Krijnen.Com Krijnen.Com

De man met de hoed en de sigaar

Vorige week kwam Gerard Kamp even gezellig op de koffie om zijn nieuwe Coloriginals kalender voor 2025 af te geven. Ik kan me vaag herinneren dat ik hem begin dit jaar, na het verschijnen van die van 2024, met die twaalf foto’s van Jan de Jong, gevraagd heb of hij al wist wat hij met de volgende zou gaan doen. En dat ie dat nog niet wist, want druk met van alles. Wat in zijn geval betekent honderden, duizenden uren met zijn Wacom en zijn computer mega scans van glasnegatieven pixel voor pixel van grijs, wit en zwart tot kleur toveren.

Tot mijn verrassing heeft ie weer voor twaalf foto’s van Jan de Jong gekozen. De fotograaf wiens leven en carrière ik begin dit jaar, met behulp van Gerard beschreven heb.  

Want hij had een en ander over Jan de Jong, min of meer noodgedwongen, min of meer als bijzaak, uit moeten zoeken. Omdat hij de foto’s van Jan wilde gebruiken voor het inkleuren van de mega afdrukken, én omdat hij voor de laatste uitgave van zijn vierde jaarlijkse kalender, ‘Het Bredase Verleden in Kleur‘, twaalf glasnegatieven van Jan de Jong als basis wilde gebruiken. Daar kwam, zakelijk en juridisch, nogal het een en ander bij kijken, waarbij Gerard tussen de bedrijven door van alles over Jan de Jong te weten kwam. Op basis van die gegevens schreef ik mijn verhaal over Jan de Jong.

De broer van A.M. de Jong, de schrijver van Merijntje Gijzen. Jan de Jong was voor fotopersbureau Spaarnestad, en voor de damesbladen Libelle en Beatrijs voornamelijk in het zuiden van Nederland actief. En dus ook in Breda, de stad die hij 269 glasnegatieven heeft nagelaten. Die door het Breda’s Museum, dat ze ooit aangekocht had, later bij het Stadsarchief ondergebracht zijn, en in de Beeldbank te bekijken en te downloaden zijn.

Zodat Gerard Kamp, die er nu pas 24 gebruikt heeft, nog 20 jaar door zou kunnen gaan met alleen maar Jan de Jong voor zijn kalenders ‘Het Bredase Verleden in Kleur’. Dat weet ie desgevraagd nog niet, maar ja, vorig jaar wist ik geloof ik ook nog niet dat hij er nu voor de tweede keer mee zou uitpakken.

Van mij mag ie, want er is geen foto van Jan de Jong die me niet geschikt lijkt voor zijn kalender. Qua beeld, qua onderwerp, qua kwaliteit.

Gerard doet nog steeds alles met de hand, terwijl de artificial intelligence ook in zijn vakgebied dagelijks verder oprukt. Via plug-ins in Photoshop, via allerlei andere programma’s, plug-ins en filters, in apps en websites. Hij realiseert zich dat hij op enig moment ingehaald zal worden door de ai. Wanneer weet hij nog niet, wel dat het hard gaat. ‘Ik wil niet arrogant overkomen’, zegt hij, ‘maar het verschil tussen wat ik aflever en wat een plugin maakt, is nog steeds aanzienlijk. Dat verschil zal steeds kleiner worden maar of het helemaal zal verdwijnen dat weet ik niet’.

De nieuwe kalender is qua helderheid een stuk verbeterd, vergeleken met vorig jaar. ‘Dat komt door het andere papier dat we nu gebruikt hebben. Mijn werk is hetzelfde, de druktechniek is hetzelfde, maar op dit papier blijven de kleuren veel beter staan’.

Uiteraard geen verrassingen onder de dozijn keuzes voor 2025. Ik ken ze allemaal, en ik heb ze de afgelopen jaren stuk voor stuk uit zitten pluizen. Oneindig inzoomend op zoek naar verborgen details, in tekst of in beeld, in etalages, op uithangborden, gevels en vensters, of op kentekens. Over wat ik vond heb ik al verschillende malen iets geschreven, bijvoorbeeld over de Raadhuisstraat en Ginnekenmarkt, en over dokter Jacob Joling.

Toch heb ik ook nogal wat gemist, merkte ik, toen ik met Gerard door zijn nieuwe kalender zat te bladeren. Dat is nou weer niet zo gek, want Gerard zit soms dagenlang aan dezelfde foto te werken, en haalt er natuurlijk meer uit.

Met een grappig detail, op twee verschillende foto’s. De eerste die van de maand december van de kalender van dit jaar, de tweede die van mei van volgend jaar: dezelfde man met bril, gleufhoed en sigaar. De datering van beide foto’s is ‘1935’, zo ongeveer het midden van de gehanteerde datering van alle foto’s van Jan de Jong. Sommigen zijn op 1930 gedateerd, anderen in een iets ruimere envelop van een paar jaar.

Op een van de twee foto’s kun je zien dat ze rond het middaguur gemaakt zijn, en dat de zon vrij hoog aan de hemel stond, misschien laat voorjaar. Het leuke is dat je aan de sigaar van de man kan zien dat een foto een minuut of tien, hooguit een kwartiertje, na de andere gemaakt is. Op de foto dat ie naar de luidkeels zijn handel aanprijzend visboer staat te kijken is zijn bolknak een paar minuten daarvoor aangestoken.  

