Ook deze serie portretten stond al heel lang op mijn nooit korter wordende Bredase bucket list. Iedere keer als ik een onderwerp af kan strepen zijn er inmiddels weer twee of drie, of meer ideeën aan toegevoegd. Soms reikt iemand me er een aan, vaak zijn het bijvangsten tijdens onderzoek naar andere verhalen, of iets wat ik toevallig tegenkom.
Deze prachtige cartooneske portretten zijn door Herman Moerkerk begin 1942 in houtskool opgezet. De meesten zijn gedateerd op 28 februari, anderen op ‘1940-1945’. Bijna geportretteerden waren werknemers van de HKI, de Hollandse Kunstzijde Industrie. Van directeur Charles Stulemeijer en zijn schoonzoon J. Povel, directieleden, chefs en ingenieurs tot en met de sjouwers en de stokers, en ‘terreinpolitieman’ Maas, bijgenaamd ‘De Vlijmscherpe’. Bijna allemaal Bredanaars, naast een Belg, een Oosterhouter en een Ulvenhouter. En één redelijk bekende Oostenrijker, maar hoe en waarom die Johannes Sebastiaan Bach er tussen verzeild geraakt is?
Bij 63 van de 68 portretten staan de namen, niet verrassend: veel namen die nu nog in Breda voorkomen. Ik heb ze onderaan dit artikel alfabetisch toegevoegd.
Mooi: Henk Werschkull (1897-1987) is er een van. Op dat moment chef van de tekenkamer van de HKI, 45 jaar oud. De fotograaf van het tegenlicht, 22 jaar eerder van Düsseldorf naar Breda geëmigreerd. Heinrich Wilhelm Johannes Werschkull, die pas vanaf die verhuizing naar Breda met fotograferen begon. Altijd op jacht naar de effecten van het natuurlijke licht, liefst tegenlicht. Stadsarchief: ‘Het daglicht te vatten in stemmige, sfeerrijke, ingetogen, nooit schreeuwerige, beelden, was het grootste genoegen van de werktuigbouwkundig tekenaar bij HKI en Enka’. Prachtig om te zien, zijn zelfportret uit midden jaren dertig naast de karikatuur van Moerkerk, bijna tien jaar later.
Er staat één portret bij dat qua stijl afwijkt van de rest, met een iets dikker krijt, het zal niet in de sessies van februari 1942 getekend zijn. De man met het geruite petje en de peuk in de rechter mondhoek is A. Graumans uit Ulvenhout, beter bekend als D’n Dré (1894-1955). Van de Brabantse Brieven en Radiovertelsels, schrijver van tien boeken, maar ook iets met iets fouts in de oorlog, iets met de Kulturkammer. Op de omslag van het boek ‘Radiovertelsels’ prijkt een gekleurde aquarel van Moerkerk, van een Brabants boerderijtje.
Graumans wordt genoemd in deel drie van ‘Schrijvers, uitgevers & hun collaboratie’ van Adriaan Venema. In de bibliotheek van het Stadsarchief zie ik een vermelding van de hand van archivaris Frans Brekelmans onder de titel: ‘Stukken betreffende de Brabantse schrijver A.A.L. Graumans (1894-1955), alias ‘Den Dré van Ulvenhout’, in het Rijksinstituut voor oorlogsdocumentatie te Amsterdam’. Met een curieuze annotatie, in hoofdletters en uitroeptekens: ‘Let op!! De stukken mogen in verband met openbaarheid niet worden ingezien!!’
Goed, de portretten, het Stadsarchief noemt ze in de beschrijving ‘karikaturen’, zijn gemaakt ter gelegenheid van het afscheid van de bedrijfsleider, Ingenieur N. Daamen. Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog telde de HKI nog ongeveer 900 werknemers. Ik heb niet kunnen achterhalen of Herman Moerkerk destijds wie weet nog veel meer portretten gemaakt heeft.
Wat ik me ook afvraag, is hoe de selectie tot stand gekomen is. Zou Charles Stulemeijer (1880-1968), door Peter van de Steenoven in zijn essay voor De Oranjeboom betiteld als ‘een katholiek grootindustrieel met corporatistische trekken’, zijn werknemers botweg opgedragen hebben om voor Moerkerk te poseren? In het verhaal van Van de Steenoven wordt Moerkerk niet genoemd.
