Krijnen.Com Krijnen.Com

De Krant op Internet, lang leve de Krant

Dit verhaal schreef ik in mei 1996, toen ik als redactioneel projectleider internet benoemd werd. Mijn nieuwe contract was precies één zin lang: mijn opdracht was om een website voor de krant te bouwen. Die website, die in den beginnen niet meer dan een paar koppen bevatte, die naar artikelen linkt die er met de hand in geknipt en geplakt waren, werd door mij in dit verhaal aangekondigd, als een toekomstschets van wat de digitale noviteiten ons allemaal zouden gaan brengen.

Ralph van Wolffelaar leidde de herpublicatie dit verhaal op 20 maart als volgt in: BN DeStem heeft sinds 25 jaar een website op het internet. Afgelopen week publiceerden wij een terugblik op de totstandkoming van de homepage op het web. Omdat het ook na al die jaren nog verrassend actueel is, publiceren we hieronder de toekomstverwachting zoals toenmalig redacteur Léon Krijnen die op 4 mei 1996 in Dagblad De Stem schreef.

Een paar jaar geleden dook de term ineens op: de Elektronische Snelweg. In de toekomst zouden gekoppelde computernetwerken de gebruiker ongekende mogelijkheden bieden. Anno 1996 is de Elektronische Snelweg uitgekristalliseerd in onder meer het Internet. Op dat Internet wordt dag en nacht informatie uitgewisseld. Ook kranten hebben dat medium ontdekt en zijn inmiddels druk bezig eigen diensten op te zetten. De Stem is sinds kort ook op Internet actief. De achterliggende gedachte is dat gedrukte krant en Internetsite elkaar prima kunnen aanvullen.

‘Of de krant straks verdwijnen zal’, zo vragen mij wel eens bezorgde have-nots, zij zonder computer, zonder modem, zonder provider, zonder besef van wat Internet is. ‘Het is alleen maar de vraag wanneer hij zal verdwijnen, en niet of’, beweren sommigen stellig, ‘want dat ie zal verdwijnen staat vast.’

Te vroeg of te laat

Of die laatste opvatting klopt, dat weet geen mens, en ook geen dagbladuitgever. Die weten wel dat er voor een uitgever maar twee momenten zijn waarop ze op de elektronische trein kunnen springen. Het ene is te vroeg en het andere te laat.

Daarom begint de ene na de andere krant een site op Internet, de een wat vroeger, de ander wat later, en allemaal weten ze best dat ze nu nog niet te laat zijn, maar misschien wel veel te vroeg. Ze weten allemaal dat er voorlopig weinig of geen geld aan te verdienen valt. Ze veronderstellen dat het initiatief ooit geld zal kunnen genereren en hopen slechts dat dat moment sneller komt dan ze nu zelf zo voorzichtig mogelijk schatten.

Terwijl wij, Dagblad De Stem, de eerste voorzichtige stappen op Internet aan het zetten zijn, is hier een miljoenen kostende revisie van de drukpersen gaande. Uit dat gegeven spreekt een redelijke portie vertrouwen van de uitgever in het medium krant en die portie is niet gebaseerd op het in de wind houden van een natte vinger. Ik mag dus in ieder geval verwachten dat gedurende de economische levensduur van die nieuwe persen de krant nog gedrukt zal worden, en waarschijnlijk nog veel langer.

Plastic A-viertje

Intussen durf ik ook niet te beweren dat de krant nooit zal verdwijnen maar dat zal ik, vermoed ik, niet meer meemaken. Of weiger ik nu zelf in te zien hoe snel de technische ontwikkelingen gaan?

Is het wel mogelijk dat er over een jaar of vijf een monitor bestaat van een centimeter dik, die een onsje weegt, en die een beeld projecteert dat zó mooi is dat zelfs de best gedrukte krant het daartegen af zal moeten leggen in scherpte en resolutie? Waarmee ik, in de trein, dat plastic A-viertje op schoot, naar keuze Stem, Volkskrant, Telegraaf, AD, New York Times of Mercury News op kan roepen en kan lezen? Ik weet het niet, ik wilde dat ik het wist.