Net als op de volgende foto lijkt het tafereeltje qua compositie en scène door Jan de Jong een beetje aangestuurd te zijn. De ‘Autobewaker’ die ‘Sssst’ zegt tegen de andere, onder het bord van de KNAC: ‘Verkeersorde bevordert Stilte’.

Die twee auto’s op de foto, daar zijn we nog niet helemaal uit. Na een oproep op Facebook weten we nu wel met enige zekerheid dat de grote cabriolet een Röhr is. Ook werd Rockne, onderdeel van Studebaker vaak genoemd, vanwege de R op de wieldoppen, daarom werd ook Riley genoemd. Veel reacties op Facebook, al dan niet met behulp van Google Lens of andere intelligente botjes. Veel verschillende resultaten ook, maar Röhr lijkt me de goede oplossing. Maar ja, van wie?

Mike Schellekens verbaast me altijd, met de snelheid waarmee hij reageert, en met de kwaliteit van zijn reacties. Laat hem een of ander obscuur onderdeel of een vage foto zien en Mike weet als eerste merk, bouwjaar en type. Zo ook nu, hij stuurde twee foto’s van een Röhr, maar hij bleek nog beter naar de foto gekeken te hebben dan Gerard en ik. Mike: ‘Op de voorbumper is de achterkant van het kenteken te zien, en de N en de cijfers zijn gestanst, dus ook vanaf de achterkant (in spiegelbeeld) leesbaar. Maar alleen de N en de begincijfers 87 zijn te herkennen’.

Kijk, daar kan ik iets mee: de Provinciale Kentekens die met N-87 beginnen, met vijf cijfers, zijn zo te zien allemaal in 1947 uitgegeven, en enkele zijn heruitgegeven. Dus door de N-87 met minder dan vijf cijfers door de Auto van Mijn Opa gebladerd. We weten natuurlijk niet of de auto van een Bredanaar was, maar onder de 100 kentekens tussen N-7800 en N-7899 zitten acht of negen Bredanaars. Waaronder Bankier Van Mierlo uit de Lange Brugstraat. Die zou het kunnen zijn, maar ik heb er verder nergens foto’s van kunnen vinden.

Het bestelwagentje op de achtergrond, met die mooie letters ‘Elv?’ blijft ook een raadsel. Er was een carrosseriebouwer met de naam Elva, en in Ermelo had je de fabriek van ‘Elva Pudding’.

In de kalender van 2025 verschijnen nog een paar auto’s in beeld. Met bekende kentekens, en eigenaren. De N-22674 tussen de fietsers in de Eindstraat, gedateerd op 1934, is de Hillman Minx van accountant A.C.M. Hanken. Die is ook nog een keer in Rotterdam gefotografeerd. Het bijzondere aan die foto is dat de agent die daar het verkeer staat te regelen, mijn eigen opa Van de Korput zou kunnen zijn. In de familie rouleert een vergelijkbare foto uit dezelfde periode waar hij in dezelfde pose op staat, met zijn lengte en dat herkenbare snorretje, maar we twijfelen of dit hem ook is.

De andere auto is de N-2000, een zwarte limousine met een houten koffer op de achtergrond, kalenderblad van juni. Dat kenteken stond van 1914 tot 1936 op naam van D.P. en J.G.A Wijnings uit Sint Willebrord, Rucphen en Vooreinde. In 1936 werd het verstrekt aan boekhandelaar en drukkerij C. J. J. M. van Wees, op de hoek van de Reigerstraat en het Kasteelplein. Mooi, dus die kist zat vol met boeken. Het BHIC had nog geen foto van de N-2000, dus ik heb hem opgestuurd naar de ‘Auto van Mijn Opa’, zodat ze hem toe kunnen voegen.

Het voorlopig laatste detail op een van de foto’s van Jan de Jong is, als het klopt, misschien wel het mooiste. Gerard en ik hebben het uitgebreid zitten bestuderen, in de hoop dat het waar is. In december 1939 ligt er sneeuw op de Grote Markt. Voor de groentewinkel van De Pree op nummer 61, hoekpand Reigerstraat, nu ‘t Tapperijke, zien we links een man  met zijn fiets aan de hand door sneeuw ploeteren. Voor de etalage staat een man met zijn rug naar een andere camera, zo te zien met een statief en het zwarte doek over zijn platencamera in de weer.

‘Dat zou Jan de Jong zelf kunnen zijn’, aldus Gerard, ‘die misschien een assistent bij zich had met een tweede platencamera. En die zijn helper heeft laten poseren om hem zelf vanaf de overkant de lens te laten openen. Mooi toch?’

Resteert de man met bolknak, bril en hoed. Op de andere 267 foto’s van Jan de Jong heb ik hem niet kunnen vinden. Misschien was het een wandelende pensionado die vanaf de hoek van de Reigerstraat de fotograaf met zijn grote platen camera op statief nieuwsgierig gevolgd heeft. Of was het misschien zijn assistent, dezelfde die door de sneeuw ploegt, met die zwarte tas in zijn hand?

Gerard, lachend: ‘Misschien was het gewoon een enorm ouwehoerende Bredanaar. Ik zie zo voor me dat Jan de Jong moet hebben gedacht laat me in godsnaam met rust en ga naar moeders de vrouw’!

| Gerard Kamp: Coloriginals | Stadsarchief Breda: Collectie Jan de Jong | Facebook: /Leon Krijnen | Facebook: /Breda | Facebook: /Oud Breda |

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.