‘Ze leren het nooit’, denk ik, iedere keer als er weer een e-mail in hoofdletters in mijn postbak beland waarin ik gewaarschuwd wordt om toch vooral geen e-mail te openen die als titel ‘pen-pal’ of ‘good times’ heeft, of nog een paar variaties daarop. ‘Ze leren het nooit’, denk ik, als er weer eens in de krant staat dat er iets wat eigenlijk niet mag of kan, via internet zomaar vrijelijk verkrijgbaar is.
Iedereen weet dat er overal van alles voorhanden is dat eigenlijk niet verkocht mag worden. Ik wed dat er zelfs in alle islamitische landen onder sommige toonbanken porno verkocht wordt, al besef ik dat je, behalve als je er behoefte aan hebt om de sancties te ondergaan die in die landen op dat soort grappen staan, wat omzichtiger te werk zal moeten gaan dan elders.
Iedere provinciaal kan, zij het dat-ie zijn licht even buiten zijn eigen straatje op zal moeten steken, en voor de verandering even iemand anders dan zijn eigen buurman aan zal moeten spreken, voor een paar honderd gulden binnen de stadsmuren een pistool kopen. Gestolen waar, idem dito, zwarte drank of sigaretten hetzelfde verhaal, om van XTC, paddo’s en weet ik veel wat voor soorten verschillende drugs meer maar niet te spreken.
Ik zou anabole steroïden en de afgeleiden daarvan, al vallen die natuurlijk gewoon onder de noemer drugs, bijna vergeten. Loop een willekeurige sportschool in voor een proeftraining van een tientje, kijk eens voorzichtig om uw heen, vraag het niet rechtstreeks aan de eigenaar, maar gooi gewoon eens een balletje op. Er zal hier en daar, onder toonbank of in kleedkamer, ook wel wat te verkrijgen zijn dat op lijsten van verboden spul staat. Terwijl iedere amateurwielrenner, of-ie nou wel of niet gebruikt, heus wel weet bij welke randfiguren u zich zou dienen te vervoegen voor een portie van het een of ander.
Dat laatste is de afgelopen week duidelijk geworden in de affaire rondom de PDM-ploeg, die inmiddels een beetje op een uit de hand gelopen spelletje dominostenen omgooien begint te lijken. Als u daarin geïnteresseerd bent pakt u de sportpagina’s er nog maar eens een keertje bij, waar het volgens mij de komende tijd nog lang niet afgelopen zal zijn.
Intussen stond er weer zo’n kop boven een van die verhalen waar je op kan wachten: ‘Doping vrij verkrijgbaar via internet’. Daar gaan we weer. Wat heeft internet er mee te maken? Waar het om gaat is dat er kennelijk een al dan niet aan lager wal geraakt apotheker in Spanje bereid is om tegen een vergoeding van een stapeltje peseta’s een of ander middel te mengen en dat per post toe te sturen aan wie daar behoefte aan heeft. Dat die man toevallig ook nog een e-mail aansluiting heeft, want ik vermoed dat het niet meer dan dat is, dat is gemakkelijk voor hem én voor de klantjes die toevallig óók over de mogelijkheid van e-mail beschikken, maar volgens mij ook niet meer dan dat.
Ik bedoel maar, boven dat verhaal had net goed kunnen staan: ‘Doping vrij verkrijgbaar via de post’. Hetgeen de lading van het verhaal een beetje beter gedekt had, want hoe het spul ook besteld is doet-er niet, het zal uiteindelijk per postpakketje of koerier tot de besteller moeten komen. ‘EPO gemakkelijk te bestellen via de telefoon’, dat had er ook boven kunnen staan (per fax, per telegram, postduif, via de tam-tam…), en dan was het dezelfde open deur geweest die ingetrapt werd.
Het hele verhaal ging alleen maar over alle gevaren van illegale doping. Gezien de veronderstelde massaliteit waarop daar kennelijk gebruik van gemaakt wordt, lijkt me dat voldoende reden tot bezorgdheid. Maar waarom dan die ene bestel-mogelijkheid via e-mail, aangenomen dat die Spaanse apotheker (nog) geen mooie website vol foto’s en bestelformulieren gebouwd heeft, zo uit zijn verband gerukt en onderstreept? Zo van, zie je wel, internet, foei!
