Krijnen.Com Krijnen.Com

De man van de peperdure boeken

Boven de doodstille studeertafels hangen spionerende camera’s, binnen kom je er via fluisterende uniformen, pasjes en poortjes. Bal- en vulpennen zijn vanwege lekgevaar streng verboden, op iedere tafel staat een doosje zachte potloden. Bewakers houden de bezoekers in het oogje, computers de temperatuur, vochtigheidsgraad en lichtinval.
Welkom in de studiezaal van afdeling Bijzondere Collecties van de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam. In de andere publieke ruimtes, zoals het sfeervolle restaurant en de tentoonstellingsruimtes, kan iedereen ongestoord binnen wandelen, maar om de studiezaal te kunnen betreden moet men lid worden van de bieb van de UVA.
Bij de ingang staat een opvallende antieke uitstalkast, het vergulde sierwerk mettertijd wat vervaagd, aan de voorkant twaalf brede ruggen zichtbaar: een complete De Grooten Atlas van Johan Blaeu. Gedrukt in 1662, bekend als de Atlas Maior; hij bevatte alle bestaande kaarten van die tijd, zowel in omvang als grafische dekking. Zo belangrijk is de Maior in de wetenschappelijke wereld dat vorig jaar van juni tot november studenten, onderzoekers en cartografen een half jaar lang dag iedere dag opnieuw in de rij stonden aan de Oude Turfmarkt: iedere morgen werd een nieuwe pagina van een vierkante meter omgeslagen.
De waarde van De Grooten Atlas? Garrelt Verhoeven weet zo goed als alles van de Bijzondere Collecties, maar hier aarzelt hij. “Onschatbaar, laten we het daar maar op houden.” Enkele tonnen, meer dan een miljoen Euro? “Dat zou pas blijken als hij geveild zou worden, maar dat gaat niet gebeuren”.
Als iemand weet wat de ruim 20 kilometer aan boeken, kaarten, atlassen, en andere ooit bedrukte of beschreven parafernalia waard zou moeten zijn, is het de Drs. Hoofdconservator Verhoeven. Die na het Mgr. Frencken college in Oosterhout Nederlands studeerde aan de Universiteit van Leiden, en via zijn specialisatie in de geschiedenis van het boek aan een glanzende carrière in kostbaar oud papier begon.
Na zijn afstuderen belandde hij in de wereld van het antiquariaat, waar hij na de historische de monetaire waarde van zijn wereld te uit en te na leerde kennen. Via de Koninklijke Bibliotheek, waar hij als projectleider verantwoordelijk was voor de digitalisering van de complete collectie, toen dat karwei afgerond was in 2004 door het bestuur van de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek tot conservator geroepen. Om in 2008, hij is nu 43, tot de jongste hoofdconservator te worden benoemd. Zijn belangrijkste opdracht: de grootschalige ontsluiting en digitalisering van de Bijzondere Collecties.
Als er één collectie is die door de naam gedekt wordt, dan is het deze bijzondere: de ware bibliofiel zou er binnen gaan, zijn jas aan de kapstok hangen, een kruis slaan en tot zijn dood niet meer buiten komen.
Een beetje boekenliefhebber zou er jarenlang zou kunnen genieten en studeren; de omvang van de Bijzondere Collectie is adembenemend, de kwaliteit duizelingwekkend. We staan in een van de koele (altijd exact 17 graden celsius) en niet door daglicht getoucheerde kamers waar het publiek nooit komt, en stoppen bij de letter E.
Een schap van drie meter hoog, en een meter of zeven breed: alles van Frederik van Eeden. Correspondentie, manuscripten door schrijver en uitgever van opmerkingen voorzien, dagboeken, foto’s, gesigneerde eerste drukken, notitieboekjes en liber amicorums.
De D zijn we ongemerkt gepasseerd, maar ook dat weet Verhoeven uit zijn hoofd; “Jawel, hoor, we hebben ook het een en ander van Charles Darwin. Door hem geschreven brieven, maar ook eerste drukken bijvoorbeeld”.
