Ik heb regelmatig heimwee naar Berry van Aerle, die na de zoveelste draak van een kwalificatieduel de enige juiste volzin in de microfoon gromde die onder zijn snor gehouden werd: ‘Het was kut’.
Iedereen die meer dan een keer per jaar voor een camera verschijnt of voor radio wat zeggen mag, wordt tegenwoordig naar een mediatraining gestuurd. Goed voor de politieke correctheid, maar dodelijk voor de spontaniteit, want sporters en trainers klinken tegenwoordig als zware astmalijders zodra ze geinterviewd worden. Iedere vraag wordt gevolgd door dezelfde mantra van ingedreunde rituelen.
Les een: diep ademhalen, langzaam tot tien tellen, nog een keer diep ademhalen, bedachtzaam naar boven kijken, de ogen langzaam en gestaag richting camera of interviewer, nog een keer ademhalen.
Les twee: veel praten, maar niets zeggen. Bijna iedere vraag beantwoorden met: ‘Dat zijn jouw woorden’ of ‘Dat zou ik zo niet willen zeggen’.
Les drie: nooit kwaad worden. Proberen ze het bloed onder je nagels vandaan te halen, onmiddellijk terug naar les een, blijven glimlachen. Wat ze ook vragen, altijd blijven glimlachen! Desnoods knarsentandend.
Glimlachen was een probleem voor de De Boertjes, die uitblonken in les een, met les twee raad wisten, maar die glimlach vloekt zo bij de aangeboren, in het voorhoofd gebrande frons. Als ze al eens lachten, kreeg dat door die frons iets satanisch. Daar kunnen ze niks aan doen, maar ik wed dat de afdeling publiciteit en/of communicatie van de KNVB geprobeerd heeft om de tweeling – op aanraden van de bezorgde mediatrainer – naar een botox chirurg te sturen.
Met al die politiek correcte sporters is het er de afgelopen jaren niet amusanter op geworden, hetgeen alleen maar wordt versterkt doordat het communicerende volk zelf ook massaal aan de mediatrainer is.
Van voorlichters en dat soort volk kun je moeilijk anders verwachten, maar er zijn ook bureaus die journalisten trainen.
Niet alleen in het stellen van lastige vragen, en het doorprikken van luchtballonnen, maar ook in het niets weggeven in de vraagstelling, het pareren van wedervragen, en het ontwijken van valkuilen.
Terwijl harakiri mijn keuze is als hier iemand op het idee komt om me naar zo’n training te sturen, beginnen gesprekjes na afloop van een wedstrijd steeds meer op een duovoorstelling van twee astma-patienten te lijken.
Had sakkerju alle uren die je aan die mediatrainingskul besteed hebt, op penalty’s geoefend, dan hadden we minstens een WK en twee EK’s gewonnen, denk ik iedere keer als er weer zo’n gedresseerde geval in beeld komt, overlopend van nietszeggende nonsens.
Ik vermoed een gat in de markt voor de eerste mediatrainer die de ramkoers kiest: ‘Zeg nou gewoon eens een keer dat het zwaar k.. was. Ben nou eens niet bang voor lange tenen, stel geen vragen meer waar iedereen alle kanten mee op kan. In plaats van voorzichtig te vragen of meneer het er misschien wel mee eens zou zijn kunnen, kies de aanval. Opfokken die handel!
Die aanpak kan ook verkeren. Zoals bij Ron Atkinson, de vroegere manager van Manchester United, eeuwig zonnebankkleurtje, altijd een sigaar in zijn knar, veel gouden ringen, kettingen, en altijd een grote waffel. Tot dinsdagavond was hij commentator voor ITV, maar na afloop van de wedstrijd tussen Chelsea en Monaco vergat hij een heel belangrijke lesje: microfoons staan altijd aan.
In Engeland was de uitzending al afgelopen, maar de rest van de wereld hoorde wat Atkinson zei over Marcel Desailly, die volgens hem bekend stond als een ‘fucking lazy, thick nigger’.
Dat nou had-ie nooit mogen zeggen, woensdagmorgen nam hij zelf ontslag, en ook bij The Guardian vliegt-ie eruit als columnist.
Terecht, voeg ik er voor de zekerheid aan toe, voordat u me verkeerd begrijpt, want dat kan niet. Maar zo’n type als kleurrijke bezem tussen de stoffige Nederlandse voetbalvragenstellers zou geen kwaad kunnen. Nou nog een zootje klonen van Berry van Aerle, die geen blad voor hun mond nemen, en het wordt weer leuk.