Had ik vroeger vaker gewed, ik had veel papier moeten vreten. Rick Morrissey van de Chicago Tribune at gisteren voor de televisie zijn column op, mét salsa, om de smaak van de drukinkt te verzachten. Achter hem een juichende Joakim Noah, over wie Morrissey twee jaar geleden geschreven had dat-ie nooit door zou breken bij de Chicago Bulls.
“Als hij dat wel doet”, eindigde de columnist, “dan vreet ik mijn column op.” Het deed me denken aan een van de keren dat ik een sportcolumn beëindigde met een weddenschap: dat Co Adriaanse de winterstop niet zou halen als trainer van Willem II.
In 1997 knikkerde hij, na het tekenen van zijn contract, koffiejuffrouw Willeke Peijen het spelershome uit. Daarna werden alle spelers gemaand hun auto’s netjes te parkeren en werd Co in de wandelgangen fluisterend de ‘Tiran van Tilburg’ genoemd.
Het kan verkeren; met kerst was Willem II nét geen koploper. Om het seizoen op de vijfde plaats te eindigen, met ‘Co Kerstboom’ tot en met het eerste seizoen van de 21ste eeuw aan het roer.
Kostte me een paar kratten bier.
Basketballer Joakim Noah stond te schateren terwijl Morrissey zijn column naar binnen propte. Dat gespring, de lach, het oogverblindende gebit, de kop vol krullen, deed me aan iemand denken.
Het zal toch niet?
Verroest: Joakim is een zoon van Yannick Noah, de fantastische tennisser die in 1983 Roland Garros won. Ma is Cecilia Rhode, voormalig miss Zweden, met erg lange benen.
Had Morrissey geweten dat het om zulke gezegende genen ging, dan had-ie nooit gewed.