Norberto – ‘Pappo’ – Napolitano
Waar het aan ligt weet ik niet precies, maar het internetcafé raakt in Nederland niet ingeburgerd. Er zijn er enkele tientallen in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam, maar in steden van een iets kleinere schaal zijn ze nauwelijks te vinden. Het zal iets met de internetdichtheid te maken hebben in dit landje dat in de top-tien van de meeste internetaansluitingen per bevolking staat. Voor wat die cijfers, zoals altijd als om het internetgetallen gaat, waard zijn. Een snelle check – op internet – leert dat Nielsen Netratings Nederland qua dichtheid wereldwijd op de derde plaats zet, maar dat we in andere onderzoeksresultaten negende staan.
Hoe dan ook, we zitten goed in de computers hier en waarom zou iemand die thuis een breedbandverbinding en een expresso-appraat heeft, een internetcafe op gaan zoeken?
Ik kan twee redenen verzinnen. De eerste is de anonimiteit. In een internetcafe is die redelijk gewaarborgd en kunnen er activiteiten ontplooid worden die het daglicht niet kunnen verdragen. Waarbij het overigens niet verstandig is om een dreigbrief naar koningin of president te sturen en de volgende dag hetzelfde internetcafé weer op te zoeken.
De andere reden is er een die me afgelopen drie maanden naar enkele tientallen internetcafes geloodst heeft: toerisme en de noodzaak om af en toe met het thuisfront te communiceren. Ik zal u niet vermoeien met reisverhalen – daar is mijn weblog voor -, maar een rondrit langs internetcafes in Argentinië, Chili en Uruguay is een interessante culturele tour op zich. In die landen, net als in de rest van het Latijns-Amerikaanse continent, zijn meer internetcafes dan tulpen in Nederland, zelfs als De Keukenhof in bloei staat. In ieder gat, in iedere stad, is er minstens een per straat.
Die drie landen hebben nog een overeenkomst, waar de digitale etablissementen hun voordeel mee doen: de nationale telefoonboeren hebben er een eeuw lang een potje van gemaakt. Wie in Buenos Aires de hoorn van een ouderwetse telefoon aan zijn oor zet, hoort ongevraagd een paar gesprekken door elkaar en als hij tussen dat koeterwaals door een nummer probeert te draaien, is het altijd de vraag wie er opneemt en waar. De Argentijnse PTT heeft die wanprestatie tot het eind van het vorige millennium straffeloos vol kunnen houden vanwege de machtspositie; er was niks anders.
Inmiddels is er mobiele telefonie, het monopolie daarop hebben ze godzijdank misgelopen en is er internet, en ook die boot hebben ze gelukkig gemist. Vandaar de ongeremde groei en bloei van de ‘Locutorios’, waar men voor een paar peso – je krijgt er vier voor een euro – naar hartelust kan bellen en internetten. Men belt er tegen betaling mobiel – met het toestel om voor de hand liggende redenen aan een staalkabeltje – of met een vast toestel via een pc aan een mobiel netwerk gekoppeld, via een tweedehands ISDN-centrale of via datalijnen die niet meer via het staatsnetwerk hoeven te lopen. Of men belt er via het internet VOIP protocol, of zit er gewoon te internetten.
Mooi voor die mensen, denk je, als je de eerste keer zo’n etablissement ziet waar een machine of tachtig bezet is. Bredere blik op de wereld en zo, goed voor de ontwikkeling van de jeugd. Tot je ziet waar ze allemaal mee bezig zijn en je jezelf afvraagt of het eigenlijk wel zo’n verrijking is.
Het beeld is vrijwel altijd hetzelfde: de minderheid van toeristen zit via Gmail, Hotmail, Yahoo of de webmail van vaderlandse providers e-mail te lezen of te tikken, de rest zit te chatten (I Love You, I Love You, I Love You!), of zich ongans te schieten in bloederige netwerkspellen. Jong en oud, maakt niet uit, het is chatten (al dan niet met webcam en microfoon) of spelletjes. Sommige exploitanten bieden private cabins aan, waarin de monitor door schotjes voor andere bezoekers wordt afgeschermd: privacy voor virtuele peepshows.
In tijden van breaking news verandert het beeld op de monitors. Dan blijkt ook in Zuid-Amerika dat internet niet meer weg te denken is als de verspreider van het belangrijkste nieuws. De paus is in die contreien erg belangrijk, dus ging het zolang de kerkvorst er niet meer zo florissant bij lag, op de Spaanstalige nieuwssites voornamelijk over Papa. Het noodlot besliste dat terwijl Papa in Rome op zijn stervensbed lag, Pappo op de pampa’s verongelukte. Pappo (op bijgaande foto) was bluesgitarist Norberto Napolitano, door niemand minder dan de BB King zelf benoemd tot de BB King van Latijns-Amerika. Zijn stijlvolle verscheiden – straalbezopen van zijn Harley Davidson gestuiterd, door Hells Angels die treurende fans op hun kop timmerden naar zijn graf gesjouwd – leverde mooie pagina’s op. Zowel in de kranten als op de websites, waar de koppen ‘Papa ligt op sterven’, en ‘Pappo gestorven’ in zo groot mogelijke letters om voorrang vochten.
In de virtuele lokaliteiten is de techniek meestal keurig verzorgd, en de banda alta is bijna altijd een goed functionerende breedbandverbinding. De gangbare prijs is anderhalf tot twee peso (50 eurocent) per uur, voor een peso of wat mag je er een blanco cd branden met foto’s vanaf je flashcard of digitale camera, en alles werkt. Soms loopt het voor geen meter en kan er helemaal niks, maar als je daarom niet wilt betalen, kijkt er niemand kwaad en krijg je een lachend hasta lluego nageroepen.
Een minderheid draait Windows XP en zal dus op een of andere manier de productregistratie van Microsoft afgewerkt moeten hebben. De meesten doen het echter met Windows 2000 of 98 en ik weet bijna zeker dat daar nooit een cent voor betaald is. Zodat deze sector zijn voordeel doet met de Argentijnse bureaucratie, die met het voorvoegsel Kafkaiaans nog te eufemistisch benoemd is: het zal nog even duren voordat er een software-organisatie met bevoegdheden is opgericht.
Intussen, zoals er in Salta eentje adverteerde: Happy surfing, banda alta.