Een stap over de drempel brengt je pardoes een jaar of veertig terug in de tijd. In een café zoals er in de jaren zestig en zeventig zo veel waren, maar die jammer genoeg bijna allemaal verdwenen zijn. Vernageld door de moderniseringsdrift van nieuwe kroegbazen, gedwongen door brandweer- of brouwerij, overgeschilderd in de waan van de dag.
Hier niet. Een krakende houten vloer, een piepend podium. De boel donkerbruin doorrookt, de muren en de plafonds behangen en betimmerd met allerhande antiquiteiten. Spreuken, foto’s van overleden klanten, platenhoezen en affiches. Minstens duizend cd’s in een hoek achter de toog, aan het plafond een paar honderd klompen, instrumenten en gereedschappen.
Asbakken op de bar, asbakken op de tafeltjes, blikken blazoenen in een strijd die hier tot tot het bittere einde gevoerd zal gaan worden.
De kroegbaas kijkt ons vorsend aan. Jac is De Klomp, Café De Klomp, dat is Jac. Zonder De Klomp geen Jac, zonder Jac geen Klomp.
“Het is gewoon zoals het is,” zegt Jac in zijn 31e jaar als kroegbaas van De Klomp. Zonder een spoor van ironie, trots of zelfingenomenheid: “daar kan ik verder niks aan veranderen. Ik doe wat ik doe, ik volg mijn pad, maar intussen ga ik mijn eigen gang. Dit is een café waar je niks aan moet veranderen. Je ziet wat je krijgt, het is zoals het is.”
Jas is honderd procent zichzelf. Je krijgt wat je ziet; Jac is de ziel van De Klomp. Waar altijd wel wat te doen is, en als Jac het niet regelt, dan doen de klanten het wel. In De Klomp kan alles en is niks te gek. Klanten zonder koudwatervrees doen ieder jaar de nieuwjaarsduik, in een kuip ijswater op de stoep.
Je kan het niet verzinnen, of in De Klomp hebben ze het al een keer gedaan. Quizzen, of een café vol friet, motortoertochten, wereldrecord flipperen, wie de grootste askegel op zijn sigaar kan bouwen. Verzamelpunt van de voetbal. Jac ging met de elftallen van De Klomp mee mee om kantinebeheerders na afloop tot wanhoop te drijven: ‘voor dertig euro friet, en doe d’r maar dertig frikandellen en 20 kroketten bij.’
Zelf werd het hem één keer te veel. “Had iemand gevraagd of hij bij mij met de geitenfokvereniging mocht vergaderen. Stopte er een vrachtwagen op de stoep en dreven ze veertig blatende geiten naar binnen die de hele boel onderscheten. Die zijn maar een keer geweest.”
Jac ziet er uit zoals hij is: een oude hippie, die zijn ideeën nooit verloochend of verkwanseld heeft. Bloedbroeder van een een andere levende relikwie uit de sixties die ook geen steek veranderd is: Armand. De Eindhovense protestzanger die dicht en zingt zoals Jac praat: recht voor zijn raap, en verder geen gelul.
Als Jac zijn schouderlange manen ook in de henna zou zetten, zouden ze een tweeling kunnen zijn. Armand treedt om het jaar minstens een keer op in De Klomp en wie dan niet op tijd een kaartje gekocht heeft, kan er niet meer bij.
Sinds een jaar of tien is Jac verknocht aan India. Hij is er een aantal keren geweest in het kader van het hulpprogramma van Café De Klomp voor de Holy World Foundation.
Bescheiden: “Dat is een project in dat een aantal vaste klanten zich toegeëigend heeft. Ze organiseren iedere jaar iets anders om geld bij elkaar te brengen voor de bouw van scholen en een ziekenhuis en de oprichting van een ziekenfonds in Nadaha in Madhya Pradesh.”
Trots: “We hebben er een prijs mee gewonnen voor het beste hulpprogramma. Dat is toch prachtig, dat zo’n cafetje zo’n prijs wint. Als je ziet hoe die mensen daar moeten leven. Dan begrijp je toch niet waar iedereen zich hier druk om maakt.”
Waar hij zich wel druk om maakt: het rookverbod, dat, zoals het er naar uitziet, wel eens voor alle cafés zou kunnen gaan gelden. “Ik rook zelf niet, maar als hier niet meer gerookt mag gaat De Klomp naar de kloten.”
Met een armzwaai door het kleine café: ik heb nou eenmaal geen plaats voor een rookruimte, want dan had ik die al lang aangelegd.”
Tussen de parafernalia aan het plafond hangen twee uit de kluiten gewassen afzuigers met fijnstoffilters. “Die houden het goed schoon hier, niemand heeft er last van. Niemand hoeft hier te komen. Iedereen die komt weet dat er gerookt wordt, niemand klaagt, iedereen is tevreden.”
Verbeten: “en dat willen ze als het allemaal door gaat godbetert een café bij overtreding twee weken sluiten. Nou, dat zullen we nog wel eens zien. Dan zal de ME er aan te pas moeten komen om mij eruit te krijgen. Ik ga me toch niet kapot laten maken door zo’n stelletje autoritaire regenten.”
Mocht het zo ver komen dan zal Armand ook weer pal voor de deur staan, net als bij een protestavonden tegen de anti-rook lobby nin De Klomp. Om zijn makker bij te staan in de eeuwige strijd tegen staat en overheidsbemoeienis.
Om samen in koor te zingen: ‘Tevreden rokers zijn geen onruststokers.’