Het is oktober, voor honkballers league pennants en world series. Tegenwoordig allemaal gemakkelijk te volgen, dankzij internet of schotel. Ook de Nederlandse televisie besteedt er aardig wat aandacht aan, zoals het voor Nederland met een vierde plaats zeer geslaagde wereldkampioenschap in eigen land. Dat was vroeger anders. Begin jaren zeventig bestond honkbal op Nederland een en twee niet. Toen arriveerden de world series in de honkbalkantines hier in november op 8 mm kleurenfilm, door de liefhebbers ademloos bekeken.
In ‘Play Ball, honkbalverhalen uit de dug out van Nederland’ vertelt Han Urbanus hoe hij al in de jaren vijftig in honderden volle zaaltjes en kantines in heel Nederland een demonstratiefilm over het profhonkbal in Amerika versleet tijdens zijn spreekbeurten. Het hoofdstuk over de Urbanus-dynastie (Han, diens broer Charles sr. en Charles jr., zoon van Han), geschreven door Loet van Schellebeek, is alleen het kopen van het boek waard.
Play Ball is uitgebracht onder redactie van Theo Reitsma, gevuld door Andre Bisschop, Koen Greven, Kees Kooman, Franks Snoeks, Van Schellebeek en Reitsma.
Prachtig essay van Kees Kooman over Antillianen en Arubanen (hier hetzelfde, daar een heel verschil) in het Nederlandse honkbal: ‘Machinisten wachten niet speciaal op Antillianen’. Zal veel honkballers bekend voorkomen. Secretariaten draaiden destijds met de stencilmachine twee versies van het weekbericht. De Antilliaanse spelers kregen er een waarin de vertrektijden een half uur vervroegd waren. Dat hielp, meestal. Als het niet hielp, dan wachtte de bus toch wel, want missen kon je de snelheid en slagkracht van die immer opgewekte rijksgenoten niet.
Als het regende, vertrok de bus op tijd. Dan kwamen ze toch niet. Hudson John, met Simon Arrindel en Hamilton Richardson een van de eerste Antilliaanse iconen in het vaderlandse honkbal: ‘als ze hier aankwamen moest ik ze uitleggen dat machinisten niet op Antillianen wachten’.
Play Ball, honkbalverhalen uit de dug out van Nederland. Onder redactie van Theo Reitsma. Tirion Uitgevers, ISBN 9043907537, prijs € 16,95.
Dat was het stukkie voor de krant, en daar moest ik het qua lengte en ego bij houden. Lees verder voor meer.
Bij zo’n boekbespreking is het niet zo relevant dat je er zelf ook iets mee te maken gehad hebt. Hier kan dat wel; die drie seizoenen in Amsterdam (OVVO en Amstel Tijgers) waren qua niveau en plezier het hoogtepunt van mijn honkballeven. Kan zelf ook nog wel een boek schrijven over honkbal in Nederland, realiseer ik me.
Toen ik in mezelf december 1975 bij OVVO als pitcher meldde voor de eerste wintertraining in een zaal ergens in Diemen was het eerste wat ze deden mijn zachte g imiteren, en omdat Brabants en Belgisch in Mokum een pot nat is, heette ik daarna ‘onze Belg’. In het voorjaar maakte ik op het veld aan de Kruislaan in Diemen, pal achter het oude Ajax stadion, kennis met oom Han (Urbanus, de vader van Charly jr., toen nog met lang haar) en ome Charles (sr., broer van Han, oom van Charles). Han had Abraham toen al gezien, maar als-ie 15 ballen uit de werpmachine kreeg, sloeg hij er veertien uit.
Oom Charles rookte als een ketter, hetgeen van pas kwam bij het verbeteren van mijn follow trough. Anderhalve meter voor de werpplaat legde hij een peuk waar mijn linkervoet moest landen en rechts tekende hij een cirkeltje: dat was de asbak. Ik moest voluit gooien, in een vloeiende beweging de peuk oprapen en in de asbak deponeren.
