Om de zoveel tijd gaat het in de Bredase politiek, en in de stad, weer over ‘Mols’. Mols Parking, of Molsparking, zowel in de krant als in het Stadsarchief en in de notulen van de gemeenteraad worden door de jaren heen verschillende benamingen en spellingen gehanteerd. Het gaat om de driehoekige steenpuist, ingesloten door de Akkerstraat, Achter de Lange Stallen, Stallingstraat en Ginnekenstraat. Al 53 jaar hebben de ongeveer 380 parkeerplaatsen miljoenen guldens en euro’s opgeleverd voor de respectievelijke eigenaren – op Google Maps kunt U ze zelf natellen.
Die eigenaren hadden nooit haast om de boel te verkopen, of er iets anders op te zetten. Waarom zouden ze ook? Nauwelijks onderhoud, al lang geen personeelskosten meer, af en toe de boel even schoon laten spuiten en vegen. Intussen blijft de kassa tikken, 365 dagen per jaar, zeven dagen per week, dag en nacht. Op zondagochtend vroeg is ie vrijwel leeg, soms staat er een enthousiaste gids groepjes bezoekers de muurschilderingen van de Blind Walls Gallery uit te leggen.
Blind Walls is dan ook het enige mooie aan die stenen schandvlek in de Bredase binnenstad. Het wereldkampioenschap asfalt, stenen en tegels wippen zou er georganiseerd moeten worden. Al fantaserend zie ik er een intiem stadspark, met zwembad of vijver, en een botanische tuin. Maar dan niet zo’n dooie boel als die andere grijze steenwoestijn, op het dak van de parking op het Chassé Park.
Dat zal er natuurlijk nooit van komen, maar ja, wat wel? Bladerend door verschillende archieven kom je allerlei plannen, initiatieven en zelfs ontwerpen tegen, met één gemene deler: het waren tot nu toe allemaal luchtkastelen.
Anno 2025 zeggen de gemeente en de eigenaren van het veld achter De Lange Stallen voor de zoveelste keer aan een plan ‘met wonen, kleinschalige winkels en een parkeergarage’ te werken.
Ben benieuwd, dus dat wachten we dan maar weer af.
Een halve eeuw geleden was het nog een levendige boel daar, met melkfabriek De Hoop, de melkhandel van Kuijlaars, en de aardappel- en haardhouthandel van Jo Rovers, én diens ruim tweehonderd varkens.
Bep Regter, de dochter van Jo Rovers, haalde bij de KMA, de Seeligkazerne, de Trip van Zoutlandt, de Chassékazerne, de Kloosterkazerne en de Marechausseekazerne het keukenafval en de overgebleven maaltijden op, een soort ‘Too Good To Go’ en bio recycling avant les lettres.
Bep is nu 83, en woont in Lage Zwaluwe. Maar eens op bezoek geweest om over haar jeugd daar te praten. Bep is nu blind, maar koestert vele levendige en warme herinneringen aan het leven op de stadsboerderij. Zij vertelt over de reactie van sommige piepjonge militaire wachten bij de slagboom, als zij zich meldde met de rode Bedford, zonder stuurbekrachtiging.
‘Zo’n jong meske, net twintig, in een vrachtwagen, die het etensafval op kwam halen, daar stonden ze de eerste keer altijd raar bij te kijken. De volgende keer ging de slagboom meestal meteen open’.
Achter De Lange Stallen werden de vaten met keukenafval in enorme kookketels gestort, met het overgebleven brood van verschillende Bredase bakkers en broodfabrieken. De slobberende varkens waren er dol op.
In de in totaal vierduizend vierkante meter beslaande opstallen van de familie op het huidige parkeerterrein bevonden zich twaalf stallen, ingedeeld naar leeftijd. De varkens arriveerden ieder jaar als Brabantse biggen, Jo kocht ze op onder meer de veemarkten van Den Bosch en Etten-Leur, via de traditionele handjeklap. Leeftijd en gewicht bepaalden het lot van de stadsvarkens. Als ze volwassen en vetgemest waren met het militaire GFT werd het tijd voor de slager, die ze keelde en uitbeende, en er bloedworst, hammen, koteletten en worsten van maakte.
Kleindochter Carla, een van de dochters van Bep, vertelt over een biggetje dat zich aan haar hechtte, en dat ze een tijdje als huisdier koesterde.
Maar dat uiteindelijk, net als alle lotgenoten Achter de Lange Stallen, ook bij de slager sneuvelde. ‘Tja, zo ging dat nou eenmaal’, aldus Carla, ‘maar toen was het ook allang geen leuk biggetje meer, en het had een mooi leven gehad’.
