‘Als ze dit goed doen,’ schreef ik op deze plaats een week geleden, ‘dan hebben ze mij als klant’. ‘Ze’ was Tante Telepost, een mooi initiatief van de PTT, waaraan ik enkele lovende alinea’s wijdde. Het voorbehoud maakte ik, omdat ik, door ervaring wijs geworden, altijd een beetje sceptisch ben over activiteiten van de PTT. Hoewel ik me nu verplicht voel om daar onmiddellijk aan toe te voegen dat die ISDN-verbinding thuis nog steeds loopt als de brandweer, dat-ie dat vanaf het begin foutloos gedaan heeft, en dat ik die niet meer zou willen missen. Mag dus ook wel eens gezegd worden, vooral tegen sommigen die me ten onrechte blijken te beschouwen als een soort luis in de pels van de PTT.
Maar dat Telepost, dat werkt dus vooralsnog niet zoals ze het beloofd hebben dat het zou werken. Voor degenen die vorige week deze rubriek niet gelezen hebben en zich nu afvragen waar het allemaal over gaat een korte herhaling.a
Via Telepost kun je een brief met postzegel en enveloppe de deur uit doen zonder dat je papier of postzegels in handen gehad hebt. Je tikt wat je tikken wil in een willekeurige tekstverwerker, en je richt daarna Netscape of Explorer of welke browser dan ook op de site van Telepost. Daar vul je een paar veldjes in met naam en adres en dergelijke, en verplaats je de tekst die je verzonden wil zien naar een ander veld. Een A4’tje op die manier de deur uit doen kost f 1,10, een vervolgvelletje 15 cent, en als je een mailing van 10.000 stuks de deur uit wil doen kunt u over korting gaan praten met de PTT.
Ik schreef dat ik dat een mooie service vond, want als je ‘s avonds voor negen uur een en ander afgehandeld hebt, zorgt de PTT dat-ie de volgende dag bezorgd wordt. Toen ik dat donderdagmiddag een week geleden zat te tikken had ik twee testjes aan mezelf de deur uitgedaan en die hadden derhalve vrijdagmorgen aan moeten komen. Mooi niet dus. Vrijdag niet, zaterdag niet, maandag niet.
Pas dinsdagmorgen werden twee rood-witte vensterenveloppen bezorgd met daarin de testjes, ‘bla-bla-bla-bla’ had ik mezelf medegedeeld, in een keurig vet lettertje afgedrukt. Over de kwaliteit van het papier geen klagen, maar mijn scepsis is weer eens bewaarheid. Is dit toeval of symptoom? Als ze dit laten verslonzen is dat jammer, want als ze het goed doen is het een perfect initiatief. We wachten maar af dus…
In de Wired van november las ik dat ze in Frankrijk in beginnen te zien dat ze ooit op zullen moeten houden met Minitel. Eigenlijk best jammer, want ik had wel iets op met dat systeem, waarmee ik een aantal jaren achtereen veertien dagen lang heb zitten spelen tijdens tennispartijen die op gravel nogal eens een uur of vier in beslag willen nemen.
Toen een jaar of tien geleden het nieuwe perscentrum van Roland Garros geopend werd, was dat ‘state of the art’. Je kreeg er een eigen bureau toegewezen dat van allerlei toeters en bellen was voorzien. Om te beginnen de onontbeerlijke netvoeding en telefoonaansluiting voor de laptops, zij het dat daar allerlei onmogelijke Franse stekkers aan te pas moesten komen, en een televisiemonitor waarmee je op alle drieëntwintig banen het spelverloop kon volgen.
Plus een klein raar kastje met een beeldbuisje en een vreemd toetsenbordje, dat de meeste verslaggevers zo ver mogelijk onder die grote monitor wegpropten omdat het ding alleen maar in de weg stond en ze er toch niets mee konden: een Minitel.
