La Falda is een van de bergdorpen, die ten noorden en ten zuiden van Cordobo in de Sierras genesteld liggen. Het dag en nacht daverende gedreun van de diesels in de nauwe straten van Cordoba waren we snel beu, dus maar een collectivo gepakt die ons in anderhalf uur voor omgerekend een Euro naar La Falda bracht. Negenhonderd meter hoog, wat koeler en veel rustiger. Pracht van een hotelletje, een omgebouwd buitenhuis anno 1900, de volgende morgen met een kaart in de hand op naar de achter het dorp gelegen Cerro Churrito, een kilometer of twee hoog.
Zie ook: fotoalbum El Norte
Op de eerste hoek van de hoofdstraat lag een grote zwerfhond, beetje Duitse herder, en verder qua ras van alles en nog wat wat, die ons even aankeek, opstond, en achter ons aanliep. Bij de volgende hoek gromde hij een keer en sloten twee andere honden, slank, groot, bruin, waakzaam en vriendelijk, zich bij ons aan. Drie blokken verder waren ze met zijn vijven, en doopten we ze maar Dave Dee, Dozy, Beaky, Mick en Tich. De laatste twee, wat kleiner dan de rest, hielden het aan het eind van het dorp, bij de vervallen glorie van Hotel Eden, voor gezien.
Waar we Beaky tot Scarface omdoopten, omdat hij eruit zag als een pitbull met 99 overwinningen en een nederlaag: een kop en een borst vol krassen, halen en littekens, en gerafelde oren.
Hiken in de bergen in Argentinie gaat iets anders dan in Oostenrijk waar op iedere hoek, op iedere helling, bordjes met richtingen en tijdsduur staan. Zonder stafkaarten kom je niet ver, en met stafkaarten is het nog maar de vraag of ze kloppen. Op iedere kaart staat een adres van een overheidsinstantie die je verzoekt om eventuele verbeteringen in te zenden. Als beloning krijg je de volgende aangepast druk gratis toegezonden, als je suggesties (jaren later?) nagekeken zijn en blijken te kloppen.
Ditmaal raakte we het spoor na twee kilometer in een steeds nauwer en steiler wordende canyon bijster. Toen we in arrenmoede bijna besloten hadden om terug te gaan, wezen de honden ons snuffelend, kwispelend, soms grommend, en soms een beetje piepend, de weg naar het volgende doorstapje of verborgen hoekje. Uit de canyon kwamen we op een steil rotspad dat we zelf af en toe met handen en voeten moesten beklimmen, terwijl ons canine supertrio lichtvoetig van de ene naar de andere rots sprong.
Op de top van de Cerro genoten ze samen met ons van het uitzicht, waarna ze weer met ons naar beneden sjokten. Vijf uur lang bleven ze bij ons op die bloedhete dag, mooiste dag van de hele reis tot nog toe, dankzij Dave Dee, Dozy en Scarface.
Ze bleken ook nog halve dingo´s te zijn. Dozy en Scarface gingen twee kansloze konijnen achterna, die ze doodbeten, en ons aan kwamen bieden zoals een poes met een muis thuis komt. Scarface ving verschillende muizen die hij als een kat vrolijk springend meters omhoog gooide en weer ving. Toen we zijn konijn beleefd afwezen (´we hebben al gegeten´) haalde hij zijn gespierde schouders op, en begroef hij zijn verse Flappie in de vochtige grond aan de rand van het pad naast de canyon. Ik weet zeker dat hij terug weet te vinden als hij de komende week honger krijgt.
Er zat in die twee iets van Rodesian Ridgebacks, maar ook iets van een Greyhound, beetje lange poten, lange slanke bekken vol tanden. De manier waarop ze die konijnen pakten verraadde ook het nodige jachtinstinct bij hun voorouders; misschien een kwart verwilderde Greyhounds, die overal ter wereld voor konijnen en hazenjacht gebruikt worden.
Op de terugweg bewees Scarface onze vermoedens over zijn carriere als prijsvechter. Het tot monument verklaarde Hotel Eden (Einstein heeft er ooit gelogeerd) werd bewaakt door een vervaarlijk uitziend stel zwarte honden. Op de heenweg had dat al tot een oorverdovende confrontatie geleid tussen ons drietal en dat goed doorvoede kwartet, blaffend en bijtend door het gaas. Op de terugweg bleek tot onze schrik de poort open te staan en kwamen de vier waakhonden naar buiten gestormd.
Dave Dee en Dozy deinsden een beetje terug, maar Scarface week geen millimeter. Zette zijn nekharen niet eens op, trok zijn oren een beetje in, verzette geen poot, ontblootte zijn hoektanden, en kneep zijn bruin-gele dingo-ogen half dicht. Drie van de vier zwarten krabbelden terug, de leider blafte en gromde nog een keer, schatte de waarde van zijn angstaanjagende opponent in, rook het konijnenbloed, en koos eieren voor zijn geld.
Terug in La Falda kochten we bij de eerste de beste kruidenier een pond Italiaanse worst en twee stokbroden. Terwijl hij de broden inpakte, gaf hij ons zijn mening over Maxima; mooie meid, destijds door Pa Zorrequieta naar New York gestuurd met de opdracht om daar een lid van een Koninklijk Huis, maakt niet uit welk, aan de haak te slaan; ´dat weet iedereen hier…´.
Toen Dave Dee, Dozy en Scarface de Mortadella en het brood soldaat gemaakt hadden, vielen ze in slaap op dezelfde hoek waar we ze zes uur eerder voor het eerst gezien hadden. Daar lagen ze s´avonds om acht uur in het donker nog steeds, total loss van de klim en de afaling, met hun poten trillend van het dromen, van die prachtige dag waarop ze twee domme en onverstaanbare mensen uit de brand geholpen hadden.