Krijnen.Com Krijnen.Com

Baggy Maggy: leven in geleende tijd

baggymaggycrew.jpg

Maandagmiddag 18 september 1944 om 17:00 uur maakte Baggy Maggy een noodlanding bij Castelré. Een kwartier eerder was de grote Consolidated B24 bommenwerper bij Groesbeek getroffen door afweervuur. Bijna zestig jaar later ging ik voor de krant naar Amerika om te spreken met de laatste twee overlevenden van de bemanning van Baggy Maggy en de zus van radio-operator Bill Kirlin. Het werd een mooie trip, uitmondend in dit veel te korte verhaal.
Link: English version


Bij de landing in de buurt van Castelré raakte de Baggy Maggy total loss. De volgende dag werd het door de Duitsers met lichtspoormunitie in brand geschoten, terwijl het stoffelijk overschot van Bill Kirlin nog klem zat in het wrak. Het was het eind van een betrouwbaar werkpaard, dat haar sporen verdiend had tijdens tientallen aanvallen op Duitse doelen in Frankrijk en Duitsland.
Maggy vloog ook mee in de massale, legendarische aanval op de raffinaderijen van Plo&eauml;sti, helemaal aan de Roemeense Zwarte Zeekust. In september 1944 was het door de strijd getekend toestel, een versleten maar populaire kist, een beschermengel, die zijn bemanningen veilig terug bracht.
Tot haar geluk op 18 september 1944 bij Groesbeek op was en linksvoor in het toestel een granaat uit elkaar spatte. Gezagvoerder Larry Hewin, op dat moment 19 (!) jaar oud, kreeg scherven in nek en benen.
Terwijl hij achter zijn stoel op de grond lag en radio-operator Bill Kirlin het bloeden trachtte te stelpen, probeerde tweede piloot Richard Scott, geholpen door bommenrichter George Sadler, om Baggy Maggy in de lucht te houden.
Zestig jaar na dato is het stralend weer in Honeybrook, Pennsylvania. Vanuit de woonkamer van Donald en Paulene Dukeman heeft de bezoeker uitzicht op een sprookjesachtig tafereel: een Amish die aan het ploegen is. Acht muilezels naast elkaar, de boer erachter, met hoed, lange baard, in klederdracht. In een ander weiland naast een houten schooltje lijkt het of er een film opgenomen wordt: tientallen kinderen, stuk voor stuk in klederdracht, die in wuivend gras een partijtje aan het softballen zijn.
Het doet aan een andere film denken: Witness, waarin Harrisson Ford onderduikt bij de Amish. “Klopt”, zegt de 80-jarige Donald Dukeman, die de laatste twintig jaar van zijn werkzame leven postbesteller in Penssylvania Dutch Country was, “een paar kilometer verderop staat de telefooncel waarin Ford in de film staat te bellent.”
“George Sadler moest van Scotty met zijn hele gewicht op de pedalen gaan staan”, aldus Dukeman, “terwijl Larry leeg lag te bloeden op het flight deck. We werden door een onzichtbare reuzenhand naar beneden geduwd. Alle meters van de motoren, temperatuur, oliedruk, toeren, stonden in het rood, het was een mirakel dat we zo lang in de lucht bleven.”
Met een zuidwestelijke koers probeerde de bemanning een bevrijd stuk van Belgi&eauml; te bereiken, maar voorbij Baarle Nassau verloor Baggy Maggy haar laatste hoogte. Terwijl de propellors van de Pratt and Whitney motoren zand en aardappelen omhoog maalden, maakte het met 150 kilometer per uur een flauwe bocht naar rechts, om in stukken te breken tegen de een meter hoger liggende weg.
Bill Kirlin, die geweigerd had om zijn crash-positie in de veiligheidsriemen in te nemen, omdat hij het noodverband van Hewin niet los wilde laten, werd verpletterd door de 300 kilo wegende geschutkoepel, die door de klap van de romp brak.
“Na de crash”, zegt Larry Hewin twee dagen later in Williamsburg, Virginia, zes uur rijden naar het zuiden, “heb ik altijd het gevoel gehad in extra tijd, in geleende tijd, te leven. Het was zo oneerlijk. Ik lag onder de turret, maar door de klap schoof ik naar voren. Bill heeft mijn leven gered, maar daardoor kreeg hij de geschutkoepel op zijn kop. De neus van het toestel was weg, ik kroop eruit, en rende weg, gedragen door de morfine. Ik zakte in elkaar en kon door mijn verwondingen maandenlang geen meter meer lopen. In het kamp in Duitsland werden weddenschappen afgesloten dat ik het eind van de week niet zou halen.”
