Home, sweet home? Het zou kunnen, maar het is wel weer even wennen in een lange broek en een jas, maar daar staat tegenover dat het verrekte lekker werken is met een computer die het doet en nog eentje die lekker snel is ook. Tja, dat moederboard in mijn PC is met die Pentium 166 erop alweer een jaar oud en wordt daarom volgens sommige nerds ook maar meteen uit de tijd verklaard, maar dat kan me niet bommen. Ik weet niet waarom, maar het ding is een stuk sneller dan die pc waarop ik een week geleden in Sydney zat te tikken. Dat was toch een 230 megaherz of zo, dus het zal waarschijnlijk komen doordat ik met 48 megabyte over een iets gezondere dosis geheugen beschik dan die dingen in dat ‘Communication Center’ in Sint George Street in de hoofdstad van New South Wales.
Maar wat me meer verbaast, is eigenlijk de snelheid van een Nederlandse ISDN-verbinding vergeleken met die in Australië. Dat kan aan twee dingen liggen: PTT Telecom heeft zijn zaakjes beter voor elkaar dan de Australische Telstra, of het komt omdat alles naar Down Under via één backbone moet, terwijl er in Nederland aan alle kanten kabels binnenkomen. Zou kunnen, want vorige week heeft een of andere technische goeroe in Sydney voor flink wat onrust gezorgd door uit te leggen dat het voor de eerste de beste amateur-terrorist geen onoverkomelijk probleem zou zijn om tijdens de komende Olympische Spelen het telefoon- en dataverkeer van en naar Australië helemaal plat te gooien.
Als het betoog van die meneer klopt, komt alles via twee of drie onderzeese kabels binnen en wordt al het verkeer voor het oosten van het land afgewerkt door een telefooncentrale ergens in een bovenkamertje in Sydney. Het zou me overigens niet verbazen als dat zo is, de recente problemen met de elektriciteitsvoorziening in Queensland en in Auckland in aanmerking genomen.
Ik weet niet precies hoe dat hier allemaal gaat, maar ik neem aan dat als er een centrale van de PNEM in brand vliegt, er ergens een paar schakelaars omgezet worden en een een andere provinciale centrale, of desnoods eentje in het buitenland, de problemen opvangt. Da’s dus in Australië bepaald nog niet zo. In een centrale in Queensland barstte een koelpijpje door de overdruk, waarna een lap grond ter grootte van Frankrijk dagenlang slechts om de paar uur een stoot stroom kreeg, zodat de koelkasten (dagen boven de dertig graden buiten) even bij konden komen.
In Nieuw-Zeeland is het nog erger. Daar hebben een week of vijf geleden vier hoofdkabels de geest gegeven, zodat Auckland al die tijd helemaal zonder stroom zit. Da’s dus allemaal van een iets andere orde dan het gedonder met mijn Toshiba, die sinds een paar dagen in de hoek staat waar ik hem bij thuiskomst gedeponeerd heb. Overigens vermoed ik dat niet de Tecra zelf, maar een van de vertrouwde ‘Gremlins and Glitches’ in Windows 95 de oorzaak is, waarschijnlijk een corrupte grafische driver.
Omdat de enige cd-rom met Windows 95 erop, die ik nog in mijn bezit heb, ook inderdaad van dat jaartal is, heb ik niet zoveel zin om die te gaan installeren. Om vervolgens weer allerlei patches en tune-ups te moeten gaan downloaden om alles in het gareel te krijgen. Daarom heb ik gisteren op de site van Microsoft maar een cd-rom met de beta-3 van Windows 98 besteld, dus wachten we die meer even af. Op het systeem thuis, waarop ik dit zit te tikken, draait al sinds november de beta-2 van 98, en daarmee heb ik (afkloppen….) nog geen enkel probleem gehad.
Net als met Linux, dat ik beetje bij beetje onder de knie begin te krijgen, ook al omdat ik onderweg mijn (even omkijken naar de boekenkast) achtste ‘For Dummies’ gekocht heb, en dan vermoed ik nog dat ik er een of twee uitgeleend heb. Voor wie op nul begint met Unix of Linux kan ik ‘Unix for Dummies’ aanbevelen. Jaren geleden ging bij mij dankzij ‘Dos for Dummies’ ineens het licht aan en ongeveer hetzelfde overkomt me nu met Linux, geloof en hoop ik.
