Krijnen.Com Krijnen.Com

Van PortaBubble tot NetMechanic

Beginnende collega’s kunnen het zich bijna niet voorstellen, maar begin jaren tachtig was het in een perszaal bij een beetje sportevenement een oorverdovend kabaal. Wie dat nog meegemaakt heeft vergeet het nooit meer, die unieke mix van het ratelende typemachines, met om de zoveel aanslagen de klap van de rol op de wagen die een oplawaai kreeg, begeleid door de ting van het belletje.
Intussen zaten overspannen collega’s in zwarte bakelieten telefoons hun verhalen naar het thuisfront te schreeuwen. Niet te vertrouwen was de stiekemerds die even ergens anders ging bellen, want die hadden natuurlijk de primeur die wij niet hadden.
Zo ging dat toen allemaal nog, terwijl de eerste verbetering zich in sommige vooruitstrevende perscentra in de vorm van de fax zou aandienen. Dat was best lekker, twee velletjes groen of geel A-4-papier voltikken, een telefoonnummer erop schrijven en dan voorzichtig aan het eerste pilsje beginnen, een half oog op die zoemende nieuwigheid die zijn betrouwbaarheid nog maar diende te bewijzen.
Op de krant hadden we al computers. Beneden in een kamer stond een mainframe zo groot als een bestelbus en aan dat onvolprezen Harris-systeem hingen we met zijn allen via een bakbeest van een monitor die ons op een mini-scherm gifgroene trillende letters toonde. Als die main-frame plat ging lag ook alles plat tussen Terneuzen en Oosterhout, en in die dagen werd er dan ook in de kantine veel meer getafeltennist dan tegenwoordig.
Er waren twee manieren waarop het systeem de lucht uitging: spontaan en met voorbedachte rade. In het eerste geval was je meestal bijna net klaar met een lang verhaal, maar natuurlijk net niet op de ‘bewaar plus-toets’ geduwd en dan was het maar afwachten wat er nog van over was als het syteem weer bedrijfsklaar was.
In het tweede geval begon er in ieder redactielokaal een soort stoplichtenkastje, dat aan de muur hing, luidkeels te piepen en kon je nog wat ‘saven’ zolang het oranje licht nog knipperde. Was je toevallig net naar het toilet geweest dan kwam je op de gang rennende collega’s met tafeltennisbatjes tegen en als je dan tegen de stroom in je bureau bereikte en het rode licht had het oranje verdrongen was het een kwestie van uithuilen en opnieuw beginnen.
In 1984 had zich een een trendsetter onder de vertegenwoordigers bij de uitgeversmaatschappij gemeld die de stofzuigers in zijn pakket voor draabgbare computers had verwisseld. Mij viel de eer te beurt om zo’n ding als eerste te mogen uitproberen en aldus begaf ik mezelf eind mei naar Parijs met twee koffers: een platte met sokken en onderbroeken en een vierkante met daarin de ‘PortaBubble’.
Het monster woog een kilo of vijftien en leek qua uiterlijk en afmetingen nog het meest op de 17-inch monitor die thuis op tafel staat. Het glas in die kast was ongeveer tien bij tien centimeter: een regel of tien piepkleine lettertjes. Bovenop zaten twee met rubber omgeven gaten waar sommige ronde telefoonhorens in pasten, terwijl uitgerekend toen in de meeste perscentra nieuwe telefoontoestellen met vierkante hoorns weggezet werden.
Links naast het glas zat een klepje waar je een piepkleine casette in kon stoppen, zoals je ze in die jaren ook in de eerste telefoonbeantwoorders tegen kwam. Een hard- of floppy-disk zat er niet in zodat je na iedere alinea op een save-toets moest duwen, waarne het ingebouwde taperecordertje binnen een minuut die alinea wegschreef.
Ging alles zoals het moest, dan moest je een nummer in Nijmegen draaien, na de pieptoon de telefoonhoorn snel in die twee rubbers proberen te proppen en vanaf een incomplete handleiding een twaalftal onbegrijpelijke handelingen verrichten en daarna maar hopen daar ‘alles reg sou komen’.
Het kwam niet een keer goed tijdens veertien dagen Roland Garros, zodat ik ook na een gedenkwaardige finale tussen Ivan Lendl en John McEnroe (3-6, 2-6, 6-4, 7-5, 7-5 voor Lendl) terug moest vallen op de dagelijkse noodoplossing. Rechts naast het glas zat een gleuf waarachter een soort kassarolletje zoals ze je ze nu nog in sommige zelfbedieningswinkels ziet: het thermische printertje. Als dát wel goedging kwam na een printcommando het verhaal uit dat gleufje rollen op een strook papier van tien centimeter breed en een meter lang.