Wat een ongeloof­lij­ke onzin, wat een zuigende bagger, wat een gebakken lucht, wat een krom taalge­bruik, wat een oeverloos geleuter, wat een lelijkheid je daar allemaal tegenkomt

Zeker lijkt dat de krant in ieder geval nooit zal verdwijnen zolang het bovenstaand beschreven stukje techniek nog niet beschikbaar, nog niet altijd feilloos werkend en nog niet alom geaccepteerd zal zijn. Want een krant heeft, zolang het nog duurt, een aantal eigenschappen waar een computer niet aan kan tippen. Een krant weegt bijna niets en zijn batterijen raken nooit leeg.

Als je hem laat vallen is hij niet kapot. Een krant biedt in één oogopslag veel meer informatie en overzicht over die informatie dan een beeldscherm. Met een paar oog- en polsbewegingen kun je gemakkelijker door een veel grotere hoeveelheid informatie zappen dan met een browser, waarmee je dat gigantische World Wide Web tot je beschikking hebt.

Voor die krant is door een redactie de voorgaande dag en nacht al een afgewogen selectie gemaakt uit al het nieuws, en onnieuws, waar dagelijks een dik boek mee gevuld zou kunnen worden. Dat hoef je dus zelf niet meer te doen, en alles wat je voorgeschoteld krijgt, is ook redelijk nagekeken, mooi opgemaakt en overzichtelijk weggezet.

Voorgaande alinea geldt natuurlijk ook voor de elektronische kranten die op het World Wide Web gepubliceerd worden. Ook daarvoor wordt door zeer competente redacties goed geselecteerd, maken grafische tovenaars prachtige pagina’s en kan de lezer er de krenten uitpikken die hem het lekkerste lijken. Maar dan krijg je weer te maken met de tekortkomingen van de computer ten opzicht van de krant die in de alinea dààrvoor geconstateerd zijn: prijs, gewicht, overzicht, gemak.

Meer personeel

Wat ik wel weet, is dat onze vakken, die van journalist, fotograaf, eindredacteur, lay-outer, krantenmaker, niet zullen verdwijnen doordat iedereen die daar behoefte aan heeft, nu zelf kan gaan publiceren op Internet. Ik denk zelfs dat de behoefte aan mensen die een goed of aardig stuk kunnen schrijven, groter wordt. Net zoals er meer goede eindredacteuren nodig zijn, goede fotografen, en lay-outers.

Die gedachte, door de eerste de beste amateur-psycholoog ongetwijfeld beschouwd als een zucht naar zelfbevestiging, wordt iedere dag opnieuw gevoed tijdens dat dagelijkse uurtje surfen langs de krochten en spelonken van het World Wide Web.

Wat een ongelooflijke onzin, wat een zuigende bagger, wat een gebakken lucht, wat een krom taalgebruik, wat een oeverloos geleuter, wat een lelijkheid je daar allemaal tegenkomt. Let wel, ik scheer hier niet alle privé homepages over één kam, absoluut niet. Daartussen zitten juweeltjes, qua opmaak, qua inhoud, en qua werking, waar de makers van zogenaamde professionele pagina’s nog een hoop van kunnen leren.

Maar kijk eens naar de gemiddelden, maak, dat klinkt wat deftiger maar het is precies hetzelfde, eens een sterkte-zwakte-analyse van wat amateurs en professionals allemaal produceren op Internet. Dan zie je dat de uitgevers, de stukjesschrijvers, de grafisch ontwerpers, de eindredacteuren zich voorlopig weinig zorgen behoeven te maken om de toekomst van hun werkgelegenheid.

Krantenuit­ge­vers veronder­stel­len dat de krant op internet ooit geld zal kunnen genereren en hopen slechts dat dat moment sneller komt dan ze nu zelf zo voorzich­tig mogelijk schatten

Hier doet zich hetzelfde voor als eerder in de fotografie en de kleine grafische industrie. Portret- en huwelijksfotografen zijn niet verdwenen toen, tientallen jaren geleden, camera’s handzaam en goedkoper werden en er goedkoop ontwikkeld en afgedrukt kon worden. Kleine drukkerijen gaan ook niet massaal failliet nu iedereen op een computer van om en nabij de twee mille een desktop-publishing-programma kan draaien en wat hij daarmee in elkaar geflanst heeft op een laserprinter kan printen.

Iemand die je een camera van tien mille in zijn handen duwt is nog geen fotograaf, iemand die je achter een Power Mac met alles d’r op en d’r aan zet is nog geen lay-outer, iemand die je een pen en stuk papier geeft is nog geen schrijver. En iemand die zijn computer op Internet aansluit, en een homepage in elkaar fabriekt en op het World Wide Web parkeert is nog geen uitgever.