Ik bedoel maar, in Nederland heeft inmiddels een procent of dertig van de bevolking een computer waar in principe het net mee opgegaan kan worden. Een procent of tien daarvan schijnt er ook regelmatig gebruik van te maken, waarbij u het gemiddelde van de regelmaat als ongeveer een keer in de week schijnt te mogen zien.
Da’s dus nog niet zoveel, en als een apotheker, al dan niet illegaal, daar zijn hele marketing op zou richten, zal hij weinig verkopen. Dat e-mail ontegenzeglijk op allerlei manieren heel gemakkelijk kan zijn, dat ben ik roerend eens met eenieder die dat verkondigt, naar dat is nog geen reden om die stelling als opzienbarend nieuws op te dienen. Je kan net zo goed van de daken gaan staan schreeuwen dat de paus katholiek is.
Iets anders. Omdat ik thuis verder ploeter met het leren van Linux, moest ik aan het sjacheren met de ruimte op mijn harde schijven. Linux heeft de helft van mijn dikste disk gekregen, en omdat die ook alweer twee jaar oud is, is-ie maar 1.2 gigabyte. Met die 600 megabyte kan Linux voorlopig wel uit de voeten, maar die andere 600, waarop allerlei producten van de firma Microsoft, begint alweer lelijk vol te lopen. Zozeer dat mijn virtueel geheugen in de knel begon te komen.
Tip voor draaiers van Windows 95: geef de omvang van dat virtueel geheugen zelf aan, inplaats van het aan Windows 95 over te laten. Vuistregel: stel zowel het minimum als het maximimum in op het dubbele van het interne geheugen van uw pc. Freaks doen er goed aan om een extra partitie aan te maken voor dat virtueel geheugen, loopt alles nog veel beter, maar nu wordt het alemaal iets té technisch. Wie erin geïnteresseerd is koopt bijvoorbeeld de Computer! Totaal van december, met een bijlage vol met allerlei verrekte handige tips voor het tunen van Windows 95 en/of NT, plus de ‘Internet Winter CD’ met allerlei ‘tools’, waaronder de versies 4 van zowel Netscape Communicator als Microsofts Internet Explorer.
IE 4.0 dus, en die had ik van de PC gegooid vanwege ruimtegebrek. Hmmm, waarom niet eens even geprobeerd wat die op de Toshiba doet. Ruimte zat op dat ding, want een harddisk van 2.1 gigabyte waarop niet veel meer dan Windows 95 en wat internet-gereedschap. En 24 megabyte geheugen, hetgeen zat zou moeten zijn voor zowel Windows 95 als Explorer 4.0
Dat was begin deze week, maar een pijnloze installatie vanaf cd-rom heb ik weer hetzelfde frustrerende gevoel als een paar maanden geleden toen ik Explorer 4.0 thuis op de pc met 48 megabyte geheugen gedraaid had. Het ziet er allemaal gelikt uit, maar het is niet vooruit te branden. Net als die PC thuis heb ik er een halve dag de tijd voor genomen om die Toshiba te uit en te na te tunen. Alles is geïnstalleerd zoals het moet, de Power Toys zitten erop, alles is afgesteld en als ik er een commerciële system-checker op los laat zegt-ie dat alles perfect is.
Mooi, maar het loopt niet, het vertraagt alleen maar, en ik weet nu bijna zeker dat Explorer 4.0 na dit weekeinde weer van die Toshiba verdwenen is. Op de krant werk ik nog steeds met een Pentium 133 met 24 megabyte geheugen en Windows 3.11. Systeembeheer wil er best Windows NT opzetten, maar dat hoeft van mij niet, zolang ik nog enkele tientallen malen per dag met die PC op en neer moet ‘toggelen’ tussen het redactionele RPLS-systeem en Windows. Even timen: vanaf de DOS-prompt ‘win’ intikken tot en met het gebruiksklaar zijn van Windows 3.11 duurt precies zeven seconden. Pakt u, met een Pentium 200, met 32 meg geheugen, met Windows 95 of 98, al dan niet doorstartend op Explorer 4.0, maar eens even een stopwatch. Druk die in, en ga maar een pot koffie zetten terwijl de timer loopt. Moet ik nog meer zeggen?
Als het daar nou bij bleef, want starten doe je normaal gesproken maar eenmaal per sessie. Maar Netscape 3.0 op Windows 3.11, de 16 bits Paint Shop Pro, TextPad, iedere ouderwets versie van al die programma’s, ze starten en lopen allemaal stukken sneller dan al die 32 bitters onder Windows 95. Maar ja, dat heet vooruitgang….