Omdat ik niet tegelijkertijd die alsmaar krullende slinger vast kon houden en ook nog bellen liep ik daarmee naar een telefooncel elders in het perscentrum. Daar bevestigde ik de strook papier met enkele stukken plakband aan de muur, waarna ik, hoorn in de ene hand, zaklamp in de andere, mijn product voorlas aan een dictafoniste aan het thuisfront.
Ik was toen al eigenwijs en het feit dat er iedere avond aan tafel het nodige leedvermaak over me werd uitgestort door die collega’s die het toen met oude typemachine en nieuwe faxen veel gemakkelijker hadden, deerde mee geenszins.
Jaren later wilde ik daar nog wel eens fijnzinnig op wijzen als zij radeloos aan mijn bureau verschenen met de opvolgers van de PortaBubble: gecrashte Olivetti’s, Tandy’s en Toshiba’s waarin verhalen zaten die er niet meer uit wilden komen. Pas na de nodige verontschuldigingen over al dat oude onrecht mij aangedaan was ik dan bereid om voor verlosser te spelen en met behulp van mijn van onschatbare ‘bootable DOS-flop’ de boel weer aan de gang zien te krijgen.
Ze missen me nog wel eens in die perscentra, heb ik via-via vernomen, want ook met die draagbare 200 megaherz Pentiums met TFT-schemen van tegenwoordig ze met enige regelmaat aan de goden overgeleverd. Met gepaste trots mag ik daaraan toevoegen dat Theo Bakker van de NOS me zelfs wel een paar keer midden in de nacht vanuit New York of Melbourne radeloos uit bed gebeld heeft: ‘ik moet over tien minuten de lucht in en mijn scherm is helemaal zwart…’.
Die herinneringen kwamen gisteren allemaal in me op toen ik wat zat te surfen en, ik weet niet meer hoe, bij een paar computer-musea op het world wide web belandde. Vooral het Boston Computer Museum is een hele mooie waar ook kinderen zich als bezoeker aan kunnen melden en dan een aangepaste rondleiding door de krochten van het computerverleden krijgen voorgeschoteld.
Een andere mooie site is ‘The NetMechanic’, een aanradertje voor iedereen die een homepage draait. Je tikt het adres van je homepage in, waarna het progrmma alle links van de site na gaat kijken. Nadat ik www.stem.nl had opgegeven kreeg ik de binnen een paar seconden de volgende melding terug: ‘dit is een site met meer dan honderd pagina’s en dan kan het een paar uur duren voordat alle gecontroleerd is. U wordt geadviseerd om het programma in de achtergrond te laten draaien. Als het klaar is krijgt u een E-mailtje en kunt u de resultaten bekijken’.
Mooi, maar bij het sluiten van deze pagina gistermiddag was dat E-mailtje er nog niet. Wie nieuwsgierig is naar de juistheid van alle links van De Stem Online kan natuurlijk ook zelf onze URL en zijn eigen E-mail-adres opgeven, waarna u dit weekeinde over dezelfde toetsing beschikt. Doe er uw voordeel mee: links naar de NetMechanic en naar verschillende computermusea vindt u op de internetpagina van De Stem Online.
Ook op De Stem Online, wegens succes geprolongeerd: de Foto van de Week. Vorige week heb ik die prachtige foto van die mantelbavianen in drie verschillende afmetingen klaar gezet voor wie hem als achtergrond in Windows wil gebruiken. Volgens de log-file van onze Unix-server is hij de afgelopen week bijna tweehonderd maak gedownload, zodat die karaktervolle apenkoppen nu op een PC of tweehonderd in West-Brabant en wellicht de rest van de wereld de gebruiker aangrijnzen.
Vanaf vandaag vindt u via de internetpagina van de Stem twee nieuwe foto’s, en opnieuw in de drie meest gebruikte formaten: 1024 maal 768, 800 maal 600 en 640 maal 480. Twee foto’s: een van de voorkant en een van de achterkant van ‘het ijsvogeltje’, zoals de naam van het nieuwe tientje in de volksmond zou moeten gaan luiden. Omdat het formaat niet helemaal klopt zijn ze wat opgerekt, maar ze doen het leuk als achtergrond of als versiering in een homepage. Veel plezier ermee, al kan het downloaden even duren vanwege de hoge resolutie.