegd dat ik die partij al tien keer in bed gespeeld had, maar ik was positief blijven denken. Ik had hem ook al tien keer gewonnen…’.