Krijnen.Com Krijnen.Com

The Elbow

Orthopedisch chirurg Denise Eygendaal, werkzaam in het Amphia Ziekenhuis in Breda, geldt in Nederland als dé specialist op het gebied van de elleboog. Patiënten uit het hele land komen naar haar spreekuur. Een bijzondere groep patiënten vormen de topsporters, uit allerlei disciplines: tennis, honk- en softbal, volleybal, handbal, golf, atletiek, judo en wielrennen. Ze weten haar te vinden.
Het zijn in toenemende mate topsporters die de praktijk van Denise Eygendaal platlopen. En juist zij blijken niet altijd de gemakkelijkste patiënten van de orthopedisch chirurg die spreekuur houdt en opereert in het Amphia Ziekenhuis in Breda. “Niet vanwege hun karakter hoor, daar is over het algemeen niets mis mee. Topsporters zoeken vaak de grens op als het gaat om de voorgeschreven periode van rust. Ze kunnen niet wachten om weer aan de slag te gaan. Een goede eigenschap, maar dat wil weleens botsen met het voltooien van het genezingsproces.”
Dokter Eygendaal specialiseerde zich na het behalen van haar registratie als orthopedisch chirurg in eerste instantie in het gebied van schouder tot pols, maar staat inmiddels te boek als dé specialist van de elleboog in Nederland.
Voortvloeiende uit goede contacten bij de Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond en de Koninklijke Nederlandse Baseball en Softball Bond lopen toptennissers en honkballers uit de hoofdklasse en nationale selectie haar praktijk plat.
Daar blijft het niet bij; overal waar hard met een bal of een ander voorwerp gegooid of geslagen wordt, of waar hard gevallen wordt, raken ellebogen beschadigd. Dus heeft ze ook volleyballers, handballers, speerwerpers, wielrenners, judoka’s en golfers als klant.
Verschillende disciplines, waarin de beoefenaren met vervelende blessures dan wel flinke mankementen aan de elleboog te maken kunnen krijgen. Variërend van geïrriteerd bindweefsel tot afgescheurde pezen of banden. Soms gaat het vanzelf over, soms moet er een dokter naar kijken, soms moet er gesneden worden.
Nu Denise Eygendaal naam heeft gemaakt als elleboogspecialist, ontvangt ze tegen de vijfhonderd brieven per jaar van collega’s uit het hele land. Of ze haar licht eens wil laten schijnen over een moeilijke elleboog en een diagnose wil stellen. Een traject dat steeds vaker tot een operatie leidt die door haar uitgevoerd wordt in het Amphia Ziekenhuis.
Het betreft niet alleen sportgerelateerde aandoeningen, maar ook afwijkingen van de elleboog na een ongeval of slijtage van de elleboog.
Waarom heeft ze zich in de orthopedie gespecialiseerd? “Dat kwam min of meer vanzelf”, zegt ze in haar knusse werkkamer in het Amphia, locatie Molengracht. Met het zicht op een zijkamertje dat van de vloer tot het plafond is volgepropt met medische en wetenschappelijke literatuur. “Orthopedie heeft wel iets van knutselen en repareren. En dat heb ik altijd graag gedaan, knutselen en timmeren. Ik hang thuis de schilderijen op en weet bijvoorbeeld niets van koken.”
Zelf heeft ze op hoog niveau badminton gespeeld. Tegenwoordig hanteert ze een tennisracket, op een wat lager niveau. Ze is daarmee derhalve ook nog eens ervaringsdeskundige als het om bovenarm en elleboog gaat.
Na haar studie geneeskunde in Leiden, Rotterdam en Denemarken, en een stage aan de prestigieuze universiteit van Harvard (VS), aarzelde ze tussen een specialisatie als sportarts of orthopedisch chirurg.
Uiteindelijk werd ze orthopedisch chirurg en promoveerde in 2000 aan de universiteit van Leiden op een proefschrift over de instabiliteit van het ellebooggewricht. Daarna werkte ze vijf jaar in de Sint Maartenskliniek in Nijmegen als bovenste extremiteitchirurg (schouder, elleboog, pols, hand).
