Kent u die serie TV-spotjes van IBM? In één ervan loopt ergens in een tropisch oerwoud een stel bezwete mensen lelijk de weg kwijt te wezen. Als ze echt geen meter meer voor of achteruit kunnen trekt de ‘whizzkid of the pack’, heel slim van die reclamejongens om die rol door een meisje te laten vervullen, met een opgewekt gezicht een IBM-Thinkpad uit een bemodderde rugzak. Binnen drie seconden legt ze daarmee een internetverbinding via een satelliet die op een hoogte van een kilometer of honderdvijftig toevallig net over komt zweven, tikt nog een paar commando’s in en iedereen begint te lachen. De laptop laat precies zien waar ze zijn en aan al die vrolijke koppen te zien moet dat zo ongeveer op het terras van de dichstbijzijnde kroeg zijn.
Dat speelt zich allemaal af in een perfecte wereld waar ik ook best naar toe zou willen verhuizen, alleen, ik vrees dat-ie niet bestaat. En zo die perfecte wereld, en dan praat ik alleen maar over de technische zegeningen, er ooit komt, dan vrees ik dat ik dat niet meer mee zal maken. Ik ben sceptisch, ik ben cynisch, achterdochtig, en ik blijf een onvoorwaardelijk aanhanger van de wet van Murphy en alle afgeleiden van die wet die er ooit verzonnen zijn: ‘alles wat fout kan gaan, gaat gegarandeerd fout op het meest ongelukkige moment’. Of zoiets, en zo gaat het inderdaad altijd.
Ik heb het al vaker gezegd en ik zeg het nog maar een keer: geloof niets, maar dan ook niets van die computerverkopers en bezitters die met een stalen gezicht beweren dat die laptops altijd en overal hun werk doen. Dat de batterijen vier uur meegaan, terwijl een minuut of twintig volgens mij al een wereldrecord is, en dat je alleen maar, waar dan ook ter wereld, een telefoonstekker in de muur hoeft te stoppen om contact met het thuisfront te hebben. Forget it, het is niet waar!
Ja hoor, ik ben er weer in geslaagd om een stukkie te fabriceren in een hotel in Adelaide en het zowaar op tijd op de redactie in Breda te doen komen, maar vraag niet hoe. En dat terwijl ik toch niet de eerste de beste onnozele laptop bij me heb, maar een vette Toshiba Tecra met alle benodige toeters en bellen. Aan de hardware zou het dus niet mogen liggen, temeer niet daar ik in de loop der jaren een indrukwekkende verzameling van internationale stekkers en adaptors heb opgebouwd, zowel voor wat betreft de voeding als de telefoonverbinding.
Op het vliegveld is het iedere keer weer van hetzelfde laken een pak als die zwarte zware tas op zo’n lopende band door het röntgenapparaat moet. Altijd fronsende ogen van de bedienaar van het apparaat, altijd openmaken, en altijd weer uitleggen dat ik niks kwaads in de zin heb met al die stekkers, draadjes, tangetjes, plakbandjes, schaartjes, schroevedraaiers en mesjes.
De beveiligingsbeamte op Schiphol vatte het hele probleem vorige week aardig samen in zijn platte Amsterdams: “Heb je die hele klerezooi nodig om een verhaaltje naar Nederland te zenden? Ken je volgens mij beter een fax sturen, heb je over twee jaar tenminste geen hernia…”. Het ergste is dat-ie nog gelijk heeft ook, want na anderhalf uur lang gepriegel in dat hotel in Adelaide heb ik mijn buik weer vol van ‘surfen on the road’. Waarom ben ik niet gewoon aan het strand blijven liggen. Tien minuten rijden van hier ligt Glenelg, waar volop met planken gesurfd wordt. Hoewel je daar in Australië ook een beetje uit moet kijken. Gisteren is er bij Geraldton een Duitse surfer door een Tijgerhaai te pakken genomen. Tenminste, dat nemen ze maar aan, want ze hebben alleen maar de helft van zijn surfpak gevonden en volgens een expert was dat aan flarden gereten door een ‘Tiger Shark’. Hoe dan ook, in een perfecte wereld heeft een windsurfer geen last van haaien en zijn voor de websurfers overal de kiestonen en stekkers hetzelfde. Nu ik weer op reis ben heb ik weer het nodige plezier van mijn Compuserve-account. Ik heb daar in het verleden het nodige op afgekankerd als het om de internet-verbinding ging, maar als reiziger die alleen maar zijn E-mail wil ophalen heb je aan Compuserve nog steeds een perfecte partner.
