Vandaag, om maar eens even terug te keren naar stijl en tijden van Monthy Python, iets heel anders. Het heeft wel iets met computers te maken, maar nou ook weer niet zoveel: het wereldkampioenschap pompoenen gooien en schieten.
Wablief?
Jawel, ‘Punkin Chunkin’, en het mag lijden dat ik hier als setter een trend signaleer, met als gevolg dat er volgend jaar op een weiland in Chaam of Galder het eerste Nederlands pompoengooikampioenschap wordt gehouden. Zo is het tenslotte met trekker-trek ook ooit begonnen nadat iemand er een leuk stukkie over had geschreven in een boerenblad.
Overal heb je mensen die zichzelf tamelijk serieus nemen, maar gelukkig lopen er links en rechts ook nog wat rond die zichzelf en de importantie van hun bezigheden relativeren. Dat op zich is overigens al een reden om eens met Linux te gaan stoeien, omdat humor in het vaandel van die gemeenschap wat hoger staat dan in de wereld van Microsoft waar volgens mij het vertellen van een mop niet bevorderlijk is voor het verdere verloop van je carrière.
Hoewel er natuurlijk ook aanhangers van Linux zijn die niet van grappen houden. Zoals Taco Hoekstra, die in zijn boekje ‘Linux voor beginners’, waarschuwt tegen de ‘vaak melige humor in de manuals’. Nou ja…
‘Wired’ is, wat humor betreft, een merkwaardig blad. Ik word wel eens een beetje achterdochtig als ik dat prachtige magazine zit te lezen, vooral waar ze van die zelfbenoemde wereldverbeteraars tien tot twintig pagina’s hun gang laten gaan. Die voorspellen dan óf tot gapens tot waarom het de hele wereld de komende twintig jaar alleen maar voor de wind zal gaan, óf je gaat huiveren bij de doemscenario’s die ze scheppen op basis van een natte vinger en andere profeten nakakelen.
Zouden ze op de redactie die te vaak zo pretentieuze flauwekul nou ook zelf écht geloven of doen ze dat alleen maar omdat het interessant staat en lekker verkoopt?
Die verhalen worstel ik meestal niet helemaal door, maar gelukkig staan er ook allerlei leuke rubriekjes in, waarin het taalgebruik en de onderwerpen wat losser zijn. Zoals ‘Hype List’, waarin maandelijks de vijf volgens Wired op dat moment meest overschatte ‘hypes’ op de korrel worden genomen, en ‘Scans’.
‘Scans’ is een soort rubriek zoals rechts op deze pagina. In Wired worden op soms meer dan tien linkerpagina’s achtereen de ‘scans’ geplaatst: het signaleren van nieuwe trends, hebbedingetjes, gewoontes, geintjes en opmerkelijke sites.
Daar viel mijn oog op een artikeltje waar een paar foto’s bijstonden van wat kennelijk een enorm kanon was en mannen met een soort Noormannen-helmen: ‘The Great Pumpkin Goes Ballistic’. Na het lezen van de begeleidende tekst weet ik nu al waar ik volgend jaar begin november zit, als dat NK in Galder tegen die tijd tenminste nog niet op het programma staat: in Lewes, Delaware, bij de ‘Punkin Chunkin’.
Ik was ooit op internet al eens een site tegengekomen waar een soortgelijke hobby gepropageerd werd: het nabouwen van Middeleeuwse katapults. In het Engels heet zo’n ding een ‘trebuchet’ en vroeger schijnen ze daarmee met pest of pokken besmette lijken over de muren van belegerde vestes te hebben geschoten. In Amerika zijn in die vrolijke gemeenschap van hen die ‘trebuchets’ construeren, intussen al verschillende stromingen ontstaan. Zoals bijvoorbeeld ‘origineel’, waarbij alles uit hout, leer, schapendarmen en touw dient te zijn samengesteld en de bedieners ervan in passende vodden rondlopen. Maar ook ‘Hi Tech’, waarin de onderdelen van de katapult van aluminium of titanium zijn, en de veerkracht middels synthetische rubbers wordt opgeslagen en losgelaten.
Het projectiel is in alle categorieën hetzelfde: een bowlingbal van de zwaarste categorie. Zo’n ding wordt een paar honderd meter ver weggesmeten, zodat het begrijpelijk moge zijn dat álle aanwezigen aan één en dezelfde kant van het terrein staan en alles richting inslaggpunt zo goed mogelijk afgeschermd is.
Ook de ‘Punkin Chunkin’ begon een paar jaar geleden als een geintje met katapults, maar inmiddels hebben ze daar in Lewes nieuw tuig aan toegevoegd: het kanon. Nummer één in het reglement is dat er geen explosieven gebruikt mogen worden, maar toch worden er mooie resulaten bereikt op perslucht. De kanonnen, vaak op zo’n enorme Amerikaanse Mack of Peterbilt gemonteerd, hebben een loop tot een meter of dertig lang en zouden het goed doen op de set van de eerste de beste oorlogsfilm.
Regel twee is dat de pompoen, die tussen de acht en de tien kilo moet wegen, de loop heel moet verlaten. Omdat bij de betere kanonnen, opgepompt door enorme compressors, de pompoen de loop verlaat met de snelheid groter dan die van het geluid, gaat dat niet alleen met een oorverdovende knal gepaard, maar is ook niet na te gaan wat de loop verlaat: pompoen of soep.
Die vraag wordt een seconde of wat later vanzelf beantwoord, want in het eerste geval gaat het projectiel een keurige parabool volgen en in het tweede geval regent het tijdelijk oranje.
De kunst voor de kanonnenbouwers is dus de pompoen aan het eind van de loop een zo groot mogelijke snelheid mee te geven, maar om die tevens vanaf nul geleidelijk op te voeren. Verder zijn er twee categorieën: zo ver mogelijk en precisie schieten. Spreken beide voor zich, de winnaar ver-schieten van dit jaar liet zijn pompoen meer dan een kilometer vliegen, bij precisie moet een schietschijf getroffen worden.
Ze hebben een echter probleempje daar in Delaware, waar dit jaar meer dan 40.000 toeschouwers gniffelend en stiekem zaten te hopen: het schietterrein is ‘maar’ een mijl lang, zo’n 1600 meter. De winnaar van dit jaar bleef daar dus met ruim een kilometer nog een paar honderd meter vandaan, maar aan het eind van de ‘range’ staat de kerk van Lewes. ‘En daar schiet ik hem ooit overheen’, pochte Harry ‘Speed’ Lackhove, de winnaar van vorig jaar, in Wired. ‘Trouwens, ik zou er wel eens eentje door het dak van de kerk willen schieten. Het schijnt dat de dominee een goed gevoel voor humor heeft…’.