De bemanningsleden zouden elkaar vijftig jaar lang niet meer zien. In Duitsland brachten ze acht maanden in verschillende krijsgevangenkampen door, om voorjaar 1945 terug te keren naar de Verenigde Staten. Het verbrande lichaam van Bill Kirlin werd door omwonenden op de plaats van de crash begraven, begeleid door Duitse saluutschoten. Na de bevrijding werd het verplaatst naar Baarle Nassau, waar het bijna een jaar later opnieuw opgegraven werd, om op het oorlogskerkhof in Margraten voor de laatste ter aarde besteld te worden.
Op de plaats waar Baggy Maggy gecrashed, verbrand en gesloopt was, waar Kirlin zijn eerste laatste rustplaats vond, stond tot halverwege de jaren vijftig een kruis met enkele regels tekst. Toen het door weer en wind gesloopt was, herinnerde niets meer aan de grote bommenwerper die er ooit geland was.
De overlevenden bouwden na de oorlog hun leven op en verloren elkaar tot 1994 uit het oog. Dat ze elkaar na vijftig jaar zouden gaan schrijven en ontmoeten was te danken aan een amateur-historicus uit Ulicoten met de vasthoudendheid van een terri&eauml;r: Jos van Roozendaal. Die op het spoor gezet werd door wijlen dr. Ed Loffeld, die begin jaren tachtig een serie artikelen over Baggy Maggy schreef in Ons Weekblad in Baarle Nassau. Van Roozendaal noemt ook de naam van de Belg Ed Ragas: “Die weet alles van wat er hier in de Tweede Wereldoorlog in de lucht gebeurd is.”
Naar aanleiding van de artikelen van Loffeld slaagde Van Roozendaal er begin jaren negentig in om de toen nog levende bemanningsleden op te sporen, met elkaar in contact te brengen en sommigen te ontvangen. Tien jaar geleden, in september 1994, werd een monument onthuld op de plaats van de crash. Drie bemanningsleden en Gertrude, de jongste zus van Bill Kirlin, waren aanwezig, tot tranen toe geroerd: bommenrichter George Sadler, schutter Eugene Shabatura en co-pilot George Scott, de man die het vliegtuig aan de grond gezet had.
Larry en Barbara Hewin en Donald en Paulene Dukeman konden er destijds, vanwege lichamelijke ongemakken, niet bij zijn. Ttien jaar na dato is het trio bemanningsleden dat de bedevaart naar Castelré maakte, overleden, maar zijn zowel het echtpaar Dukeman als Hewin zeer wel in staat om de verslaggever met veel warmte en dankbaarheid te ontvangen.
Mrs. Gertrude Stuber Kerlin leeft ook nog. Inmiddels 88 jaar oud, stuurt ze haar eigen auto naar Honeybrook en arriveert met een dosis levenslust en humor die een twintigjarige niet zou misstaan.
Ze heeft een ontroerend werk bij zich; het plakboek dat ze bij begon te houden, toen haar jongste broertje, de oogappel van zijn vijf oudere zussen, het ouderlijk huis verliet om opgeleid te worden als radio-operator. Zijn laatste klassefoto, foto’s in sporttenue, de eerste ansichtkaarten vanuit de basis in Engeland, de laatste brief, de offici&eauml;le mededeling van missing in action, het overlijdensbericht, het in memoriam in de lokale krant, een foto van de gedenksteen aan de muur van de fabriek van textielmachines waar hij boekhouder was.
“Ik was het jongste zusje”, aldus Mrs. Stuber-Kerlin, “mijn andere zussen waren al wat ouder, toen hij geboren werd, maar ik groeide samen met hem op. Ik mis hem nog iedere dag.”
Ook Donald Dukeman laat prachtige parafernalia en collectors’ items zien, waaronder logboeken, een model van de Baggy Maggy, het loodzware handboek met de gedetailleerde beschrijving van ieder onderdeeltje dat hij als boordwerktuigkundige van het enorme vliegtuig uit zijn hoofd moest kennen.
Centraal in zijn bibliotheek, net als in de studeerkamer van Larry Hewin een klein luchtvaartmuseum, prijkt de Baggy Maggy File. Een dikke ringband, een stuk levenswerk van Jos van Roozendaal, een werk dat er om schreeuwt om door een uitgever bewerkt te worden. Of om gedigitaliseerd te worden, zodat het op een internetsite gepubliceerd kan worden.