In februari 1953 werden er na de watersnood tijdelijk vijftig koeien en een aantal paarden gestald. Die waren van boeren buiten Breda, waar stallen en weilanden onder water stonden.
‘Die koeien hebben dat uiteraard nooit begrepen’, aldus Jo Rovers medio jaren zestig tegen de verslaggever van Dagblad De Stem, ‘maar die lieten zich het oude brood en de schillen net zo goed smaken als de varkens, dus die hadden vast ieder jaar graag terug willen komen’.
In die tijd werden de meeste artikelen van mijn ex-collega’s ondertekend met ‘door onze verslaggever’, dus ik heb geen idee wie het geweest is. Misschien was ie snipverkouden, want hij tekende op dat hij de varkens maar amper rook.
Maar ik kan me herinneren dat het bij een beetje oostenwind wel degelijk naar mest meurde als je bij de Hema naar buiten kwam, tegenover de poort naar Ginnekenstraat 51. Of als je bij westenwind door de Keizerstraat, of Achter de Lange Stallen fietste. Maar het waren andere tijden, zonder mestquota, luchtwassers en snuffelpalen.
Jo Rovers en zijn familie hadden plek zat. Toen de verslaggever van De Stem hem bezocht hingen er in de grote schuur nog slingers en een bord ‘Hulde aan Bruid en Bruidegom’. Rovers, wijzend naar het podium, waar een orkest opgetreden had: ‘Er waren heel veel mensen, maar er was nog ruimte genoeg om te dansen.’
Buiten was er in de herfst ook genoeg ruimte voor de woonwagens van de kermisexploitanten, in de jaren dat de kermis nog op Grote Markt, Houtmarkt en Oude Vest was opgebouwd.
Veel langer geleden waren er natuurlijk meer stadsboerderijen, of boerderijen dicht tegen de vestingwallen aan de buitenkant. Rovers kwam op een redelijk unieke manier Achter de Lange Stallen terecht: via een merkwaardige ruilverkaveling: van buiten de stad de stad in.
Hij belandde in 1948 op zijn lap grond binnen de singels in ruil voor een paar hectare aan de westkant van de stad. Op de akkers achter zijn boerderij aan Oranjeboomstraat 248 werden begin jaren vijftig de eerste piketpalen voor de nieuwe wijk Heuvel geslagen.
Achter de Lange Stallen zat tot 1948 stads akkerbouwer Klaassens, die naar elders verkaste en plaats maakte voor Jo Rovers. Boeren, met handjeklap gepokt en gemazeld, zijn goede onderhandelaars. Zo ook Jo: voor zijn ingeleverde akkers aan de Oranjeboomstraat ritselde hij als bonus ook nog een paar flinke lappen grond in het buitengebied boven Bavel. Zo ongeveer waar nu de Claudius Prinsenlaan de zuidelijke rondweg kruist, dus die deal zal zich later ook weer driedubbel en dwars uitbetaald hebben.
Eind jaren zestig begon er het een en ander te veranderen. De winkeliers in de duurder en deftiger wordende Ginnekenstraat begonnen genoeg te krijgen van de meurende en knorrende varkens. Ze vonden weerklank bij de Bredase politiek, en dat was het begin van het einde van de varkenshouderij.
De laatste varkens werden in 1972 geslacht, melkfabriek De Hoop was al gesloopt na de liquidatie, en Jo was ex-boer. ‘Bij de pakken neerzitten was niks voor opa’, aldus zijn kleindochter Carla, die anno 2025 nog steeds aan de Oranjeboomstraat woont, een paar honderd meter van waar haar opa ooit woonde. ‘Hij zat zich stierlijk te vervelen. Daarom is ie op ons erf Achter de Lange Stallen en in de oude schuren met die parking begonnen’.
Kort voor zijn overlijden in december ’75, verkocht Jo de grond met zijn nieuwe nering aan Mols, die even verderop op Ginnekenstraat 90, nu de Wibra, een behang- en verfzaak dreef. Bep verhuisde van de vrachtwagen naar de kassa, en zou in dienst van Mols nog lang kaartjes voor de parking blijven verkopen met zus Tiny en broer Toon.
Intussen begonnen er allerlei toekomstplannen voor de ‘Gouden Driehoek in de Binnenstad’ de Bredase revue te passeren.
In de beeldbank van het Stadsarchief zien we in 1967 een maquette – waar zou die gebleven zijn? – van het ontwerp voor een middenstands warenhuis van Amsterdamse architect De Gaar.