Een stelling verder pakt hij een willekeurig boekje uit een kast; “Zomaar, ik weet nog niet wat dit is”. Het blijkt een zeventiende eeuwse wetenschappelijk uitgave. Op zich niet bijzonder, ziet de conservator geworden antiquair aan omslag en titelpagina. “Dus moet er een andere reden zijn dat het hier staat”. Hetgeen blijkt, na even bladeren. “Nu ze eenmaal hier zijn is schrijven in onze boeken een doodzonde, maar als het driehonderd jaar geleden gedaan is, dan kan het historische waarde hebben. Dit boekje staat vol aantekeningen van een onderzoeker of een politicus, zo te zien aan het handschrift en taalgebruik. Dit moet nog geïnventariseerd, beschreven, gecatalogiseerd en gedigitaliseerd worden”.
Hij laat een andere boekje zien uit die tijd, een kruising tussen een liber amicorum en een reisdagboek. “Studenten van welgestelde ouders gingen Europa in, reizen langs kerken en universiteiten. Daar lieten ze hun reisdagboeken signeren en versieren door de hoogleraren en studenten die ze bezochten. Maar als ze naar de hoeren gingen, dan kwam dat er ook in te staan, zij het in bedekte termen”.
Wat het opus magnum van Garrelt Verhoeven zou moeten worden is de digitalisering van de Bijzondere Collectie.
Samengesteld uit uit meer dan 1000 deelcollecties, die al het bibliotheekmateriaal van vóór 1850 omvatten. Uit de jaren daarna alles wat uniek, zeldzaam of kostbaar is; gedrukte boeken, handschriften, kaarten, prenten, moderne typografie, affiches, foto’s en globes. Onder de talrijke topstukken bevinden zich een negende-eeuws Caesar-handschrift, naast de Atlas Maior van Blaeu en het manuscript van de Max Havelaar van Multatuli. Ooit zal alles ingescand zijn en via internet te raadplegen.
Verhoeven is een moderne conservator, die er niet voor schroomt om de boer op te gaan, om de Bijzondere Collecties onder de aandacht te brengen, én de historische bibliotheek van Artis, waarvan hij ook hoofdconservator is.
Geïnspireerd door bijvoorbeeld de Verenigde Staten, waar in parken, ziekenhuizen, universiteiten en musea, overal in de openbare ruimte blinkende koperen plaquettes hangen waarop de naam van de sponsor die iets geschonken of mogelijk gemaakt heeft?
“Ja hoor”, aldus Verhoeven, die in de jaren negentig van de vorige eeuw in Oosterhout furore maakte als starting pitcher voor de honkballers van het eerste van Twins, “laat maar komen, daar ben ik echt niet vies van”.
Van publiciteit ook niet, als het maar in dienst van zijn collectie is. Sinds hij een paar keer op de televisie verscheen met een topstuk uit de collectie, onder meer bij De Wereld Draait door, werd hij tot zijn verrassing op straat herkend als de man met die hele dure boeken.
“Ik had de eerste keer een zeldzaam exemplaar meegenomen naar DWDD”, zegt-ie lachend. “Iets wat ik een paar ton waard was. Zelf had ik er niet bij stil gestaan, ik had dat boek, wel in een beschermende verpakking, in mijn tas meegenomen, in de tram. De volgende morgen kreeg ik een telefoontje van het hoofdbestuur van de Universiteit; voortaan gaat er een stevige bewaker mee. Wel zo logisch, want niemand weet wanneer ik met zo’n boek in de studio aankom, maar als ik er eenmaal zit weten anderhalf miljoen mensen hoe laat ik ongeveer het pand verlaat”.
Aan witte handschoentjes doet-ie niet meer, zoals Boudewijn Büch, die zijn topstukken altijd in witte handschoentjes kwam showen. “Het nadeel van die dingen is dat je er geen gevoel mee hebt, als je een bladzijde open slaat. Gewoon de handen wassen met zuurvrije zeep en daarna goed afdrogen, dat is voldoende”.
Zuurvrij, het woord zal nog een paar keer opduiken. De lucht in het walhalla van de oude collectie, in de koele zalen in het voormalige monumentale Burgergasthuis aan de Oude Turfmarkt is zuurvrij, alle kasten en planken zijn zuurvrij. Een zuurvrij gebouw, want zure lucht, die vreet papier.