Als je er eerst tenminste in geslaagd bent om die stomme Toshiba te laten begrijpen dat de meeste motels in Australië om de een of andere onbegrijpelijke reden nou eenmaal beginnen met een onderbroken kiestoon en dat dus niet wil zeggen dat de lijn bezet is. Het beschrijven van de kunstgrepen die daarvoor nodig zijn zal ik u besparen. Van warmte houdt zo’n ding overigens ook al niet. In Nederland werd die pentium-chip zelfs begin januari al zo warm dat je uit moet kijken dat je je vingers niet brandt aan een flop die er een half uur ingezeten heeft. Hier gaat-ie dus helemaal gek doen nu de airco de hittegolf niet bij kan benen zodat ik me afvraag hoe IBM die Thinkpad in dat oerwoud laat werken. Zo gemakkelijk als Compuserve is om de post op te halen, zo rampzalig is nog steeds de internet-verbinding. Zullen ze wel weer zeggen dat komt omdat ik zo ver weg zit, maar dat is onzin. In Nederland kijk ik iedere dag even naar een paar Australische sites via de verbinding van NL Net en die pagina’s lezen net zo snel in alsof ze ergens in Breda geparkeerd staan. Maar de Stem Online even lezen vanuit Australië, via Compuserve, dat is weer een hoop ellende. De meest stompzinnige foutmeldingen, veel wachten, veel niks, en voornamelijk ergernis. Het werkt af en toe een beetje, maar vraag niet hoe.
Op deze manier kun je onderhand nog beter even een nummer van NL Net in Nederland bellen. Ben je sneller klaar, maar dat is wel een ultiem paard achter de wagen op de elektronische snelweg spannen. Gelukkig hebben ze hier Down Under ook hele goede en snelle providers. Dat weet ik omdat ik in een cybercafe in Melbourne even een paar dollar in een gleuf gestopt heb en toen wel met een bliksemsnelle verbinding beloond werd. Maar dat kan ook bijna niet anders, anders waren die trouwe Australische lezers van De Stem Online allang afgehaakt.
Voor degenen onder u die de laatste weken bezig zijn met het elkaar bestoken van zogenaamde E-mail-bommen in de vorm van snow-balls en dergelijke heb ik tenslotte een aardige nieuwe. Het is een E-mailtje waarmee je Netscape van de ontvanger, vooropgesteld dat die je boodschap probeert te lezen met Netscape Mail, spontaan vast laat lopen. Je creeert een HTML-document met de naam BOOM.HTM, warvan de inhoud aan bepaalde voorwaarden moet voldoen.
Stuur BOOM.HTM mee als een attachment van een E-mail naar een vriend of collega waarvan je weet dat hij Netscape 3.0 plus Netscape Mail gebruikt. Netscape slaat dan vast omdat de browser een GIF-file over de seriele poorten probeert te lezen. Door dat ‘aux’ in de laatste regel kunnen sommige computers vervolgens helemaal bevriezen. Het is niks ergs, en je doet er geen kwaad mee, want na een herstart is alles weer bij het oude. Netscape zegt het probleem intussen opgelost te hebben met de laatste release van 3.0, maar die zullen de meeste surfers nog niet draaien. Dat het geintje werkt heb ik zelf kunnen constateren nadat een Amerikaanse grapjas me BOOM.HTM toestuurde. Het was inderdaad boem, over en sluiten. Als u dit leest zit ik zover in de outback, ‘behind the black stump’ zeggen ze hier, dat zelfs Compuserve daar geen telefoonnummers meer heeft, voor zover er überhaupt nog telefoons zijn. Pas over een week of drie ga ik weer richting bewoonde wereld, Noord-Queensland om precies te zijn. Als daar weer stekkers zijn die passen meldt ik me weer. Tot die tijd ben ik even off-line. Boem, over en sluiten, wachtend op een perfecte wereld.