De Baggy Maggy File is een boeiend verslag van de gebeurtenissen op 18 september 1944, en de dagen en maanden daarvoor en daarna. De opleiding van de bemanning, het leven op de basis Hardwick in Engeland, de ontberingen in de krijgsgevangenkampen, de humor, de dodenmars van Dukeman.
Daarnaast leest het als een roman over de speurtocht van Jos van Roozendaal naar de overlevenden. Die in de avonduren een VWO certificaat Engels haalde, zodat hij beter kon communiceren met zijn Amerikanen. Die vrienden voor het leven zouden blijven, en met veel respect en genegenheid over Van Roozendaal spreken.
Waar bij het zoeken naar wie of wat dankzij internet tegenwoordig net zo vanzelfsprekend als gemakkelijk is, moest hij zich begin jaren negentig behelpen met brieven en telefoontjes naar luchtmachtbases en vertegenwoordigers van veteranenorganisaties.
“Na iedere brief was het weer weken afwachten”, aldus Van Roozendaal, die dit voorjaar een van de twee luiken cadeau kreeg die de boordschutters achter in het vliegtuig aan weerskanten openklapten, als ze hun mitrailleurs in stelling brachten.
“Baggy Maggy is niet helemaal verbrand, omdat de Duitsers er niet alleen alle de bruikbare spullen, maar ook de brandstof uitgehaald hadden. Voordat de restanten als schroot zijn afgevoerd, hebben omwonenden er van alles afgesloopt. Een 14-jarige jongen ging er met dit luik vandoor. Nu hij 74 jaar oud is, heeft hij het aan mij gegeven. De wielen hebben ze tot in de jaren zestig, tot ze van ouderdom uit elkaar vielen, gebruikt om gekapte bomen uit het bos te slepen.”
Repeterend onderdeel van de Baggy Maggy File is Borrowed Times, het magazine dat Larry Hewin vanaf de hereniging met zijn bemanning op onbepaalde tijdstippen uit begon te geven. Met de indrukwekkende afrekeningen met hun verleden, die Hewin en Dukeman schreven. Hewin, die in het kader van zijn uitgaven meer plezier in het schrijven van zijn memoires kreeg, Dukeman op verzoek van kinderen en kleinkinderen.
Waar Hewin het schrijven kennelijk met speels plezier afgaat, is de kracht van Destined to Survive van de diep gelovige Dukeman de simpele en doeltreffende manier waarop hij met zijn oorlogsverleden van zich afgeschreven heeft. “Maar vergeet niet”, aldus Van Roozendaal, “dat Donald het in krijgsgevangenschap slechter heeft gehad dan Larry. Hij heeft op het eind van de oorlog ternauwernood een dodenmars van tachtig dagen overleefd.”
Hewin, Big Larry, was negentien, toen hij tot gezagvoerder van een B24 werd benoemd. Vanaf de eerste keer dat hij er een zag, had hij er een haat-liefde verhouding mee: “Het was een onhandelbaar monster, maar ik hield van de motoren. Die Pratt and Whitneys bleven draaien, ze brachten je altijd thuis, ook al waren ze aan gort geschoten.”
Aan zijn leven in de geleende tijd, ontleende Hewin een gevoel dat hem nooit verlaten heeft: “Ik ben nooit meer bang geweest voor de dood, alles was meegenomen. Alles ging zo snel. Ik vloog een splinternieuwe B24 vanaf Nebraska via Nova Scotia en IJsland naar Schotland. In Engeland moesten we hem inleveren. Daarna vloog ik in allerlei machines tientallen vluchten boven Frankrijk en Duitsland, tot die laatste, over Holland, in de Baggy Maggy. Ik raakte zwaar gewond, overleefde acht maanden als krijgsgevangene en ik was weer thuis in Texas vóór mijn 21e verjaardag. Het was niet altijd even leuk, maar ik had het voor geen geld willen missen. Het heeft me een beter mens gemaakt.”
Terwijl Van Roozendaal probeert om in het kader van de zestigste verjaardag van de crash een herdenking te organiseren, zullen Hewin en Dukeman beiden vanwege lichamelijke ongemakken zo goed als zeker niet kunnen komen. Wie er wel zin in heeft, is Gertrude Stuber-Kirlin, die, als het aan haar ligt, over twee maanden weer opgewekt in een vliegtuig naar Nederland stapt.
“Natuurlijk kom ik, als er een herdenking is. Dat ben ik verplicht aan Jos van Roozendaal, aan de mensen van Castelré en Ulicoten, aan iedereen in Holland. Het is ongelooflijk hoe jullie daar de herinnering aan Bill levend gehouden hebben. Als God het wil ben ik er in september weer bij.”

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.