Zou de artiest ze hebben laten zien wat hij van hen gebakken had? In dat geval moet het toch snel rond zijn gaan zingen dat je er niet bepaald florissant op kwam te staan. Het kan natuurlijk ook zijn dat niemand zijn eigen kop gezien heeft voor ze door de ceremoniemeester bij het afscheid van Daamen tot grote hilariteit van alle aanwezigen onthuld werden.
Het is ook mooi om te zien hoe Moerkerk bij zijn opdrachtgever, Charles Stulemijer, niet al teveel kenmerkende eigenschappen uitvergroot heeft. Maar weer wel bij zijn schoonzoon Povel, die hij als een echt stripfiguur weggezet heeft. Zou Stulemeijer iets van humor gedeeld hebben met Moerkerk?
Dezelfde Moerkerk die vijftien jaar eerder met een legendarische hilarische streek alle kunstkenners en critici in Nederland voor joker gezet had?
Hermanus Antonius Josephus Maria (Herman) Moerkerk (‘s-Hertogenbosch, 2 maart 1879 – Haarlem, 23 augustus 1949) was kunstschilder, illustrator, tekenaar en boekbandontwerper. Telg van een familie van textielhandelaren die in 1854 een bedrijf in Den Bosch was begonnen.
Na het Sint Aloysius College, het internaat van de Jezuïeten in Sittard, maakte hij naam als schrijver, regisseur en ontwerper van affiches. Hij volgde nooit een kunstopleiding, maar ging in de leer bij kalligraaf Theodorus van Kempen, kunstschilder Piet Slager en kunstschilder Jan Bogaerts. Rond 1910 was hij al vrij bekend als tekenaar, vooral om zijn karikaturen van Brabantse volkstypen. Verder werkte hij als illustrator, criticus en verteller van korte verhalen voor de Provinciale Noordbrabantsche en ‘s-Hertogenbossche Courant, Het Noordbrabantsch Dagblad het Huisgezin en de Katholieke Illustratie.
Daarnaast was hij actief als organisator van het Bossche carnaval, en schreef hij een aantal sprookjes- en kinderboeken, en een boek over zijn leermeester Bogaerts. Die hem na zijn laatste les adviseerde: ‘Ga zo door, maar neem nooit meer les!’
Herman zat het niet lekker dat kunstkenners en critici van de landelijke dagbladen nooit naar Den Bosch of Tilburg kwamen als hij of een van zijn Brabantse collega’s er exposeerden. Verder speelde persoonlijke frustratie een rol omdat die kenners zijn werk niet artistiek genoeg vonden; hij was geen schilder, maar ‘slechts een illustrator’.
Moerkerk wedde met de curator van Kunstzaal Triborgh in Tilburg dat hij de zalen vol zou krijgen, dat zijn werk alle kranten in Nederland zou halen, dat alle kenners van boven de rivieren spoorslags naar Tilburg af zouden reizen.
Die weddenschap won hij, met verve, letterlijk en figuurlijk.
In augustus 1927 exposeerde hij onder het pseudoniem Alexei Wladkine inTriborgh ruim veertig expressionistische olieverfschilderijen, die afweken van zijn andere werk. ‘In die dagen dweepte men met de zogenaamde expressionistische kunst’, vertelde hij tien jaar later met een lach op zijn gezicht, in een interview ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag in de Nieuwe Haarlemsche Courant.
‘Ik maakte al die schilderijen in een paar dagen, en ondertekende ze met ‘Alexei Wladkine’. Het personeel dat de doeken ophing merkte dat sommigen nog nat waren, maar dat wekte kennelijk geen argwaan. Voor de opening had Moerkerk de hele landelijke kunstwereld uitgenodigd, via een persbericht met een pracht van een zelfportret.
Via Delpher duiken tientallen kranten op, die het persbericht met de aankondiging letterlijk overnamen, hier en daar vergezeld van het zelfportret ‘van den modernen Russischen schilder Alexei Wladkine’.
Het liep storm in Tilburg. Moerkerk, 12 jaar later: ‘De critici raakten over het genie niet uitgepraat, en men bood prachtige sommen voor de wonderen van moderne eenvoud’.
