Ik vind het hartstikke leuk dat mijn Linux-goeroe een baan als netwerkbeheerder gevonden heeft, en het verbaast me natuurlijk niets, maar ik zit er mooi mee, want meneer heeft nu nergens anders tijd meer voor. Ergens heb ik als ‘root’, als ‘superuser’ iets verrampeneerd in een of andere config-file gedurende een vruchteloze poging om mijn cd-speler ook onder Linux aan de praat te krijgen. Nou wil Linux al weken niet meer opstarten en ben ik al net zolang veroordeeld tot de grillen van Windows 98, dat zich overigens, het moet gezegd, totnogtoe keurig gedraagt.
Het is een van de eerste dingen die je leert als je Linux probeert te leren kennen. Het staat vetgedrukt in alle handleidingen: maak er vanaf het begin een gewoonte van om nooit aan te loggen als beheerder van je eigen systeem. Meld jezelf alleen als ‘root’ aan als het écht nodig is om onderhoud aan het systeem te plegen. Want als je als ‘root’ ingelogd bent en je maakt een foutje, dan heb je de poppen aan het dansen.
Dat blijkt helaas te kloppen als een bus. Die duivelse poppen dansen nou al een week of drie en wat ik ook probeer, ik krijg Linux niet meer opgestart. Tijdens de ‘boot’ flitsen er al allerlei waarschuwingen door het beeld die in ieder geval op één punt mijlenver afwijken van alles waar Microsoft voor staat. Bill Gates, de vader van alle nerds, is de verpersoonlijking van gebrek aan relativeringsvermogen en als je vaak durft te lachen, word je bij Microsoft niet zo gauw miljonair als de rest, vrees ik.
Het zijn van die typische mededelingen tijdens procedures van Linux, zo anders dan de gortdroge mededelingen van Windows. Net als DOS en Windows reageren sommige Linux-distributies op de vertrouwde ctrl-alt-delete als de boel muurvast zit en er geen enkele andere toetsencombinatie soelaas biedt. ‘Mmmmmm, rustig aan, paniek in de tent?’, vraagt mij dan mijn Red Hat Linux, voordat hij uit beeld verdwijnt.
Paniek is overdreven, maar wat ik ook doe, de bijbeldikke ‘Red Hat Linux Unleashed’ of ‘Linux for Dummies’ doorbladerend op zoek naar een oplossing, ik kom er potjandorie niet uit. Ja, natuurlijk hebben we, die goeroe en ik, destijds twee opstart-floppen aangemaakt tijdens de installatie. Bovendien bleken er nog twee officiële en verzegelde ‘rescue-floppen’ in de doos van Red Hat te zitten.
Die dingen werken in zoverre dat er kennelijk een Linux-kernel vanaf die schijfjes opgestart wordt, waarna er inderdaad een prompt op het scherm verschijnt. Daarna moet ik een serie commando’s geven die erin zouden moeten resulteren dat achtereenvolgens mijn file-system ‘gemount’ en vervolgens hersteld wordt, waarna ik weer eens voorzichtig naar dat config-bestandje zou kunnen gaan kijken waar alle ellende mee begonnen is.
Natuurlijk, want alles in het leven is een kwestie van timing, begon het gedonder letterlijk één dag voordat die twee handleidingen vanuit Amerika (Amazon Books) bezorgd werden. Zodat ik mezelf voor mijn kop kan slaan vanwege mijn eigen ongeduld, want ik wist dat die boeken eraan kwamen. Maar ik moest natuurlijk zelf zonodig gaan prutsen omdat ik het niet uit kon staan dat die cd-rom-speler niet wilde werken. En natuurlijk, pijnlijk genoeg, staat in dat ene boek precies beschreven welke toverformule ik aan die config-file toe had moeten voegen om mijn schijvendraaier aan het draaien te krijgen.