In de historische bieb van Artis blijkt een fout gemaakt te zijn gaande de eerste stappen van een miljoenen kostende restauratie. Timmerlieden hebben de leeggeruimde antieken kasten intern van verstevigingen voorzien, maar Verhoeven betwijfeld of het het juiste materiaal gebruikt hebben. “Dat moet met zuurvrij museum mdf, maar zo te zien is dit gewoon mdf en dat moeten we niet hebben. Als ik gelijk heb is dat jammer, maar dan moet alles er weer uit”.
Zijn doel, naast de digitalisering die de komende decennia zijn beslag zal krijgen; zoveel mogelijk bezoekers naar de bibliotheek van Artis, en naar de bieb en de tentoonstellingen in de Universiteitsbieb en het aanpalende Allard Pierson museum zien te krijgen. Uitkijkend op de hyena’s vanuit het gebouw van de zoölogische bieb aan de Midden Parklaan: “Dit is toch een unieke locatie; hier komen anderhalf miljoen bezoekers per jaar langs, die laat je toch niet zomaar passeren”.
Langs zijn andere heiligdom, aan de Oude Turfmarkt, aan de overkant van het Rokin, passeren jaarlijks nog veel meer mogelijke bezoekers. Een groot gedeelte van hen toeristen die er in de ronkende, rokende rondvaartboten stappen. “Die leveren een aardige bijdrage aan de vervuiling, maar dat gaat veranderen; ze moeten binnen een paar jaar elektrisch aangedreven zijn, dus dan zal de lucht hier flink opfrissen”.
Er is nog een hobby waar hij zijn beroep van gemaakt heeft: de straatliederen op de website van Het Geheugen van Nederland.
“Straatzangers zijn tegenwoordig nog maar zelden op markten en pleinen te horen is, maar het was eeuwenlang een vertrouwd straatbeeld. Ze brachten van alles ten gehore, een scala aan liederen ten gehore, variërend van moord- en rampliederen tot vaderlandse klassiekers, maar ook sentimentele krakers en bijtende spotliederen”.
De meesten van die liedjes in gedrukte liedbladen en brochures die op straat werden verkocht. Ongeveer honderd jaar geleden ontstonden twee omvangrijke verzamelingen van deze straatliedjes, die nu bewaard worden door de Koninklijke Bibliotheek en het Meertens Instituut.
Garrelt Verhoeven en Hilde van Wijngaarden van de Koninklijke Bibliotheek zijn de projectleiders een door het ministerie van OCW gesubsidieerd samenwerkingsproject om de collectie straatliederen te digitaliseren. Hier gaat het niet alleen om de gedrukte tekst in te scannen, maar ook om de oorspronkelijke tekst te laten zingen door groot aantal hedendaagse Nederlandse zangers en zangeressen. Bijvoorbeeld Freek de Jonge, Nico van der Meel, Maarten van Roozendaal en Mieke Stemerdink dragen een steentje bij.
“Die vinden dat allemaal verschrikkelijk leuk”, aldus Verhoeven, die het “een hele eer, maar ook een vreemde ervaring” vond om door Freek de Jonge in een privé try-out te worden toegezongen, als de enige bezoeker in een verder leeg theater.
Op de website van het Geheugen van Nederland staan nu al meer dan 7000 liedbladen en brochures met bijna 15.000 liedjes, waarvan de populairste melodieën op deze site te beluisteren zijn.
Hij denkt ook mee over de beveiliging van de collectie, die de laatste jaren aangescherpt is. “In de opslagruimtes mag nu bijvoorbeeld niemand meer alleen komen. Dat is een logisch protocol, maar het moest hier wel ingevoerd worden”.
Nu de RFID chips steeds kleiner en beter worden zullen op termijn waarschijnlijk alle boeken “gechipt” worden. In iedere bieb in Nederland al een standaard procedure, maar die hebben dan ook geen twintig kilometer van onschatbare waarde staan.
De Grooten Atlas van Blaeu zal dat lot ontlopen. Er zijn grenzen.

In de krant: https://krijnen.com/pdf/Garrelt Verhoeven.pdf

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.