‘We zijn bij Groenland linksaf gegaan’ zei John Lennon op 8 februari 1964 bij de eerste aankomst van de Beatles ooit op Kennedy International toen een Amerikaanse journalist hem vroeg hoe hij Amerika vond. ‘Arthur’, antwoordde George Harrisson toen een ander hem vroeg hoe ze die vreemde haardos van hem moesten noemen. En dat zijn haar in het vliegtuig nog geknipt was toen weer een ander met zo’n gleufhoed op de gemillimeterde kop vroeg of het geen tijd voor een hair-cut werd.
Die dingen weet ik allemaal nog uit mijn hoofd, maar hoe dat vliegveld goed drie maanden eerder nog heette, voordat J.F. in Dallas doodgeschoten werd door Lee Harvey Oswald of een ander, dat kon ik gisteren in de gauwigheid niet vinden op Internet. Ik wed dat ik het wel binnen drie seconden vinden kan in de Encyclopedia Brittannica op cd-rom, maar het door de importeur toegezegde recensie-exemplaar komt pas in de loop van volgende week, dus u moet maar even wachten. Cape Canaveral werd in dezelfde periode ook omgedoopt tot Cape Kennedy, maar hoe heette JFK International nou ook al weer?
Hoe ik daar op kwam? Eh, goede vraag, en het antwoord weet ik zelf niet meer. Dat is nou een van de dingen die me regelmatig overkomt met al dat gesurf op het world wide web. Je komt er een hoop te weten, maar als je dat eenmaal weet, weet je niet meer wat je nou eigenlijk wilde weten.
Maakt allemaal niet uit, want leuk is het allemaal wel. Terwijl ik dit stukkie op de tekstverwerker in elkaar zit te flansen heb ik op de Toshiba die ernaast staat intussen een stuk of twintig liedjes van de Beatles binnen laten lopen vanuit een verrekte aardige site van ene Carlos Balmaseda.
Aan zowel naam als internet-adres te zien vermoedelijk een Spaanse mede-liefhebber van de Fab Four . Dat is natuurlijk een vorm van multi-tasking waar echte whizz-kids hun neus voor ophalen, maar doeltreffend, stabiel en foutloos is dat protocol wel: gewoon lekker spelen of werken op de ene PC terwijl een andere voor je de boodschappen aan het doen is.
Hoe dan ook, op de site van Carlos Balmaseda, en het adres vindt u, zoals gewoonlijk, ergens op de voorpagina van De Stem Online, en dát adres staat weer bovenaan deze pagina, staan ongeveer 150 verschillende Beatle-songs. Allemaal Oldies but Goldies , sommige in verschillende uitvoeringen, klaar om binnengehaald te worden. Het zijn allemaal gezipte midi-files .
Zie ook: Standard MIDI-files on the net: Beatles.
Gesneden koek voor de kenners, en beginners moeten zich maar niet al te veel het hoofd breken over wat zip- of midi-files precies zijn. Simpel gezegd is midi een stukje muziek dat op een zodanige versimpelde manier op toontjes gezet is dat het als een betrekkelijk klein bestandje opgeslagen kan worden in de computer. Zip je het dan ook nog, dan pers je het als het ware nog eens samen, net zoals luchtbedden niet opgeblazen maar leeg vervoerd worden.
Vergeet hoe dat werkt, maar weet dat de gezipte midi van Drive my Car slechts 13430 bytes in beslag neemt, en dat het modem derhalve maar een paar seconden nodig heeft om het binnen te sleuren. Eenmaal ge-unzipped , uitgepakt dus, wordt het 45362 bytes, en als je dat door de media player van Windows af laat spelen doet-ie daar tweeëneenhalve minuut over, net zo lang als de oorspronkelijke versie van Drive My Car .
