Proost op de toekomst bij de buurman in De Reigerstraat, na de allerlaatste avonddienst, oktober 1980. Foto Johan van Gurp
Meer foto’s: Facebook/LéonKrijnen
Bijna twee weken geleden hebben we met weemoed afscheid genomen van Spinveld 55 in Breda. Het pand waar een gedeelte van de huidige redactie van BN DeStem op een paar weken na 34 jaar gewerkt heeft. Dat gedeelte dat voor de fusie met het Brabants Nieuwsblad deel uitmaakte van de redactie van dagblad De Stem. De collega’s die na de fusie in 1998 rond de eeuwwisseling aan het Spinveld terecht kwamen, of die later in het vak terecht gekomen zijn, hebben er de helft of minder van drie decennia gewerkt.
Dat er ook nogal wat verslaggevers en redacteuren bij BN De Stem werken die in oktober 1980 in het nagelnieuwe gebouw aan het Spinveld begonnen, zegt iets over de gemiddelde leeftijd.
Het heeft ook iets te maken met het gegeven dat journalisten in 1978 als een van de laatste beroepsgroepen overstapten naar een vijfdaagse in plaats van een zesdaagse werkweek.
Tot dan werkte iedere journalist van zondagavond tot en met vrijdagmiddag, en werd die zondag, waarop de maandagkrant gemaakt moest worden, niet in tijd gecompenseerd. Zodat iedere uitgever zich medio 1978 gedwongen zag om een procent of twintig aan nieuwe verslaggevers en redacteuren aan te nemen.
In een tijd dat een zaterdagkrant nog een kilo of twee woog vanwege de rubrieks-, auto’s- en personeelsadvertenties was dat in financieel opzicht geen probleem. Het geld klotste immers bij alle kranten tegen de plinten omhoog, met rendementen die in tientallen procenten gemeten werden.
Afstuderende journalisten hadden de banen voor het oprapen, ook al omdat de School voor de Journalistiek in Utrecht toen de enige opleiding in het vakgebied was, en bij lange na niet genoeg geslaagden af kon leveren. Zodat Audet, de organisatie waar De Stem toen deel van uitmaakte, in 1978 en 1979 zelf een opleiding initieerde. Verzorgd door de legendarische Joop Bartman, nestor van de redactie, chef nieuwsdienst en secretaris van de vakbond van journalisten, de NVJ. Van de enkele tientallen jonge journalisten die Bartman kneedde en afleverde, en die nu tegen de zestig lopen, zijn er nog steeds veel actief binnen BN DeStem en andere kranten van Wegener.
Met die toen jonge bende beleefden we twee mooie jaren aan de Reigerstraat, in feite een van God weet hoeveel panden en pakhuizen aan elkaar geknutseld poppenhuis waar een krant gemaakt werd. Met overal drempels, opstapjes, trappen en doorsteekjes, en geen vloer die op hetzelfde niveau als de aanpalende ruimte lag. Anno 2014 geen enkele kans dat zoiets door de brandweer goedgekeurd zou worden, maar het waren andere tijden en er is nooit iets gebeurd.
Dat rommeltje had natuurlijk één geweldige pluspunt; de locatie aan de Reigerstraat, zo goed als pal op de noordelijke kop van de Grote Markt. Met alle gevaren van dien voor hen met een sterke geest, maar het vlees iets zwakker, met tientallen cafés op één tot maximaal twee minuten lopen. Namen gaan we niet noemen, maar er is een aantal carrières voortijdig gesneuveld.
Overigens niet die van sportverslaggever en de latere chef sport Hein Groothuis, die letterlijk bovenop het vuur woonde. Vanuit Drenthe via het ANP in Den Haag in Breda beland, huurde hij zijn eerste kamer bij Piet Verhees, boven café De Vrachtwagen. De rook kwam er door de kieren van de vloer omhoog, in de gelagkamer stond de bovenkamer bekend als ‘de parachutistenkamer’. Omdat er ooit iemand met een zatte kop uit het raam gevallen was.
De stadsredactie zat in die jaren op een pandje op de begane grond, tussen de hoofdingang en de steeg naast de dierenwinkel. De rest, provincie, binnen- en buitenland, eindredactie, nieuwsdienst, show en zo en hoofdredactie, was boven gehuisvest. In dezelfde ruimte waar de gebroeders Meyer later het nachtcafé van De Graanbeurs in zouden richten. Ook toen was er beneden al een soort van disco, die op vrijdagavond losbarstte. Ook daar kon je verschaald bier, shag en sigaretten van beneden ruiken. Af en toe belden we naar beneden om een verzoeknummer aan te vragen. Dat werd soms gehonoreerd, afhankelijk van de smaak of het humeur van de dienstdoende dj.
Nauwelijks meer voor te stellen nu: bij de verhuizing naar het Spinveld werkten we nog op typemachines. De op geel (verslaggevers) en groen (correspondenten en medewerkers) papier getikte berichten en verhalen werden door grafici overgetikt in een systeem dat via een fotozetter zetsel uitspuugde dat met de hand op de pagina’s geplakt werd, volgens een met een door een opmaakredacteur met de hand getekende layout.
Die daarna door een camera belicht werden, waarna de volgende fotozetter ze in spiegelschrift op platen afdrukte, die vervolgens op de drukpers gemonteerd werden. De eerste weken na de verhuizing werkten we ook op het Spinveld nog met typemachines. Intussen gingen we beneden om de beurt op computerles, om het Harris systeem met de gifgroene schermen onder de knie te krijgen.
De binnenstad toen ook al met weemoed achtergelaten, waren we aan het nieuwe gebouw snel gewend. Meer ruimte, meer licht, nieuwe bureaus, een restaurant en een fantastische dubbele drukstraat, twee wonderbaarlijke snelheidsmonsters. Je ging er ‘s avonds voor je plezier naar kijken. De oude pers aan het Kasteelplein leek er een gietijzeren, krakende stoomlocomotief bij.
Die moderne drukpers heeft het nog geen dertig jaar volgehouden en de hal is al een paar jaar geleden gesloopt. De rest van het toen hypermoderne pand aan het Spinveld hebben we een week geleden achtergelaten, gevuld met andere mooie herinneringen. Daar gaan we binnenkort een volgende ‘En Toen’ mee vullen.