Nu houdt ze iedere dinsdag in Breda een spreekuur voor aandoeningen aan de elleboog, waarvoor de patiënten uit heel Nederland komen. Verder is ze druk met wetenschappelijk onderzoek naar elleboogprotheses, kijkoperatietechnieken en botbreuken rond de elleboog. Je vraagt je af of nog wat vrije tijd resteert, want verder is ze gedelegeerde van de Europese vereniging voor schouder- en elleboogchirurgie, topsportconsulent voor de tennisbond, judobond, voor het wielrennen en de atletiek.
Bijna verontschuldigend: “Oh ja, ik geef ook nationaal en internationaal onderwijs over de elleboog en organiseer per jaar tien tot vijftien lezingen en cursussen over elleboogchirurgie.”
Bijna zouden we het boek vergeten dat ze deze maand heeft uitgegeven. Het is een in het Engels geschreven medisch werk, samengesteld uit de bijdragen van zesentwintig (inter)nationale elleboog-specialisten. De titel ligt voor de hand: The Elbow.
Het boek is een samenvatting van alle medische literatuur over de elleboog van de afgelopen tien jaar. Het kan ook dienen als naslagwerk, waarin relevante gegevens snel opgezocht kunnen worden. Volgens Eygendaal is de inhoud ‘laagdrempelig’. Het is de bedoeling dat orthopedisch chirurgen, sportartsen, geïnteresseerde huisartsen en fysiotherapeuten het boek gaan lezen.
De elleboogspecialist is blij met de belangstelling, maar ‘niet alle ellebogen zijn te genezen’. “Wat goed kapot is, kan niet altijd hersteld worden.” Lachend: “Ik ben geen Jomanda.”
Hoewel voor dat soort types zelfs bij topsporters een markt blijkt te zijn. Heeft dokter Eygendaal gelezen over Robin van Persie? Die op zijn flink beschadigde enkel naar een genezeres op de Balkan hinkte om het gewricht met placentavocht te laten masseren? “Nou ja, zeg. Dat is toch niet te geloven!”
Eygendaal denkt dat ze een gedeelte van haar bekendheid te danken heeft aan het gegeven dat vooral op het gebied van de elleboog de orthopedie het afgelopen decennium flinke stappen voorwaarts gemaakt heeft. Precies in de periode dat zij er studerend en zichzelf ontwikkelend haar hele hebben en houden in gooide. “De heup en de knie waren al verder uit geëvolueerd. Daar viel qua technieken en behandelingsmethoden niet zo veel winst meer te halen als bij de elleboog.”
Nadelen heeft de erkenning van haar specialisme ook: haar wachtlijst begint te lang te worden. “Nou is een mankerende elleboog niet levensbedreigend, maar er is maar één ding wat we hier in het Amphia Ziekenhuis willen en dat is iedereen zo goed en zo snel mogelijk helpen.”
Het interview wordt onderbroken door een klop op de deur. Het is een andere specialist, met het verzoek of Denise even kan komen kijken naar een moeilijke elleboog. Die gaat uiteraard voor. Ze vliegt weg.
Tien minuten later: “Waar waren we gebleven?”
De wachtlijst. Beslist: “Dat lossen we op. We zitten hier met een prachtige maatschap. Die bestaat uit dertien orthopedisch chirurgen met elk een eigen aandachtsgebied. Zoals ik bezig ben met ellebogen, zijn er hier collegae die alles weten van knieën, heupen, voeten, schouders, handen en rug. En we hebben ook nog drie jonge vrouwelijke specialisten van de bovenarm. Ik zie mezelf niet meer vertrekken uit Breda, we gaan hier de komende jaren mooie dingen doen.”
Terwijl ze in Amerika, het walhalla voor honkballers, rijk en beroemd zou kunnen worden als reparateur van peperdure ellebogen.
“Dat zou nog heel lastig zijn”, legt ze uit. “Met mijn specialisme zou ik het moeilijk hebben in een algemene of privé- kliniek die alleen maar ellebogen doet. Gespecialiseerde orthopedie kun je niet zomaar in een privé-kliniek uitoefenen.