Niet eenmaal, maar honderd maal, net zolang tot ome Charles tevreden was. Als de peuk versleten was, werd er een verse neergelegd. Heeft het geholpen? Nou en of! Ruim dertig jaar na dato ben ik soms verbaasd als ik het tijdens ingooien in de veteranencompetitie zonder nadenken de grond raak met mijn werphand. En probeer ik jonge snotapen met rubberen armen uit te leggen dat ze nu wel aardig kunnen gooien terwijl ze rechtop blijven, maar dat controle en speed niet verbeteren, en dat je rug binnen een paar jaar naar de donder is vertrokken.
Antillianen anekdotes heb ik ook, volop onvergetelijke herinneringen aan die vrijwel altijd zo vrolijke vrienden. Die ene, die zo ongeveer recht vanaf Schiphol werd opgehaald voor zijn eerste wedstrijd in Nederland, met Jeka, ergens in Noord Holland. Tijdens het ingooien vloog er een bal over een drie meter brede, volledig met kroes bedekte Hollandse sloot. Onze nieuwe aanwinst dacht dat het gras was, stapte er op, en ging tot zijn stomme verbazing kopje onder; nog nooit kroes gezien. Het enige wat eraan mankeerde was dat er geen kikker uit zijn mond stak toen hij weer boven water kwam.
De onvergetelijke line drive homerun van Henk Boeren, tijdens een toernooi in het voorseizoen, in Bussum. We speelden met het net opgerichte Amstel Tijgers op het tweede honkbalveld van HCAW, en op het aanpalende veld was een softbaltoernooi annex picknick van Antiliaanse families bezig. Een paar mama’s waren in stijl verkleed; met grote versierde hoeden. Eentje had haar hoed opgetuigd met plastic fruit, en de bananen en sinaasappels vlogen alle kanten uit toen de line drive van Boeren er dwars doorheen ging, om haar kruin net te missen. De ene helft van alles wat Antilliaans was stond elkaar te high fiven, alle andere Ryans en Reggies, Edsels en Yacintos, Johnnies en Elvissen lagen te hikken op de grond of stonden in de broek te pissen van het lachen; Yo, man!
Iedere keer als ik in Amerika ben is een van de eerste gangen naar Borders of Barnes and Noble, mega-boekenzaken. Met een sectie baseball, alleen al zo groot een flinke boekenzaak. Wat een fantastisch materiaal heb je daar, en omdat iedere boekenzaak in Amerika als een bibliotheek is ingericht, compleet met een bar met perfecte espresso, latte en cappuccino, kan ik daar uren doorbrengen.
Zelf bezit ik niet zoveel honkbal literatuur, maar wel een paar aardige dingen, ook op ander sportgebied. Waaronder ‘The Sportswit Hall of Fame’, waarover ik vorig jaar mei een van mijn laatste sportcolumns schreef.
Met een fantastische anecdote over Dizzy Dean en ‘The Queen of The Netherlands’. Er staat niet bij om welke koningin het gaat, en een jaartal ontbreekt. Geen nood; Dizzy Dean, als pitcher net zo gek als goed, die na zijn carrière als radioverslaggever qua populariteit een soort Theo Koomen werd, stopte met spelen in 1941. Dat gegeven deducerend kunnen we concluderen dat de familie Van Oranje, tijdens de Tweede Wereldoorlog verblijvend in Canada, waarschijnlijk van daaruit een honkbalwedstrijd in Saint Louis heeft bezocht.
Dean, die enige commotie op de tribunes ontwaarde, vertelde zijn luisteraars dat het opstootje kennelijk iets te maken had met een dikke vrouw. Een bobo die beter wist, rukte de microfoon uit zijn handen en fluisterde hem toe dat het om de koningin der Nederlanden ging. Waarop Dean, nooit op zijn mondje gevallen, een leven lang ruzie met bobo’s, de microfoon weer veroverde, het hele stadion, gans het land live en luidkeels liet weten dat het raadsel opgelost was: ‘The fat lady, ladies and gentlemen, is the Queen of Holland.’
Yo!