Twee avonden heb ik afgelopen week vanuit een soort beroepsdeformatie van het eerste naar het tweede naar het derde voetbalprogramma zitten zappen.
Ieder zijn hobby, maar ik heb alweer helemaal genoeg van dat oeverloze geouwehoer. Wedstrijden wil ik nog wel zien, maar voor dat gemauw pas ik. Mijn pratende collega’s – die irritante zeurpiet Maalderink voorop – zijn erg, de spelers de overtreffende trap van onecht en gemaakt.
Als er een aan het woord komt, krijg ik jeuk, kromme tenen en een ziekmakende heimwee naar Berry van Aerle. Waren ze, net als Berry, allemaal maar honderd procent zichzelf, in plaats van marionetten op schoot bij die buiksprekende mediatrainers van de KNVB.
Ik hou voor altijd en eeuwig van Berry. Om die ene uitspraak, pardoes van onder zijn snor in de microfoon gebeten, na de zoveelste draak van een kwalificatieduel: ‘Het was kut.’
Ik krijg er acuut nog veel meer heimwee van. Heimwee naar voetballers die gewoon zeiden wat ze dachten in plaats van op iedere vraag zorgvuldig de rituelen af te werken die erin gehamerd zijn op mediatrainingen. Fronsend, want het is wel erg moeilijk.
Hoe moest dat ook alweer? O ja: diep ademhalen, langzaam tot tien tellen, bedachtzaam naar boven kijken, de ogen langzaam richting interviewer, nog een keer ademhalen. Daarna rustig beginnen te praten, maar vooral niet veel zeggen. Twee goede antwoorden op iedere moeilijke vraag: ‘Dat zijn jouw woorden’ of ‘Dat zou ik zo niet willen zeggen’. Als die Maalderink of een van die andere kloothommels door blijven zeuren vooral niet kwaad worden. Nooit kwaad worden! Blijven glimlachen! Ook al proberen ze het bloed onder je nagels vandaan te halen, gewoon blijven glimlachen, en weer terug naar die twee goede antwoorden. Nou nog een keer.
Gaap. Ik weet nog wel een goede mediatrainer voor de KNVB.
Waar is Berry?