Net heb ik voor de eerste keer een wankele stap gezet: in een Telnet-sessie op mijn eigen domein met vi (een text-editor) wat onderhoud verricht. Op dat moment leef je redelijk gevaarlijk, omdat je eigen computer als een terminal aan je site hangt, dus het is oppassen geblazen met definitieve commando’s.
Een van de eerste dingen die je leert als je met Unix of Linux zit te rommelen is dat ‘weg’ ook inderdaad helemaal en voorgoed ‘weg’ is. Een prullenmand bestaat in Linux niet, en dat is, ik waag me hier bewust niet aan vergelijkingen aangaande gebruikersvriendelijkheid, waarschijnlijk het enige punt waarop Linux iets van Microsoft zou kunnen leren.
Overigens heb ik ook herontdekt hoe die telnet-sessie te versnellen, en dat is een tip waarmee je ook het browsen naar de sites die je vaak bezoekt, kan bespoedigen: in plaats van het adres het ip-nummer in je bookmarks opnemen.
Het gaat te ver om hier uit te gaan leggen hoe dat precies allemaal in elkaar steekt, maar beschouw voor het gemak de indexering van internet maar als een wereldwijd telefoonboek met namen en nummers. Over de wereld verspreid staan zogenaamde ‘routers’ die bijhouden welke namen bij welke IP-nummers horen. Een IP-nummer bestaat uit vier getallen van 0 tot en met 255, gescheiden door een punt. Zo is het IP-nummer van De Stem Online 194.151.222.40 en dat van mijn eigen domein 209.1.196.22
Als u op de nummers clickt, of ze zelf in het desbetreffende venster van uw browser intikt dan gaat uw pc op zoek naar de dichtstbijzijnde router. Die kijkt welk nummer er bij stem.nl hoort en stuurt u op het eerste traject daar naartoe. Maar als u met IP-nummers werkt hoeven ze niet meer opgezocht te worden en komt de verbinding een stuk sneller op gang.
Mooi, zult u zeggen, maar hoe kom ik aan die IP-nummers? Dat doet u bijvoorbeeld met een ‘name server look-up’ of een ‘trace route’ naar www.stem.nl. Leuk ook, want met zo’n ‘trace route’ krijg je vaak hele verrassende resultaten. Soms zie je dat je computer in anderhalve seconde via twaalf of vijftien enorme stappen de wereld rondwandelt voordat het doel is bereikt. Het nummer dat onderaan de lijst verschijnt, is het adres dat je zoekt. Tik dat in het veld van de browser, en sla het vervolgens op als een bookmark (of edit de bestaande bookmark) en doe uw voordeel met de snelheidswinst.
Programma’s die name-server lookup, trace-route, ping, whois en meer van dat soort trucs uit kunnen halen, zijn er tientallen. Thuis gebruik ik CyberKit en op de krant eentje die WSPing32 heet. Kijkt u maar eens rond bij Tucows in de sectie internet-tools. Op de internetpagina van De Stem Online staan links naar de Nederlandse mirror-site op de Universiteit van Wageningen en naar de producenten van de desbtreffende programma’s. Het adres is tucows.wau.nl en het IP-nummer zoekt u gezellig zelf uit. Succes ermee.
P.s. Een van de mooie dingen van de digitale krant is dat je er als lezer veel sneller op kan reageren dan bij een papieren en dat wij op onze beurt veel sneller op die reacties kunnen handelen. Ik had de krant zaterdag zelf nog niet eens gelezen toen Jorden van Elst op het bovenstaande als volgt reageerde:
>> Hoi Leon,
Ik heb je Interface van 21-3-98 net gelezen, en ik vraag me af wat je moeilijk doet door programma’s te downloaden als je een trace route wilt gebruiken.
Probeer het volgende maar eens: Start je browser, en start een MS-DOS window op de achtergrond. Type nu in de browser je http adres in, switch naar de MS-DOS window, type achter de dos-prompt TRACERT (grote of kleine letters, maakt niet uit) WWW.WHATEVER.COM oftewel je adres dat je browser aan het zoeken is, ZONDER het http:// gedoe, en druk op enter.
Nu zie je al alle sites langskomen die je browser volgt naar de site die hij nodig heeft. Je kunt ook direct het IP adres intypen achter TraceRT
Met vriendelijke groet,
Jorden van der Elst
Juist, en bedankt, Jorden, weer wat geleerd…. Ik had er nog nooit van gehoord. (Léon Krijnen)