Zes keer is Mart Smeets live bij Olympische Spelen geweest, tweemaal werkzaam vanuit Hilversum. Goed voor een boek, door zijn uitgever aangeprezen als ‘een fantastisch sportboek vol verrassende observaties en herinneringen.’ Of de lezer net zo enthousiast is over dit dagboek van een razende sportreporter is de vraag.
Wellicht deelt die de mening van Smeets zelf, als hij zijn eigen slotbeschouwing over de Olympische Spelen van 1972 nog eens naleest: ‘Ruim drie decennia later heb ik dat artikel van toen een aantal malen gelezen en ingezien wat een rammelend geheel het was … Het was gewoon een slecht stuk, ik moest het vak nog leren …’
Smeets veegt de verschillende vormen van journalistiek, die hij beoefent, op een hoop, als hij het dertig jaar later over zijn vak heeft. Smaken verschillen, en zo ook de opvattingen betreffende de kwaliteiten van Smeets de commentator. Hier echter gaat het over het vijfentwintigste boek dat Smeets de schrijver geproduceerd heeft. Wellicht komt hij in 2034 tot dezelfde conclusie ten aanzien van het boek dat hij in 2004 over ‘zijn’ Olympische Spelen geschreven heeft: een rammelend geheel.
Ook na vijfentwintig boeken moet hij van schrijven nog veel leren, als hij de belangstelling van de lezer tenminste wil vasthouden. Bijzonder interessant om te lezen dat hij er, ondanks een fikse erectie, in slaagde om van een schitterende, poedelnaakte, roodharige Russische af te blijven. Dat ze ook nog voor de KGB bleek te werken past naadloos in het Kuifje-gehalte van de verzamelde anekdotes.
Terwijl zijn eigen geest sterker was dan het vlees, was dat volgens Smeets in 1992 niet het geval met een atlete van de Nederlandse ploeg. Die liet zich iedere morgen om 06.00 uur op het strand van Barcelona bestijgen door Braziliaanse kogelstoters, Franse handballers of Amerikaanse hardlopers. Hier handhaaft de schrijver de discretie. Daarmee gunt hij ons niet het antwoord op een prangende vraag: die van het effect van seks voor de wedstrijd.
Verder is het veel ‘mij’ en ‘ik’. Van alle elf hoofdstukken maar eens een pagina geturfd, nadat vanaf de eerste alinea het woordje ‘ik’ prominent in het oog prikt. Pak ‘m beet, een stuk of tien per pagina, dat is iets van tweeduizend keer.
Ik, pardon, uw recensent, weet niet wat het gemiddelde aantal ‘ikken’ per autobiografie is, maar hiermee lijkt Smeets een record gevestigd te hebben.
Leon Krijnen
Een Olympische Reis – Mart Smeets. Uitgeverij L.J. Veen ISBN 9020406418, prijs 10 euro.