In het land der blinden is éénoog koning, maar in cyberspace heet-ie content. Want wat heb je aan een mooi uitziende site waar niets te vinden is? Aan de elektronische snelweg bevinden zich talloze gevels waar lang geschilderd en getimmerd is door grafische tovenaars, HTML-artiesten en Java-kunstenaars, maar waar verzuimd is om meubels in de kamers te zetten en waar de boekenplanken leeg zijn.
Dat geeft allemaal niks, want het oogt best leuk, al die frisse voorgevels, en er komt nogal wat kijken bij het op orde houden van zo’n digitale kiosk. Da’s geen dédain, want ik ben heus nog niet vergeten hoe ik heb zitten zweten en kankeren bij het in elkaar zetten van de eerste tabellen en frames. Met dat soort dingen is het zo dat je er een hele tijd geen jota van snapt, vervolgens begint het een tijdje te dagen terwijl er nog van alles fout gaat, en dan ineens, pats, gaat er in je bovenkamer een schakelaar om en maak je voortaan uit je blote hoofd in een ordinaire tekst-editor gelikte tabellen en vergeet je nooit meer hoe het moet.
Ik kan geen regel Java-script of -code schrijven, maar ik weet intussen wel hoe ik die Java-applets en scriptjes moet jatten en ze met enige chirurgische ingrepen om kan bouwen tot een loopkrantje dat er net uitziet alsof ik het helemaal zelf geproduceerd heb. Al doende leer ik, maar al doende leer ik ook dat er genoeg dingen overblijven die ik nooit zal leren. Sommige omdat ze te moeilijk zijn en andere omdat ik er geen tijd voor kan vinden om ze onder de knie te krijgen.
Da’s gelukig ook niet nodig, want het heeft niet zoveel zin om iedere keer opnieuw het wiel uit te vinden. Doe dus uw voordeel met alle wielen die al uitgevonden zijn, mede-amateurs, en wentel u intussen in het respect dat ik voor de eerst geproduceerde frames en tabellen heb. Chapeau en ga zo door, Jasper, Orson, Pim, Henk, Jeroen, Marcel, Evert, Gerben, Louis, Fon, en de 65 anderen die avonden lang hebben zitten zwoegen op hun persoonlijke digitale uithangbord.
Er staan nu 75 links naar homepages van Stem-lezers die hun product aangemeld hebben en die een link naar De Stem Online hebben aangebracht. Op naar de honderd. Iedereen die een internet-aansluiting heeft kan kijken wat onze abonnee’s ervan gebakken hebben en kan zijn voordeel doen met de kunstjes die zij al uitgevonden en/of toegepast hebben.
Maar wat ik dus jammer vind, is dat er aan sommige professionele sites zo te zien hooggekwalificeerde ontwerpers en programmeurs bezig zijn geweest terwijl aan de inhoud, sorry, da’s gewoon Nederlands voor content, niet al te veel aandacht is besteed. Nou hebben we bij een krant natuurlijk wat gemakkelijker praten dan bij een bedrijf waar iets anders dan nieuws geproduceerd wordt. Wij beschikken hier over een onuitputtelijk reservoir van tekst en foto’s waaruit iedere dag opnieuw een selectie voor de digitale editie gemaakt kan worden.
Maar het lijkt mij alleen maar weggegooid geld om een of ander collectief van handige whizz-kids voor een paar honderd, of, wat zelfs regelmaat schijnt te zijn, een paar duizend harde guldens een site van een paar pagina’s in elkaar te laten flansen zodat daarna de URL vet op het visitekaartje gedrukt kan worden.
Let wel: ik scheer hier niet over één kam, want ik ken ook voorbeelden van eenlingen, duo’s of trio’s (HTML-monkey, grafische monkey en computer-monkey) die voor weinig geld schitterende dingen doen en maken. Ik wilde wel eens dat ik een paar van die web-monkees onder mijn vrienden had, zouden we samen misschien iets moois gaan doen. Monkey? Is volgens mij in Amerika zo’n beetje het alweer wat belegen whizz-kids aan het vervangen. Was een scheldwoord, maar lijkt nu een beetje een eretitel aan het worden. Hey, hey, we’re the Monkees’, zongen ze zelf in de sixties en ik wed dat er mooie monkey-sites op het web zijn.
Goed, content dus, inhoud achter het smoel. Gelukkig zijn er ook voorbeelden te over van hoe het wel moet. Wat mij betreft komt er één site in aanmerking voor de titel ‘Moeder van alle sites’. Dat is de onvolprezen ‘Library of Congress’. Wat is me dat een juweel van een site. Voor zover ik na kan gaan vierentwintig uur per dag bliksemsnel, en als je er iedere dag een uur op bezoek gaat, ben je nog een paar jaar kwijt voordat je inhoud een beetje bekeken hebt. Wat je ook zoekt aan Amerikaanse wetten is er te vinden, uit heden en verleden. In tekst, in tentoonstelling, in haarscherpe foto’s, in geluidsfragmenten, in oude en nieuwe videobeelden.
Dat alle site-bouwers, amateurs of professionals, minstens een keer rond gaan snuffelen in de Library of Congress en eens kijken hoe de structuur van dat monument in cyberspace in elkaar zit. Wat kunnen we daar met zijn allen een hoop van leren.