Collega’s die me al wat langer kenden, waren niet eens verbaasd dat ik er al op de eerste maandag in slaagde om via dat ding een tafeltje voor tien te reserveren bij het gerenommeerde visrestaurant Vagenende op de ‘Boul Miche’. Ze keken ook niet toen ik op Jour Quatre (zo worden dagen op Roland Garros geteld) een draadje geknoopt had van Minitel naar de grootste monitor in de hoek, en daarop de aanbiedingen van een etablissement van een handel in vrouwvlees projecteerde. Het kostte me bijna mijn persbadge, toen een geuniformeerd stuk chagrijn van de Franse PTT maar weinig waardering voor die ‘hack’ bleek te hebben.
Minitel was een voorloper van internet, een soort teletekst die door dat toetsenbordje interactief werd. De PTT heeft geprobeerd om het in Nederland aan de man te brengen, maar hier is het nooit iets geworden. Nee, ik zeg niet dat dat niet gelukt is omdat de PTT eraan te pas kwam, want dat zou flauw zijn. Bovendien is het in meer Europese landen geprobeerd, en is het overal voortijdig gesneuveld, behalve in Frankrijk, waar het een doorslaand succes werd.
Veer-tien-en-een-half miljoen (!) van die dingen staan in Franse huishoudens, op Franse balies, in bibliotheken, in bedrijven, op scholen en overal waar ze maar van pas komen. Voor de meeste Fransen is het ding net zo vanzelfsprekend als de telefoon die erin zit. Reserveringen, loterijen, agenda’s, dingen bestellen en betalen, chat-rooms, sexshops, je kunt het niet verzinnen of het is mogelijk via Minitel en er wordt gebruik van gemaakt.
Het succes van Minitel is een van de twee voornaamste redenen van de achterstand die Frankrijk op internet heeft opgelopen. De andere is de hardnekkigheid waarmee geprobeerd wordt om alles wat met internet te maken heeft, in het Frans af te handelen. Het is mooi dat ze trots op hun taal zijn, en natuurlijk is er niets op tegen om een heel werelddeel op het world wide web in het Frans in te richten. Wat ze in Frankrijk in die zelfgenoegzaamheid van taal en cultuur echter weigeren in te zien is dat er toch ook ergens eens een keer iets in het Engels zal moeten gebeuren om tenminste de aansluiting naar buiten voor elkaar te boksen.
Er schijnt het een en ander te gaan veranderen, zo heeft premier Lionel Jospin in een speech voor een Franse universiteit aangekondigd. Weliswaar verpakte hij zijn boodschap in een pleidooi voor meer ‘content Français sur l’internet’, maar de boodschap was duidelijk. Frankrijk moet af van Minitel, want tegenover die 14½ miljoen minitellers staat slechts één miljoen Fransen dat een aansluiting op internet heeft.
“Het is tijd dat Frankrijk gaat begrijpen dat internet iets meer is dan een groot Minitel,’ heeft Frederic Paruta, vertegenwoordiger op de Amerikaanse ambassade in Washington, aan een verslaggever van Wired laten weten. Hoe? “Door te zorgen dat er zoveel mogelijk Franse sites op internet komen. Dan zal het geen probleem zijn”.
Die laatste zin doet me vermoeden dat het nog wel eens even zou kunnen duren voordat de Fransen massaal overstappen van Minitel naar internet. Het doet me deugd ook, dank zij de weemoed die me overvalt als ik aan de lol denk die ik aan dat fenomeen beleefd heb tijdens die oeverloze tennispartijen in Parijs.
Wat ik me nu afvraag: de ‘return’-toets heette ‘entree’, als ik me goed herinner, en de ‘escape’ waarschijnlijk ook ‘escape’, zij het iets anders uitgesproken. Maar nu, een aantal jaren na dato, ben ik kwijt hoe de ‘delete’ en de ‘backspace delete’ heetten. Verroest, was was dat nou ook al weer?