Foto: Thijs van der Molen heeft een cd’tje gemaakt met slechts één nummer: Dag Meneer, over de ziekte Alzheimer. Foto Rosé Lokhoff.
Thijs van der Molen, die een nummer zingt dat tranen zal laten stromen, dat is even wennen. De eeuwig opgetogen Thijs, waar ook in tijden van zware tegenslag altijd het plezier van af bleef spatten. De zanger van ballades, carnavalskrakers en meezingers.
Van ‘Pak ze maar beet, zei tante Greet’, ‘Drinke totteme Zinke’ en ‘Waar is de neus van Toon?’ tot het door hem onsterfelijk gemaakte ‘Het leven is goed in het Brabantse land’. Dat is dezelfde Thijs die aan de koffietafel in een gezellig vol etablissement Heeren van Oranje een beetje hapert als ie spontaan zijn nieuwste nummer zingt. Met zijn stem is niks mis, maar zijn gemoed speelt hem parten als ie Dag Meneer er uit gooit.
Over ‘Charles’ die hij tegenkomt als hij bij iemand anders op bezoek is bij Oranjehaeve, en die spontaan in huilen uitbarst. Omdat zijn eigen vrouw, met wie hij een leven lang gelukkig geweest is, hem niet meer herkent als hij haar op de gesloten afdeling bezoekt. Die tegen hem, iedere keer, iedere dag dat hij haar blijft bezoeken, iedere keer dat hij haar verlaat, consequent ‘Dag meneer’ zegt.
‘Dat hakt erin’, zegt Van der Molen. Net als het wee van een goede vriend van hem die helemaal niemand meer herkent. ‘Die kwam ik ’s nachts om half vier op straat tegen, met een boodschappentas. Hij was op weg naar Albert Heijn, want dat deed ie altijd als het regende, vertelde hij. Ik dacht eerst nog dat ie me voor de gek hield, en dat ie net als ik die avond doorgezakt was’.
De realiteit was dramatisch. ‘Een intelligente man, politiek en sociaal bewogen, altijd actief voor alles en iedereen, overal in geïnteresseerd, maar hij is niet meer. Hij leeft nog, maar daar is alles mee gezegd. Hij heeft Lewy Body Dementie (LBD). Ik heb me door de dokter uit laten leggen dat het zo ongeveer een cocktail is van Alzheimer, dementie en Parkinson’.
Van der Molen, de kroegbaas zonder zorgen, naar eigen zeggen nooit gehinderd door enige vorm van discipline, de eeuwige zingende Bourgondiër, heeft zelf de volgens hem al gezegende leeftijd van 76 bereikt. Nog steeds een spraakwaterval van verhalen, met een opmerkelijk goed geheugen. Ook al heeft ie iemand jarenlang niet gezien, hij kent nog alle namen, van alle maten van weleer, en van hun vrouwen of bijzitten.
Is ie zelf niet bang voor de geestelijk en lichamelijke ongemakken die nogal eens met hogere leeftijden blijken te arriveren?
Eerst wijst ie naar zijn nog steeds uit de kluiten gewassen body, naar schatting een mud minder dan begin deze eeuw: ‘Ik zeg niet dat ik altijd even gezond geleefd heb, maar je hoort me nog niet klagen’. Vervolgens tikt ie tegen zijn hoofd: ‘Afkloppen, maar hier is volgens mij ook nog niks mis mee’.
De tekst en de muziek van Dag Meneer knalde hij er in één nacht uit. ‘Ik lag er wakker van. Na het eerste couplet en het refrein ben ik uit bed gekropen en heb ik in één nacht alles afgemaakt’. Zachtjes zingt ie het tweede couplet, ‘want dat is het mooiste’.
Je kijkt steeds naar een foto aan de muur, een foto van ons aan de Côte d’Azur. Je staart er naar, maar ziet het niet, en dat geeft juist de pijn, een pijn die niet verzachten zal.
En het refrein:
Al jaren weet je niet meer wie ik ben, terwijl ik mooie dingen van je ken. Je blijft het alsmaar zeggen, iedere keer en steeds maar weer. Hoe is het nou, en dag meneer.
Hij hoopt er het publiek mee te bereiken, dat, net als hij zelf, in zijn omgeving met de effecten van Alzheimer te maken krijgt. Vol verwachtingen: ‘Dat ik er mee bij Omroep Max mag komen, en wie weet bij Umberto Tan’.
Maar eerst gaat Thijs een doos cd’s bij Café De Bommel afgeven. ‘Die mogen ze daar verkopen, en de opbrengst aan Freek en Tim Havermans geven, die naar Portugal gelopen zijn om geld op te halen voor hersenonderzoek’.