In 2009 schreef mijn collega Henk Schol: ‘Breda krijgt zeer waarschijnlijk een grotere Bijenkorf op het Molsterrein. De directie onderzoekt momenteel deze mogelijkheid voor een vestiging met meer vierkante meters dan de huidige vestiging in de Barones’.
In 2011: ‘De plannen voor het Mols-parkeerterrein in Breda met onder meer de vestiging van een grote Bijenkorf in het oude postkantoor aan de Oude Vest zijn ‘dik binnen vijf jaar gerealiseerd. Verder is onder meer voorzien in tachtig tot honderd appartementen van WonenBreburg dat als partner niet alleen 16 tot 26 miljoen euro in het project stopt, maar ook twee karakteristieke gebouwen: Achter de Lange Stallen en het Postkantoor. Begin 2013 moet de bouw beginnen. In totaal is met de investering 170 miljoen euro gemoeid’.
2015: ‘De Bredase wethouder Bob Bergkamp is blij dat er nu eindelijk duidelijkheid is: de complete nieuwbouw van 19.000 vierkante meter winkels, 180 woningen en een ondergrondse parkeergarage op Mols Parking gaat niet door. Het is te duur. Wel wordt een compacte versie van het plan uitgevoerd’.
Niet dus.
Zo kunnen we nog wel even doorgaan. Boeiend leesvoer vinden we in de notulen van de gemeenteraad. Te veel om hier uitgebreid uit te gaan citeren, maar een discussie springt eruit. Het is de vergadering van 12 oktober 1978, waarin SP’er Nico Garritsen en VVD-wethouder Jan van Asseldonk elkaar in de haren vliegen over de toekomst van het terrein. Een link naar de notulen van die fittie staat hieronder.
Wat me in de notulen opvalt: jaren nadat Jo zijn parking begon, jaren nadat Mols hem overnam, wordt er in de raad gesteggeld over het al dan niet verlenen van een vergunning aan Mols. Maar dat had dan waarschijnlijk weer te maken met een nieuw potje landjepik, voor parkeerplaatsen die op net buiten de erfgrens vallende grond van de gemeente uitgelijnd moesten worden. Gerritsen wees op de ‘woedende wijk’ die nergens over ingelicht was en mordicus tegen was, maar Van Asseldonk en Mols kregen hun zin. Geen woningbouw, maar extra ruimte voor nog meer stilstaand blik.
Om in de termen van de nering van Jo Rovers te blijven: alle plannen kwamen en gingen via een soort van varkenscyclus. Van economische hoog- naar laagconjunctuur, politiek van links naar rechts, om de corona heen: bijna alle jaren tussen de sloop en nu werd er iets aangekondigd, om later weer afgelast of stilzwijgend vergeten te worden.
Met een gemene deler: er is nooit aan iets begonnen.
Er is in ieder geval een familie die nog steeds thuis is op het terrein er niet op zit te wachten dat het asfalt gebroken wordt en de heipalen arriveren.
Dat is de dynastie Nguyen, de van oorsprong Vietnamese loempia bakkers die bij de poort naar de Ginnekenstraat al bijna vier decennia smakelijke snacks produceren, voor de parkeerders die de stad ingaan, of die weer huiswaarts gaan.
Loi Nguyen opende in 1987 zijn eerste loempiakraam op Mols Parking. Het familiebedrijf heeft een flinke groei doorgemaakt met meerdere kramen in Breda, Oosterhout, Tilburg en Dongen. In 2016 heeft Loi’s zoon, Tan Linh Nguyen, de kraam overgenomen.
Mocht er dan uiteindelijk toch iets uitgevoerd worden, dan moet Breda maar een prijsvraag voor een passende naam uitschrijven. God verhoede dat de naamgeving aan de kongsi van politiek en projectontwikkelaars overgelaten wordt. Daar stopt de fantasie meestal bij het toevoegen van een paar klinkers of medeklinkers aan een historische naam, om het wat interessanter of deftiger te maken.
Het Varkenspark lijkt me een mooie, maar dat gaat hem niet worden, denk ik.
De meest voor de hand liggende lijkt me het mooiste: Achter De Lange Stallen.
Ooit.
| Beeldbank Stadsarchief Breda: Mols Parking, Achter de Lange Stallen | Facebook: /Léon Krijnen | Facebook: /Breda | Facebook: /Oud Breda | Notulen Gemeenteraad: Mols | Bibliotheek Stadsarchief: Mols |
![](https://krijnen.com/wp/wp-content/uploads/2025/02/Thumbs-Lange-Stallen-1440x997.jpg)
![](https://krijnen.com/wp/wp-content/uploads/2025/02/Thubs-Blind-Walls-1440x1171.jpg)