Dit is de lezing die ik – zo ongeveer – ik ben hier en daar van de tekst afgeweken – op zaterdag 8 november 2014 uitgesproken heb als inleiding van het ‘kunstenaarsgesprek‘ dat ik daarna gevoerd heb met Christiaan Zwanikken.
Wat leuk, dat het toeval me naar het pand gevoerd heeft waar ik 36 jaar geleden ben begonnen te werken: hier, Reigerstraat 16 in Breda. Waar, 34 jaar nadat de krant hier vertrokken, nog wel eens post voor bezorgd wordt.
Dit was toen het gebouw – beter gezegd een aan elkaar geknoopte doolhof van panden, gaten, hallen, trappen, kelders en verbindingen tussen Reigerstraat, Kasteelplein en Cingelstraat waar destijds Dagblad De Stem gevestigd was, waar de krant gemaakt en gedrukt werd.
Ergens achter de muur hier tegenover me was de donkere kamer waar Johan van Gurp tussen 1966 en 1980 duizenden foto’s belicht, ontwikkeld en afgedrukt heeft.
Waar we nu zijn stond de balie en zaten de meisjes van de boekhouding, links van me zat de drukkerij, in het pandje rechts van de ingang de stadsredactie, recht boven ons de hoofdredactie, en daarnaast, boven de graanbeurs, de centrale redactie.
Dat was toen, en nu is nu. Tegenwoordig heet het hier Brandpunt en gebeurt hier van alles. Jonge kunstenaars, fotografen, filmers en mediamakers doen hier allerlei leuke en vernieuwende dingen.
Bijvoorbeeld de Stichting Idee-fixe (IDFX), zich profilerend als ‘een enthousiaste stichting, opgericht aan het begin van de ontplooïng van nieuwe (multi) media die door totstandkoming van computernetwerken zijn- en nog zullen ontstaan. Deze digitale media vormen samen met foto, film en video, enzovoort.’
Toen ze me in het kader van Interference Prefontaal uitnodigden om daar een inleidende lezing te houden over de invloed van alle nieuwe technische ontwikkelingen op ons brein wisten ze niet dat ik hier boven ooit in 1978 op een Olympia typemachine mijn eerste stukkie voor de krant getikt heb.
Maar, voor mijzelf nog belangrijker, dat ik hier boven een jaar later met de de eerste computer mocht spelen die binnen kwam – en ik was meteen verkocht.
Daarna is het rap gegaan, met computers, internet, sociale media en alles wat daarmee samen hangt.
Ik ben er gek op, misschien wel een beetje verslaafd aan. Ik lees er iedere dag over, neem er nogal actief aan deel, ik probeer alles bij te houden en te doen, en toch komt het iedere week voor dat ik ‘huh?’ moet zeggen – of ik denk als ik dat niet wil laten merken dat ik iets gemist heb waar anderen al fanatiek mee bezig zijn.
Wie nu een twintiger is, die is geboren op internet. Die kan zich niet voorstellen dat nog maar twintig jaar geleden vrijwel niemand een draagbare telefoon had, of bijna niemand een internet aansluiting had.
Maar, om de al zo vaak uitgemolken vraag toch maar te stellen: wat doen al die nieuwe mogelijkheden allemaal met je? Ga je ze allemaal gebruiken? Zet je een Google Glass of een Orculus op je hoofd, of ga je nog verder, en laat je een chip in je arm zetten, omdat het zo gemakkelijk is bij Albert Heijn, of bij de paspoort controle op Schiphol?
Toekomstmuziek? Nee hoor, gearriveerde techniek, toegepaste techniek. Door voorlopers, maar toch. Wereldwijd zijn er bijvoorbeeld al duizenden mensen die een chip in een hand hebben laten implanteren. Je kan er je mobiele telefoon mee ontgrendelen zonder hem aan te raken.
Je kan er je voordeur mee openen zonder dat je hem aanraakt. En je kan er mee betalen. Kennelijk zijn er wereldwijd al duizenden mensen die een NFC (Near Field Communication) chip in hun lichaam hebben. Ook in Nederland.
Sommigen gaan in de experimenteren veel verder. Ben je bereid om nog veel verder te gaan en een chirurg straks een gat in je kop te laten boren om daar wat extra geheugen te laten planten, of een snellere processor? Dat kan ook vanwege een valide overweging; om je te behoeden voor Alzheimer, of om de schade van een TIA te laten repareren.
En ook die dingen gebeuren al, alleen al in Nederland lopen duizenden mensen rond met een computer die in hun lijf ingebracht is. Dat ding heet een pacemaker, of een paar elektroden die de gevolgen van Parkinson binnen de perken houden.
