Met de Grote Kerk een van de twee door alle Bredanaars gekoesterde iconen van de Parel van het Zuiden: De Koepel. Op de hoek van de Nassaustraat en de Nassausingel, aan de overkant destijds het Sint Ignatiusziekenhuis. ‘De Luie Hoek’, in de Bredase volksmond; ‘want aan de ene kant liggen ze en aan de andere kant zitten ze.’
Als jongetje hoorde ik ter plekke met gloeiende oortjes van mijn vader hoe tijdens kerst 1952 zeven oorlogsmisdadigers ontsnapten. In januari ’89 was er een hoop kabaal toen Aus der Fünten en Fischer vrijgelaten werden.
In de jaren zestig heb ik er een jaar tegenover op de Rijks HBS gezeten.
Twee decennia later woonde ik er recht tegenover, boven het kaaspakhuis van kaasboer Hennekam aan de Kloosterlaan. Aan de achterkant van de Koepel, waar later gevallen en gevangen vrouwen werden gehuisvest.
Daar waar Tottie zich naar een onsterfelijke ontsnapping groef met een breinaald en een verfschraper. In de jaren tachtig waren er nog geen mobieltjes.
Maar iedere avond, als de cellen weer bezet werden na het zakjesplakken en knijpers maken, werd er levendig gecommuniceerd.
Door vrije vrouwen en mannen op straat met bajesklanten achter de hoge muur en de kleine halfronde klapraampjes. Via lichtsignalen, claxons, zakdoeken en roeptoeters.
De gesprekken werden afgesloten met een luidkeels ‘Ik hou van jou’, en ‘Ik ook van jou’. Soms klonken er doodsbedreigingen over en weer als men niet tot overeenstemming kwam in hoog oplopende discussies over vrouwen en vriendinnen, Mercedessen, of ander roerend goed.
Straks gaan alle deuren voor de laatste keer open en verlaat iedereen het pand.
Godzijdank is onze Koepel een rijksmonument, anders stonden de slopers elkaar nu te verdringen voor de poort. Maar wat nu?