Regilio Tuur: Op weduwnaarschap op weg naar de wereldtitel.
Jammer dat Regilio Tuur uitgesprongen is bij Sterren Springen, want ik had hem nog wel een keer willen zien. Niet omdat ie er iets van kon, maar omdat ik persoonlijk een paar mooie herinneringen aan Tuur koester. Toen ik tien dagen geleden verkeerd zapte sprong daar ineens Tuur in beeld, en verroest, zo op het oog was hij helemaal niks veranderd.
Zijn uiterlijk niet, zijn oogverblindende gebit niet, zijn vette New Yorkse accent niet en zijn mooie praatjes helemaal niet. Precies dezelfde Tuur waar ik twintig jaar geleden een pracht van een dag mee doorbracht, in de Catskill Mountains, upstate New York.
Met een paar andere tennisjournalisten die Flushing Meadows de eerste zaterdag voor een hele dag vergaten. Geen Nederlander op de baan, ook Sjeng Schalken nog niet, die een week later het juniorentoernooi zou winnen. Bij die finale, op een bijbaan,was ik de enige Nederlandse journalist, omdat me dat potje leuker leek dan de grote finale Agassi – Stich (6-1, 7-6, 7-5), die op hetzelfde moment op het centre court werd afgewerkt.
En natuurlijk ook omdat ik ook voor De Limburger schreef. Sjeng, altijd een verrekte aardige en bescheiden gast, stelde mijn aanwezigheid ook meer op prijs dan Agassi – denk ik 🙂
Hans Maaskant (broer van Bob, neef van Robert) deed de pr voor het wereldtitelgevecht dat Tuur een maand later in Rotterdam af zou moeten werken. In een tijd dat alles kon, in die mooie jaren waarin ik over de veertig Grand Slams versloeg in Londen, Parijs, New York en Melbourne, en daarnaast naar een stuk of zeventig andere toernooien van hot naar her reisde. Hans had een vet budget gekregen om zoveel mogelijk journalisten naar het trainingscomplex bij Woodstock te brengen, en ze daar met Tuur te laten praten. We gingen er heen in zo’n superlange limo, met een Amerikaans-dikke chauffeur, en de koelkasten vol met sandwiches, roast chicken, beer en whiskey.
Het interview dat met Tuur was meer luisteren naar een stand up comedian dan een gesprek voeren. Waarbij je nooit wist of ie nou wel of niet serieus was.
Long Reads zijn in tegenwoordig in, maar 20 tot 20 jaar geleden wist je als sportverslaggever niet beter. Mijn verhaal, van ruim over de 2000 woorden werd gepubliceerd over een volle pagina in Dagblad De Stem van zaterdag 24 september 1994. Onder de kop ‘Op weduwnaarschap op weg naar de wereldtitel’. De publicatie was overigens wel goed getimed: die avond versloeg Tuur in een bomvol Ahoy’ zijn tegenstander Eugene Speed en werd hij voor de eerste keer wereldkampioen.
Daar kreeg ik weinig van mee: in 1994 had ik weliswaar al iets van een monochrome laptop met een Compuserve account, de Mosaic browser en een 48K8 modem, maar dat werkte niet altijd, om niet zeggen bijna nooit. In ieder geval niet in het noordoosten van de US en het zuidoosten van Canada, waar we na Flushing Meadows in een schitterende Indian Summer een paar weken kampeerden. En behalve Boston, Cape Cod, Martha’s Vineyard, Niagara en Quebec natuurlijk ook de Baseball Hall of Fame in Cooperstown bezochten.
Ik heb het verhaal van Tuur opgediept en met terugwerkende kracht op mijn site gepubliceerd. De foto’s zijn van Henk Koster, die voor een dag in plaats van Nederlands beste tennisfotograaf de enige Tuurfotograaf werd. Allemaal analoog in 1994, de dia’s heb ik zelf in moeten scannen 🙂
Hier het volledige artikel: Op Weduwnaarschap naar de Wereldtitel