Overal omstaan samenwerkingsverbanden tussen medici, wetenschappers, kunstenaars en programmeurs. In die drie disciplines heb je altijd al allerlei soorten congressen, voorstellingen, perfomances en wat dies meer zij gehad. Maar samen organiseren ze ook dat soort dingen.
Actueel bijvoorbeeld Hack The Brain in Amsterdam, waar biohackers en softwarehackers samen knutselen aan mensen of met genetisch materiaal. Ze proberen is hersengolven te hacken of te bewerken. Via plakkertjes met sensors op kaalgeschoren schedels, of ze proberen muziek te spelen met hun gedachten, zonder een instrument aan te raken.
Of met wat ze de Global Handshake noemen, een apparaat bestaande uit twee grote, met lucht gevulde bollen. Twee personen achter hun computer moeten er een hand in steken, waarna Skype, in dit geval een EEG-scanner op het hoofd via veel concentratie en wilskracht tot een virtuele aanraking zou moeten leiden.
Een andere succesvolle ploeg biohackers heeft een apparaat bedacht waarmee je invloed kan uitoefenen op je eigen dromen. Volgens hen zou je veel levenstijd winnen je in je droom iets kan doen of oefenen. Geen idee of het vergezocht is, of het ooit een realiteit in een droom zou kunnen worden, maar theoretisch zou je als slapende een instrument kunnen leren bespelen of een vreemde taal leren spreken.
Overigens allemaal thema’s die in allerlei sf films en series wel eens voorbij gekomen zijn. Je prikt een module achter je oor en je spreekt Mandarijn.
Maar, als we zover zijn dat dat kan, en je kan altijd je eigen dromen leven, waarom zou je dan nog een eigen leven leiden. Als je eigen droom het leven is?
George Orwell schreef 1984 in 1949. Achttien jaar eerder schreef Aldous Huxley zijn Brave New World. Twee voorspellingen, die van Orwell zwart en somber, die van Huxley misschien wat optimistischer.
En dan had je ook nog Marshall McLuhan die in 1964 voorspelde dat de media zelf de boodschap zouden worden, en niet de boodschap die ze zouden moeten verkondigen.
Alle drie hebben ze op hun manier hun gelijk gekregen.
Orwell met zijn Big Brother, denk maar aan de NSA, Huxley met zijn voorspellingen over reproductieve technieken, die tegenwoordig toegepast worden op mens en dier. Wat McLuhan betreft; kijk eens even op uw mobieltje, naar GeenStijl, of diens tegenhanger De Joop, naar Fox of CNN voor mijn part naar de website van BN De Stem en zie: de manier waarop het nieuws gebracht wordt, de verpakking in beeld en geluid, die lijkt tegenwoordig inderdaad belangrijker dan wat er verteld wordt. Dan dat waar het eigenlijk om gaat, waar het om zou moeten gaan.
Maar we moeten er natuurlijk niet al te somber tegenaan kijken. Met alles wat ooit gemaakt is, worden goede en slechte dingen gedaan. De mooiste uitvindingen kunnen misbruikt worden, en zullen ook misbruikt worden. Maar al het goede staat er tegenover. Zo ook met internet, computers, sociale media en alles wat met ons brein zouden kunnen doen. We kunnen ze niet meer missen, maar waakzaamheid blijft geboden.
We gaan zo meteen praten met de Amsterdamse toverkunstenaar Christiaan Zwanikken. Over zijn ideeën, over zijn fascinerende werk. Christiaan doet en maakt dingen die ik zelf ook veel liever zou doen en maken dan erover praten en schrijven.
Christiaan gebruikt al die dingen waar ik over lees en schrijf, maar voor hem houdt het daar niet op. Christiaan doet doet er dingen mee. Christiaan is een, zoals ze dat Down Under noemen, een Make Do.
Christiaan creëert. Dingen die bewegen, levende dingen, van dode dingen, mooie dingen, rare dingen, idiote dingen, prachtige dingen. Dingen waar je vrolijk van wordt, maar ook moeilijke dingen, dingen die tot nadenken stemmen.
Schedels, bewegende dierfiguren, robotica, kunstwerken en installaties die op bijzondere wijze kunnen bewegen. De technische basis van zijn werk bestaat uit computergestuurde mechaniek, die zijn beelden en landschapsinstallaties in beweging brengt. Hij verbeeldt zijn visie op de mens en de natuur met confronterende en tegelijk ontroerende sculpturen.