Charles Takkenberg, duikelaar. Volgens het stadsarchief ‘vermoedelijk’ een Bredanaar, die kopjeduikelde, van Amsterdam naar Marseille. In precies 3 maanden, tussen 12 november 1923 en 12 februari 1924 pakte hij de 1300 kilometer van de Dam in Mokum naar de Cathedrale La Major in ZuidFrankrijk in anderhalf miljoen koprollen. Onderweg verkocht hij ansichtkaarten van zichzelf.
Daarop zit hij met de knieën plat op de grond, de onderbenen aan weerskanten naar buiten gevouwen. In een dikke leren jas, met een paar enorme handschoenen, boven zijn ernstige blik een enorm hoofddeksel. Die parafernalia waren waarschijnlijk bedoeld om hoofd en ledematen te beschermen tegen het geduikel.
Hoon is zijn deel, als hij door Leiden duikelt. ‘Wij vonden het een droevig en weerzinwekkend schouwspel, een mensch onwaardig’, aldus de Leidse Courant, ‘in Oegstgeest moet men hem Zondag den weg gewezen hebben naar een zeker gesticht. Als het niet zo in en indroevig was, zou men zeggen, dat hij daar thuis hoort.’
Bij Breda moet er iets fout gegaan zijn, wie weet had ie na de eerste 100 kilometer last van chronische koppijn of duizeligheid. Volgen een bericht in een andere krant moet hij enkele weken rust houden, ‘vanwege een ongesteldheid’. Eenmaal hersteld heeft ie half december 1923 Breda verlaten, om via Etten, Hoeven, Oudenbosch en Zegge op naar Roosendaal te rollen.
De volgende dag is naar België geduikeld, waarna zijn naam pas in de lente van 1925 weer op zal duiken in Nederlandse kranten.
Ruim een jaar nadat ie in Marseille aangekomen is meldt een aantal kranten in juni 1925 dat ie daarmee een weddenschap van 16.000 gulden gewonnen heeft.
‘Maar de duikelaar, die het blijkbaar alleen om de eer te doen is, zal dat bedrag aan de armen geven. Nu gaat hij terug per fiets, geen gewone fiets, maar een met drie wielen en twee zadels. Onderweg verkoopt hij weer zijn portret, maar de opbrengst is weer voor een goed doel.’
Een andere krant toonde enige scepsis: ‘Hij schijnt werkelijk in Marseille geweest te zijn: althans hij vertoont papieren met het zegel van die stad.’
God weet wat er daarna van Charles Takkenberg geworden is, maar zijn ansichtkaarten worden nog regelmatig te koop aangeboden op veilingen.
Wie weet zitten er nog tientallen in Bredase plakboeken.