Cato Kolenbrander (links), haar zus Emma (rechts) en Sterre Brugman (midden) zweren bij hun Blackberries. In de klas op het het Stedelijk Gym, de Nassau en het Onze Lieve Vrouwe Lyceum in Breda mogen die tijdens de les niet gebruikt worden, maar ze zijn grootgebruikers van WhatsApp en Ping. Nationale Offlinedag? ‘Nooit van gehoord.’ Hoe vaak ze erop kijken? ‘Gewoon hoor, de hele dag door.’
De oproep om gisteren een hele dag offline te blijven was aan dovemansoren gericht. Niemand die er van op de hoogte was.
Zomaar een zonnige middag, langs een hockeyveld in Breda. Zeker weten doen we het niet, maar het lijkt er op dat van de heren van het eerste team van Push, die HDM ontvangen, niemand een smartphone in zijn zak heeft, net zomin als de scheidsrechters. Al was het maar omdat een iPhone door sommige heren misschien wel beter beschermd wordt dan hun eigen kroonjuwelen.
Yuri van Poppel uit Den Bosch is een straatschilderij aan het maken aan de Markkade in Breda. Hij gebruikt een iPhone 4. “Ik heb van het begin af aan een iPhone gehad, en verder ook alles van Apple.” Van de nationale Offlinedag heeft hij niet gehoord. “Maar vandaag kijk ik er bijna niet op, omdat ik de hele dag aan het schilderen ben. Dus voor mij is het wel een beetje Offlinedag.” Hij gebruikt zijn iPhone veel als camera, naast de voor de hand liggende communicatie-apps.
Raf de Boer gebruikt tot zijn volle tevredenheid een Samsung Galaxy, na een aantal jaren Nokia’s. Hij heeft wel wat gelezen over de verslaving aan sociale media, maar niet dat er opgeroepen is tot een dag zonder smartphone. Die Offlinedag had voor hem ook niet gehoeven, want hij schat zichzelf niet verslaafd. “Nee hoor, ik kijk er alleen maar op als ik gebeld wordt, of een sms of een message krijg via WhatsApp. Dat is misschien tien keer per dag.”
Martijn de Meulder, van Oosterhout naar Leiden verkast, prijst zijn HTC Titan. Hij had daarvoor een andere Windows Phone, een Omnia 7. “Het besturingssysteem van Windows Phone is veel doelgerichter dan Android of iPhone. Je zet iets met één klik op Facebook, mail lezen idem dito.” Offlinedag? “Nooit van gehoord, maar ik was vandaag toevallig redelijk offline, de hele dag op een surfplank op Zandvoort gestaan. Normaal kijk ik er vijftien, twintig, dertig of veertig keer per dag op, schat ik.” Foto Mariël Hidding.
Onder de toeschouwers is er anno 2012 bijna niemand meer die er geen op zak heeft. Wat dat betreft wijkt het publiek niets af van dat bij de voetbalvereniging JEKA, een kilometer verderop. Er worden uitslagen van reeds gespeelde duels mee doorgegeven aan bondsbureau of thuisfront, en als het spannend wordt, zijn er meerderen – jong en oud – die een live verslag improviseren voor iemand die ziek is of moet werken.
Scoorders langs honkbalvelden of tennisbanen gebruiken een app in plaats van een scorekaart: ieder punt, iedere fout verschijnt in real time op Facebook of een ander platform. Komt de bal in de buurt van het doel dan gaan er overal handen omhoog met de smartphone die ingezet wordt als foto- of videocamera. Er wordt tegen de handzame computertjes gepraat, naar geluisterd, of driftig op getikt. In maar weinig landen is de smartphone zo evenredig aanwezig in alle rangen en standen van de maatschappij als in Nederland. In bijna geen land is de smartphone zo nadrukkelijk aanwezig in het straatbeeld.
Niet alleen omdat er bijna nergens zo vaak en zo veel gebruik van wordt gemaakt, maar ook omdat nergens zo vaak zonder gêne luidkeels gebeld wordt als hier.
De oproep van de Nationale Academie voor Media en Maatschappij om gisteren voor één dag helemaal offline te blijven bleek aan dovemansoren gericht. Ruim honderd keer hebben we de vraag gesteld, niemand die er van gehoord had. Niemand ook die er aan mee deed.
In ieder geval één toeschouwer aan de rand van het hockeyveld gebruikte hem gisteren de hele dag niet, maar niet vanwege ikbenoffline.nl. Zijn goede hand zat van vingers tot voorbij de pols in het gips, dus dat was een beetje moeilijk tikken. Een iPhone 4S had ie helaas niet, want die had hij gesproken opdrachten kunnen geven.
Niemand met een smartphone die we het gevraagd hebben zag zichzelf als verslaafd.
Niemand zou zijn smartphone nog kunnen missen.
Sneller, leuker, makkelijker en liefst veiliger
Het is bijna niet voor te stellen dat de smartphone pas vijf jaar bestaat.
Dat wijlen Steve Jobs pas op 24 januari 2007 in San Francisco grijnzend een iPhone uit zijn broekzak haalde en met zijn vinger op het glas een verbinding tot stand bracht. Pas in juli van dat jaar kon je in Nederland het eerste intelligente mobieltje kopen, waarmee je kon internetten, en waar je zelf programma’s op kon installeren. Apps, noemde Jobs die dingen.
Vijf jaar later is Apple dankzij de iPhone het rijkste bedrijf ter wereld geworden, met 315 miljoen verkochte exemplaren met het steeds verder ontwikkelde iOS-besturingssysteem. Inspiratie voor tientallen achter Apple aanlopende concurrenten die ook nog eens enkele honderden miljoenen smartphones ontwikkelden en verkochten. Met daarop vooral het door Google gratis geleverde Android-systeem, of het door Microsoft ontwikkelde Windows Phone-systeem.
In Nederland is inmiddels twee op de drie verkochte mobieltjes een volwassen smartphone. Zodat bijna iedereen altijd en overal online is.
Omdat de hardware nu zo goed en snel is worden minder snel nieuwe toestellen ontwikkeld. De strijd om nog beter en sneller wordt nu vooral door de softwareontwikkelaars gestreden. Steeds meer kleine bedrijven, vooral in Amsterdam en Eindhoven, brengen bijna iedere dag nieuwe apps uit. Sleutelwoorden: snel, leuk, gemakkelijk en stabiel.
Vooral veilig, want nu betalingsverkeer via smartphones in rap tempo toe gaat nemen, ontwikkelen criminelen net zo snel mee. Op zoek naar gaten in de beveiliging van alle nieuwe apps.