Daarvoor heb je een grote groep orthopeden nodig die de rest van de aandoeningen van het bewegingsapparaat behandelen. In een kleine groep van orthopeden, zoals in de meeste privé-klinieken, kun je geen gespecialiseerde zorg leveren. Er werken meestal generalisten, die een beetje verstand hebben van veel aandoeningen. Je bent altijd aangewezen op andere specialisten, en die hebben we hier altijd in de buurt. Nee hoor, ik blijf hier, ik heb het hier veel te goed naar mijn zin.”
Op de cover van het boek prijkt een honkballer, op de elleboog ingezoomd. Weet ze wie het is? “Dat weet ik helaas niet. De uitgever heeft die afbeelding ergens besteld, maar ik weet niet wie het is.”
De linkshandige pitcher op de foto is Barry Zito van de San Francisco Giants. Een vrolijke snaak met een van de beste curve-ballen van de Major League. Met een hoek waar zelfs de beste slagmensen af en toe als beginners naar staan te hengelen. Zito was in het bezit van een zeldzaam gezegende elleboog; tien jaar professional en nog nooit geblesseerd.
Tot hij twee maanden geleden keihard geraakt werd door een geslagen bal.
Precies op zijn kostbare elleboog…

Een complex en bijzonder gewricht

De articulartio cubiti is een bijzonder gewricht: de elleboog verbindt één bot, in casu het bot in de bovenarm (de humerus), met twee botten in de onderarm: het spaakbeen (de radius) en de ellepijp (de ulna).
Het ellebooggewricht heeft een complexe functie: het zorgt niet alleen dat de onderarm haaks kan buigen ten opzichte van de bovenarm, maar ook voor het roteren van de onderarm. Het spaakbeen draait daarbij om de ellepijp.
Die eigenschappen spelen een belangrijke rol bij alle bovenhandse sporten. De smash van een aanvaller bij volleybal, de worp van een honkbalpitcher, een handballer of een speerwerper, de service van een tennisser, badmintonner of squasher, het zijn bewegingen met meer overeenkomsten dan verschillen. Eén ding hebben ze gemeen: de elleboog krijgt het zwaar voor zijn kiezen.
Ook beroepen waarin veel getild wordt, hebben overbelaste ellebogen tot gevolg. Maar vooral de toppers in de genoemde sporten zoeken altijd de grens van de elleboog op. De tennisarm is een bekend gevolg, waarbij irritatie en pijn aan de buitenkant van de onderarm optreden. Bij pitchers en speerwerpers zijn het vaak de pezen en het bindweefsel aan de binnenkant van de werparm die overbelast raken.
De stevigheid van de elleboog wordt geregeld door banden van bindweefsel aan de binnenkant en de buitenkant van het gewricht. De elleboog is een van de gewrichten die kan worden aangedaan door reumatoïde artritis. Als dat in ernstige mate is opgetreden, kan het gewricht vervangen worden door een prothese. Dat kan ook na een ernstig ongeval, met breuken die niet meer genezen.
In de Verenigde Staten, waar ieder jongetje al op de kleuterschool met een honkbal leert gooien, is een complete medische industrie rondom het voorkomen en genezen van blessures aan de elleboog ontstaan. Met verschillende scholen en stromingen die elkaar soms bestrijden alsof het om religie gaat.
Niet alleen wat betreft de ideale werpbeweging, die de minste kans op blessures op zou leveren, maar ook aangaande het maximale aantal worpen dat per dag geoefend mag worden.
Sommige ouders zijn in staat om een advocaat of een huurmoordenaar op een trainer af te sturen als die hun jeugdige zoon een curve-bal laat gooien, waarbij de elleboog extra belast wordt. Andere coaches beweren dat dat absoluut geen kwaad kan, zolang er maar niet te hard gegegooid wordt.
Speerwerpers en tennissers: idem dito. Een speer in de groei is bij de ene trainer taboe, volgens sommige tennistrainers slaat een jonge tennisser beter geen topspin.
Al die verschillende opvattingen worden ingegeven door dezelfde wetenschap: voorzichtig met de elleboog, want als je daar wat aan krijgt, kan het lang duren. Voorbeelden te over van veelbelovende honkbal- en tenniscarrières die in de kiem gesmoord zijn door een haperende of helemaal falende elleboog.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.