Toen hij enkele seizoenen voor het eerst zijn opwachting maakte tussen de beste driebandenspelers van de wereld, werd hij gezien als een aardige aanwinst, goed voor een extra internationaal tintje in het uit overwegend Europeanen samengestelde profcircus van Doctor Werner Bayer.
Sang Chun Lee is afkomstig uit Zuid-Korea, maar hij woont in New York en komt uit voor de Verenigde Staten. Dat Sang Lee (38) meer is dan een aardige aanwinst, daar zijn de collega’s dit seizoen snel achter gekomen. Nu Sang Lee een beetje aan het materiaal begint te wennen, wordt de ene na de andere prof omver gekegeld door de man die ooit bowlingkampioen van Zuid Korea was. In Gent haalde hij de finale waarin hij pas na vijf sets boog voor Torbjörn Blomdahl, nadat hij ondermeer Dick Jaspers en Ludo Dielis had verslagen. Twee weken later hield hij in Berlijn opnieuw Dielis en Jaspers achter zich in kwart- en halve finales, waarna hij in de finale Raymond Ceulemans met 3-1 versloeg.
‘Gent’ en ‘Berlijn’ waren daarmee goed voor de eerste plaats op de wereldranglijst van de Billiard World Association (BWA). Omdat Sang Lee veertien dagen geleden in Palma de Mallorca in de eerste ronde onderuit ging tegen het 16-jarige Spaanse supertalent Sanchez, moest hij de leiding even afstaan aan Torbjörn Blomdahl. Gisteren heroverde hij de eerste plaats omdat Blomdahl op zijn beurt vroegtijdig sneuvelde in Seoul. De eindstand van die ranking, bepalend wie zich de komende twaalf maanden wereldkampioen mag noemen, komt dit en volgend weekeinde tot stand in het verre Oosten. Eerst dus in Seoul, en tenslotte in Tokyo.
In zijn oude ‘hometown’ is Sang Lee als favoriet van start gegaan, maar ook in de ambiance van Tokyo zal hij zich beter thuisvoelen dan in die van Gent, Berlijn en Palma.
Een gesprek voeren met Sang Lee is een enigszins moeizame zaak. Niet dat hij onvriendelijk is, integendeel, maar Bang Lee doet zijn best om enkele vooroordelen aangaande Oosterlingen te bevestigen. Hij is super beleefd, sluit iedere zin zowat met een buiging af, en is verder voornamelijk stoïcijns.
Hij praat een beetje zoals hij biljart; sober en doelmatig. Aan tafel valt Sang Lee op omdat hij zich, in tegenstelling tot de meeste andere toppers, nauwelijks over de ballen buigt tijdens het spel. Met een stijve rug bekijkt hij het patroon even uit de hoogte, legt aan, en stoot af.
Meestal aanvallend, want Sang Lee is een speler die oplossingen zoekt. Ook als ze er niet lijken te liggen, vloeien er toch vaak onverwachte caramboles uit zijn keu. Daardoor lijken zijn tegenstanders in verwarring te raken, net als door die ondoorgrondelijke blik, die niet verraadt of hij aan het winnen of aan het verliezen is.
Een winnaar is hij, want, zoals iedereen dankzij Frank Sinatra weet, als je het in New York kan maken, dan kun je het overal maken. Sang Lee heeft het gemaakt in New York. In de wijk Flushing, onder de rook van het Louis Armstrong Stadium, beter bekend als Flushing Meadow, is hij eigenaar en beheerder van een biljartcentrum met 32 tafels. ‘Maar niet allemaal ‘three-cushion’ hoor’, zegt hij met een verontschuldigende blik op de matchtafels in het Theatro Principal in Palma de Mallorca, ‘en ook niet zo goed als in Europa. ‘Very good tables’ in Europa, overal’.
Volgens Sang Lee, die, het moet gezegd, met getallen, al dan niet opzettelijk, nogal eens in de fout lijkt te gaan, staan er in zijn zaal aan de 34ste straat in Flushing zeven matchtafels, zeven kleine tafels, twee snookertafels en 16 pooltafels, de Amerikaanse variant van snooker. Valt er in New York en omstreken ook geld te verdienen met driebanden?
Voor het eerst ontplooit een brede glimlach het gelaat van Sang Lee. ‘Zeker’. Hoe gaat dat dan? ‘We spelen meestal een halve competitie, en daarna een finale’. Om wat voor bedragen? ‘Heel verschillend. Overwinning in toernooi varieert van 2.000 tot 12.000 dollar, en ik heb 24 van 25 toernooien gewonnen’. Even later beweert hij zonder blikken of blozen dat er in Seoul 15.000 biljartzalen zijn, waar ‘minstens’ 100.000 tafels staan. Met hetzelfde gemak zei hij enkele weken geleden dat er in Seoul, als er tenminste plaats zou zijn, wel 15.000 toeschouwers op de het BWA-toernooi af zouden komen.
‘Maar dit jaar was de organisatie te laat om een goede accommodatie te boeken’, aldus Song Lee op Mallorca, ‘en daarom spelen we in een winkelcentrum waar slechts plaats is voor 700 man’.
Met het balgevoel waarmee hij tegenwoordig de keu tegen het super-aramith legt, gooide hij vijftien jaar geleden spares en strikes op de bowlingbanen van Zuid-Korea. Hij won, naar eigen zeggen, alles wat er te winnen was, waardoor de lol er helemaal af ging. ‘Niemand wilde nog tegen me spelen’, aldus Sang Lee, ‘en daarom ben ik toen maar gaan biljarten’.
Wat Ceulemans, Blomdahl, Jaspers en Dielis betreft, had hij beter kunnen blijven bowlen. Zij gingen de afgelopen weken één voor één omver als de tien pins waar Lee vroeger de bowlingbal op af stuurde. Dat Sang Lee desondanks een biljart-blijvertje is, lijkt buiten kijf te staan.
Het moet wel heel gek gaan, wil hij niet bij de eerste Vier eindigen, waardoor hij volgend seizoen één van de vier beschermde spelers is. Of niet?
‘Dat zou wel fijn zijn’, glimlacht Lee, ‘mag ik nu gaan, meneer?’ Hij maakt, haast onmerkbaar, een laatste buiging en schrijdt geluidloos de zaal uit.
In Memoriam: Sang Chun Lee