Altijd gedacht dat ze in Prinsenbeek wel van een lolletje hielden. Allang een Bredase buurt, maar net als Ginneken, waar ze zich 74 jaar na de annexatie nog steeds aanstekelijk dorps gedragen, koesteren ze hun genen. Niks mis mee, maar mijn beeld van ‘De Beek’ is nogal hard gekanteld.
Prinsenbeek, dat was dat dorp dat barstte van het verenigingsleven.
Met grote feestvierders, legendarische gezelligheidsbeesten, getalenteerde tonpraters en de mooiste carnavalsoptocht van heel Brabant.
Vinden ze daar zelf.
Met een prachtige lichtjesoptocht en een bloeiend verenigingsleven waarin zelfs import van boven de sloot geïntegreerd is.
Bijna geen Bekenaar te vinden die geen lid is van het een of ander, en ze doen alles voor elkaar.
Tot wethouder Patrick van Lunteren er twaalf statushouders wil huisvesten.
Waarop het hele dorp pardoes op en neer begint te springen als een bos overspannen vlooien.
Ik kijk helaas niet meer op van alle angsthazen en xenofoben om me heen, maar dit viel me tegen.
Maar misschien zegt de reactie van die twintig tennisspelers die zaterdagavond over de rooie waren, nog meer over de ware aard van De Beek.
De racketeers konden zaterdagavond niet op tijd terug naar moeder de vrouw, omdat een grapjas de poort met een kettingslot geketend had.
Gingen ze de politie bellen!
Het doet me deugd dat daar iemand met gevoel voor humor én realiteitszin de telefoon aannam.
De politie in Breda heeft op zaterdagavond genoeg doen, dus het laconieke antwoord was: ‘Belt u maar iemand met een slijptol’.
Die reply is wat mij betreft een bloemetje voor de meldkamer waard.
De gegijzelde tennissers konden het gebbetje niet waarderen en spraken zelfs van ‘een misdrijf’.
Nou ja zeg, even dimmen met dat gedram en gezeur.
Ik ben bang dat het imago van Prinsenbeek voorlopig danig gedeukt blijft.