Voorzichtig

Zelfs wij, met een redelijke ervaring in het maken van een krant, weten nog niet precies hoe we die krant op het World Wide Web gaan zetten. Als vingeroefening hebben we de laatste maanden voorzichtig een paar stappen gezet.

Sommigen van u, een nog zeer beperkt aantal lezers met een Internetaansluiting, hebben al eens een kijkje genomen op dat wat de komende maanden onze eigen site zal moeten worden: ‘De Stem Online’.

Zelfs wij, met een redelijke ervaring in het maken van een krant, weten nog niet precies hoe we die krant op het World Wide Web gaan zetten. Als vingeroefe­ning hebben we de laatste maanden voorzich­tig een paar stappen gezet

Nu is daar nog niet zoveel te vinden, het is meer een beperkt elektronisch archiefje. Er worden met enige regelmaat wat verhalen bij gezet die in de krant gestaan hebben en die iets met de komende fusie met het Brabants Nieuwsblad te maken hadden, met de komst van de regionale televisie, of met andere zaken die in verband staan met de VNU, de uitgeversmaatschappij waaronder De Stem valt.

Verder wordt de wekelijkse computerrubriek ‘Interface’ er gepubliceerd.

De komende maanden zal een en ander uitgebouwd gaan worden tot iets wat vergelijkbaar zou kunnen zijn met de sites waarvan u elders op deze pagina enkele visitekaartjes ziet. Uiteraard met een heel eigen, herkenbaar gezicht, en misschien ook wel een hele andere opzet. Behalve het dagelijkse nieuws zou u er bijvoorbeeld ook de servicerubrieken kunnen vinden, de sportuitslagen, de kruiswoordpuzzels, een bridge- of schaakprobleem, de kerkdiensten.

Misschien kunt u straks, al dan niet tegen betaling, ook ons archief raadplegen, als u ‘s avonds laat op een verjaardagsfeestje in een verhitte discussie verzeild raakt over de naam van de maker van het beslissende doelpunt in die grote finale van toen-en-toen.

U merkt wel, nogal wat ‘misschiens’ en dat is, omdat we zelf nogal onbevangen tegen vorm en inhoud van wat De Stem Online moet worden, aankijken.

Wat er zeker te vinden zal zijn is de aantrekkelijkste mogelijkheid van Internet en World Wide Web: veel hyperlinks, de cross-referenties die u verwijzen naar wellicht onvermoede plaatsen en dingen die enigszins in verband staan met dat gegeven waar u naar op zoek bent, of was.

Adressen

Hebben we bijvoorbeeld, zoals vorige week zaterdag, een huizennummer in de krant, dan zult u daarin verwezen worden naar een item daarover in ‘De Stem Online’. Daar, op Internet, zullen bezoekers gewezen worden op die huizen-special, die door veel lezers als een waardevolle relikwie weken en soms maanden meegesleept blijkt te worden als zij op huizenjacht zijn.

In, onder of bij dat item zult u de bekende onderstreepte Internetverwijzingen naar andere relevante adressen kunnen vinden. Dat zouden bijvoorbeeld de http’s van makelaars, hypotheekverstrekkers, belangenverenigingen van huurders en/of eigenaars kunnen zijn.

Misschien kunt u straks, al dan niet tegen betaling, ons archief raadplegen, als u ‘s avonds laat op een verjaar­dags­feest­je in een verhitte discussie verzeild raakt over de naam van de maker van een beslissend doelpunt

Vanaf de programma’s voor het nakende sportweekeinde zult u met een click van de muis op de homepages van de verschillende voetbalclubs belanden. Een halve dag na de verschrikkelijk schietpartij van afgelopen weekeinde in Tasmanië stond er een herdenkingspagina met de namen van de slachtoffers op Internet. Daar zou op dat moment naar verwezen worden.

Vandaag zouden we, voor de techneuten onder u, ook op Internet mooie graphics geplaatst hebben van de nieuwe persen waaraan zo hard gewerkt wordt en die we ook straks niet zullen kunnen missen. Zolang dat duurt; hoelang weet dus geen mens. Als ik een voorzichtige voorspelling zou mogen doen, dan luidt die dus dat het waarschijnlijk nog héél lang zal blijken te zijn.

Een krant moet Internet, World Wide Web, niet als vijand, maar als vriend beschouwen. Twee partners, die van elkaars krachten zoveel mogelijk gebruik moeten maken. De krant op Internet? Lang leve de krant.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.