Zeventig jaar na D-Day werd gisteren bijna alles terecht herdacht, maar voor het gemak ook onterecht het een ander vergeten. De voor het overgrote deel gezonde jongens, die de volwassenheid nooit zouden bereiken omdat ze voor ons gesneuveld zijn, mogen nooit vergeten worden.
De verzetsstrijders die geëxecuteerd werden omdat ze hun eigen diepste angsten overwonnen en opstonden mogen niet vergeten worden. De Joden, homoseksuelen en zigeuners die in de kampen omkwamen mogen nooit vergeten worden.
Maar wat ook ook niet vergeten mag worden is dat duizenden Joden het eind van de oorlog niet haalden omdat de Britten tijdens de oorlogstijd boten vol gevluchte Joden terug naar Europa stuurden. Waar de Nazi’s hen op stonden te wachten.
Het gaat me er hier niet om dat beschamende stuk geschiedenis op te rakelen. Waar het om gaat is de parallel tussen het heden en het verleden.
Om de plaatsvervangende schaamte die me overvalt bij het aanhoren van nogal wat stadgenoten. Die dat stuk geschiedenis kennelijk niet kennen, niet willen weten, of zelfs ontkennen of vergeten.
Niet relevant is de vraag of de Bredase Koepel wel of niet geschikt is voor opvang van vluchtelingen. Slechts relevant is het gegeven dat die mensen en hun kinderen er in geslaagd levend de hel in Syrië of Eritrea te ontvluchten.
Dat ze we niet terug kunnen sturen naar hun ondergang, dat we ze niet in tenten in het Mastbos of roeiboten in de Biesbosch kunnen dumpen.
Dat we ze iets moeten bieden. Dat we, zoals die verzetsstrijders destijds, onze eigen angsten zullen moeten overwinnen.
Dat we dan niet moeten zeggen dat het niet de doelgroep is waar de winkeliers rondom de Koepel op zitten te wachten.
Heb dan tenminste het lef om te zeggen waar het echt om gaat: ‘Not In My Backyard!’