Belcrum, Breda. Op dinsdag 10 juni 1952 verkopen de Nederlandse deelnemers aan de Tour de France van dat jaar hun ziel en zaligheid aan de tevreden toekijkende Kees Pellenaars. In de achterkamer van het knusse hoekpandje aan de Kanariestraat 30, waar de geboren Terheijdenaar vanaf 1947 woonde.
Van een gedeelte van de winst die deze contracten hem opleverde zou Pellenaars later dat rustieke pand aan de Oude Liesboslaan kopen. Jawel, dat pand met die beroemde naam erop, dat hij in 1956 in witte, uitdagende koeienletters aan de gevel aan liet brengen: ‘Hier is ‘t’.
Dat nadat enkele heetgebakerde wielerfans uit ‘t Heike gedreigd hadden zijn huis in de hens te zullen zetten omdat hij Wim van Est niet opgenomen had in zijn nieuwe ploeg.
Hier, in Belcrum, is tussen Cees en Wimme alles nog pais en vree, met, van links naar rechts: Gerrit Voorting (1923-2015), Thijs Roks (1930-2007) , Hein van Breenen (1929-1990), Daan de Groot (1933-1982), twee man in burger zijn ee nig niet uit, Wim van Est (1923-2003), Hans Dekkers (1928), Henk Faanhof (1922-2015) en Kees Pellenaars (1913-1988). Wie de man met stropdas in het midden, misschien de directeur van de Amsterdamse rijwielfabriek Locomotief?
Het is jammer dat de linkerhand van Wimme van Est net buiten beeld blijft. Daarom blijft het gissen of ie zijn wereldberoemde Pontiac nog om zijn pols heeft. U weet wel, het horloge dat elf maanden eerder, op dinsdag 17 juli 1951, gewoon bleef lopen. Terwijl zijn hart even stil stond, toen hij in de gele trui in de afdaling van de Col d’Aubisque zeventig meter diep het ravijn indonderde.
Het zou natuurlijk ook kunnen dat die grijnzende stropdas in het midden een paar tellen eerder bij Pellenaars bedongen had dat hij ervoor moest zorgen dat dat verdomde klokkie de show van het persmoment van zijn Locomotief niet zou stelen.
Foto Nationaal Archief, fotograaf onbekend.
Zie ook: de reacties op Facebook.