Zelf kraakte hij in een recensie als enige de expositie af. Waarna sommigen critici hem van ziekelijk jaloezie beschuldigden. Nog leuker: Moerkerk mengde zichzelf een paar keer tussen de bewonderende massa, om daar de schilderijen luidkeels af te kraken en met de bezoekers in discussie te gaan.
‘Op een goede dag kon ik mij niet langer inhouden en heeft mijn bekentenis den critici niet veel genoegen gedaan’. In de randstedelijke kunstwereld bleef het vervolgens oorverdovend stil. Men dekte elkaar door de affaire dood te zwijgen. ‘Als dit geval zich in Parijs voorgedaan zou hebben’, blikte Moerkerk in 1939 terug, ‘zou heel Nederland erover gesproken hebben, maar nu moest het stilzwijgen de blamage doen vergeten’.
Van de door ‘Alexei Wladkine’ vervaardigde schilderijen heb ik er één kunnen vinden. Het is het ‘Portret van een Russin‘, die overigens enigszins verbijsterd uit haar ogen kijkt, in 1993 ergens opgeduikeld en aangekocht door het Noordbrabants Museum.
Terug naar de Bredase portretten. Waar zouden die gebleven zijn? Zouden er een paar de oorlog en de decennia daarna overleefd hebben? Hangen er een paar mooi ingelijst in een Bredase woonkamer? Zou mooi zijn als er naar aanleiding van dit verhaal eentje opduikt.
Herman Moerkerk is voor 1942 minstens één keer eerder in Breda geweest. Een van zijn liefhebberijen was het tekenen van optochten, historisch, allegorisch dan wel carnavalesk. In oktober 1928 was hij in Breda om de deelnemers aan de historische optocht op het Chasséterrein te tekenen. Ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de KMA. Hij maakte daar in ieder geval één pentekening van 12 deelnemers, samen op één vel papier. Met een grap op de achterkant, onder zijn signatuur: ‘U hoeft niet zoo zuur te kijken’.
Her en der op internet worden zijn aquarellen, schilderijen en tekeningen te koop aangeboden. Kunsthandel Simonis en Buunk biedt een collectie van 125 kleurige aquarellen aan, in prijs variërend tussen een paar honderd en een paar duizend Euro per stuk. In die collectie, en ook niet in de sectie ‘verkocht’, of bij andere veilingsites of verzamelaars kom ik geen enkele Bredase karikatuur tegen.
Herman Moerkerk overleed op 23 augustus 1949 in Haarlem. Op zijn zeventigste verjaardag, op 2 maart van dat jaar, werd hij nog benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. In De Bossche binnenstad wordt hij ondermeer herinnerd met het Herman Moerkerkplein en Herman Moerkerkpark.
De namen: Aerts, Anneveld, Ansems, Van Baal, Bach, Van Bedaf, Beeftinck, Van Bergen, Van de Berg, Van Besooyen, Boudewijns, Bredée, Van den Broeke, Dirks, Dubbelman, Freijsen, Gerritsen, Giesbergen, Van Ginneken, Gouka, Grauwmans, Van der Grift, Gutjahr, Van Haperen, Huizinga, Hut, Kloezen, Kocken, Koppelaar, De Krom, De Leng, Van Lierop, Loot, Maas, Marijnisse, Mathijssen, Van Melsen, Mentzel, Möller, Van de Nieuwenhuijsen, Noorlander, Van Ooijen, Van Os, Peeters, Pels, Pertijs, Pistorius, Povel, Van Raat, Van Rijsbergen, Van Rumph, Sauer, Schuller, Segers, Struycken, Stulemeijer, Van Sundert, Verstallen, De Veth, Werschkull, Wiggers, De Wit, Wouters, Ysebaert.
Links:
Alle portretten van Herman Moerkerk: Stadsarchief Breda
Bossche Encyclopedie: De eigenzinnige Moerkerk
Wikipedia: Herman Moerkerk
Erfgoed Den Bosch: Herman Moerkerk, een Bossche kunstenaar
Peter van de Steenoven; Charles Stulemeijer (1880-1968)
Henk Werschkull, ‘Het Wonder van het Alledaagse Licht‘
Simonis en Buunk: werk van Herman Moerkerk te koop
Facebook: /Leon Krijnen
Facebook: /Breda
Facebook: /Oud Breda