Mijn mobieltje trilt – woensdagmiddag 25 mei, net na 15:00 uur – en ik neem op.
‘Dag, u spreek met mevrouw ….. namens de gemeente Breda. Klopt het dat U een parkeervergunning heeft?’
‘Ja, dat klopt, mevrouw, ik heb er zelfs twee.’
‘Mooi zo, we zijn de tevredenheid van klanten aan het peilen. Heeft U het afgelopen jaar het parkeerbedrijf gebeld?’
‘Nee, dat heb ik niet, maar nu u het toch vraagt, ik ben niet zo tevreden over het parkeerbedrijf.’
‘Ja, maar heeft U gebeld?’
‘Nee, ik heb niet gebeld, maar ik heb een jaar geleden een bezwaarschrift gestuurd over een bekeuring die ik destijds naar mijn mening onterecht ontvangen heb. Ik zit nog steeds op antwoord te wachten.’
‘Maar U heeft niet gebeld?’
‘Nee, ik heb niet gebeld, zoals ik al zei, ik heb een bezwaarschrift gestuurd.’
‘Jammer, dan kan ik niets voor u doen’.
‘Dat vergroot mijn tevredenheid niet, het minste wat u zou kunnen doen, is een aantekening maken van dit gesprek en dat ergens bij u in de buurt deponeren’.
Op stijgende toon: ‘Meneer, dat is niet mijn opdracht, ik moet alleen maar peilen of u tevreden bent als u gebeld heeft, en U heeft niet gebeld. Als u niet tevreden bent terwijl u niet gebeld heeft, moet u zelf maar even bellen, daar ben ik niet voor’.
Mevrouw heette niet eens Kafka.