Nadat die song, en ook nog Octopussys Garden, en A Hard Days Night door het redactielokaal geschald hadden werd me vriendelijk doch dringend verzocht met die flauwekul op te houden. Het antwoord dat ik hard aan het werk was werd blijkbaar niet serieus genomen. Mijn wraak zal zoet zijn. Ooit programmeerde ik de laptop van een collega zonder enige benul van computers zó dat het ding zou begon met het Amerikaanse volkslied te spelen als hij hem aan zou zetten, terwijl het verder op geen enkele knop meer reageerde. Dat die collega ‘s avonds naar een vergadering moest waar allerlei serieuze mensen hele ernstige zaken te bespreken hadden wist ik toen nog niet en anders had ik het waarschijnlijk helemaal niet kunnen laten.
Hoe dan ook, de volgende morgen begreep ik pas waarom die van woede roodaangelopen collega dreigde me met die Tandy 200 in kwestie om mijn oren te slaan als ik niet onmiddellijk alles weer liet werken zoals het eigenlijk moest, hetgeen ik toen maar gedwee gedaan heb.
Uit die periode, begin jaren tachtig, heb ik overigens het nodige respect voor Bill Gates overgehouden. Want die Tandy 200, en zijn voorgangers en soortgenoten, de 80 TRS
en de Olivetti 100, waren werkelijk wondertjes van eenvoud en techniek. Er zat niks in, ze gingen nooit kapot, en ze werkten altijd en overal minstens twintig volle uren op vier batterijtjes van anderhalf volt.
Er zat alleen maar een vast geheugen van 640 K in, een Microsoft Basic, een soort data-base, een zendprogramma, een akoestisch modem, en een uitgekleed tekstverwerkertje dat met 36000 bytes, als ik me goed herinner, afgeladen vol was. Dat maakte voor een journalist op reis niks uit, want als je je stukkie klaar had stuurde je het naar de krant, gooide het weg en begon aan een nieuw.
Natuurlijk belden ze dan een half uur later wel eens op in paniek dat er iets fout gegaan was en of je het opnieuw kon sturen, maar dat zijn zo de ongemakken die bij het vak horen. Behalve de toetsen zat er geen enkel bewegend onderdeel in, en als je het een keer liet vallen op de keien van een vertrek- of aankomsthal, was er niks aan de hand, ook al vlogen die vier batterijtjes alle kanten op.
Gewoon even terugproppen, een geruststellende piepje, en gewoon weer werken meneer, niks aan de hand. Dat hoef je allemaal niet te proberen met zo’n moderne dikke laptop met die 2 gieg harddisk die je heel voorzichtig dient te behandelen en met accu’s die al na twintig minuten de geest geven.
Natuurlijk hebben die laptops van tegenwoordig ontegenzeglijk een aantal voordelen, maar toch heb ik nog wel eens heimwee naar die ouwe Tandy, net zoals een veertiger of vijftiger over zijn eerste Puch of Volkswagentje mijmert.
Deze week kreeg ik een prachtig Sinterklaas cadeautje van onze helpdesk: dé Tandy die ik een jaar of acht tussen mijn tandeborstel en scheerzeep meegesjouwd heb van hot naar haar, voordat ik een jaar of zes of zeven geleden naar de eerste Toshiba gepromoveerd werd. Ik kende het serienummer nog, want dat hebben ze de eerste keer nog van de krant naar Schiphol door moeten bellen. Dat omdat een overijverige douanier weigerde aan te nemen dat ik niet probeerde om een gloednieuw, geheimzinnig, peperduur en geavanceerd stuk electronica Nederland in te smokkelen.
De ouwe trouwe blijkt ten lange leste zijn zwanezang gezongen te hebben: ook als je er nieuwe batterijen instopt blijft alles zwart en stil. Ik weet hoe je zo’n ouwe Volkswagen weer aan de gang krijgt, maar hier schiet mijn kennis tekort. Is er misschien een soort old-timer club van laptops? Wie weet hoe hij weer leven in mijn ouwe liefde krijgt?