Heb je het allemaal gelezen, Linux-goeroe? Mooi, vraag dan maar eens een dag vrij aan je nieuwe baas, zodat mijn Linux-systeem, incluis die ISDN-adaptor, die HP-printer én, vooral niet vergeten, die bliksemse cd-rom-speler, gaat draaien zoals het moet.
Ik weet dat het volgende hard aankomt bij jullie, Unix- en Linux-nerds, maar het is niet anders: laat nou maar eens zien dat alles onder Linux inderdaad veel beter, sneller en stabieler werkt als onder Windows 95 of 98. Dan heb je een zieltje gewonnen, ben ik er straks net zo over te spreken als jullie, en heb ik van Microsoft niks meer nodig.
Goed, wachtend tot de Linux-monteur voorrijdt in de nieuwe auto van de baas, wacht ik met angst in het hart af wat me maandag allemaal te wachten staat. Dit weekeinde is het verhuizen geblazen van de expeditiehal waarin de redactie tweeënhalve maand gehuisvest is geweest, naar de totaal gerenoveerde en uitgebreide centrale redactie. Het was eigenlijk best gezellig in die expeditiehal. Tochtig en lawaaierig, dat wel, maar die met mat bruin pakpapier afgeplakte ramen hadden toch ook wel iets: we voelden ons een beetje de CNN-redactie Beiroet, of zoiets.
Dit weekeinde worden de ruim honderd Mac’s, PC’s en printers op de redactie door de verhuizers opgepakt en naar de nieuwe ruimte gebracht. Zondagmiddag en -avond moet er weer een krant gemaakt worden, dus binnen een dag moeten ook alle netwerken weer aan elkaar geknoopt worden.
Terwijl ik dit zit te tikken, zijn de meeste collega’s de inhoud van hun bureaus aan het inladen in verhuisdozen en plakken ze daar stickers op met codes die kennelijk corresponderen met die op de plattegrond van de nieuwe redactie.
Helaas ben ik erin geslaagd om niet toe te geven aan de aandrang om over alle stickers een andere te plakken. Om dan maandagmorgen met een onschuldig gezicht alle onmin te gaan aanschouwen.
Wat is er eigenlijk gebeurd met de practical jokes? Soms vraag ik me af of ze uitgestorven zijn. Die leraar, die bekend stond als legendarische krent.
Hadden we een knaak met bisonkit op de vloer gelijmd naast zijn bureau. Hij zette zijn tas er bovenop en zag na het lesuur niet dat we met zijn allen door het raam stonden te gluren toen hij met een vuurrood hoofd met zijn zakmes aan het peuteren was.
Die andere, die je de klas uitstuurde als je zand aan je schoenen had.
Na de laatste schooldag met zijn allen geld gelapt en een tuinder een vrachtwagen potgrond in zijn voortuin laten storten. Dát was láchen, tot de politie eraan te pas kwam en we na kiezen of delen er zelf alles weer uit moesten halen met schep en kruiwagen. Hetgeen iets langer duurde dan het storten.
Dat van die stickers kan ik nou helemaal vergeten, want dan weten ze meteen wie de dader is. Nou maar hopen dat alles goed gaat, want anders kan ik alsnog op rapport komen, terwijl ik er helemaal niets mee te maken heb.
We zullen ook de merel missen die iedere dag voor de openstaande nooduitgang een concert kwam geven. Vorige week werd-ie door een ekster naar binnen gejaagd, waarna ik hem bij zijn kladden moest pakken omdat hij in blinde paniek tegen dat bruine pakpapier op bleef fladderen.
Ik verheug me wel op de nieuwe ruimte, want op de plattegrond staat dat de pc’s op de internetredactie aangesloten zullen worden op het netwerk. Dat betekent dat ik eindelijk afscheid mag nemen van mijn modems, maar helemaal vertrouwen doe ik het nog niet.
Uit de aantekeningen van de man die alle telefoonverbindingen loopt te regelen, begrijp ik dat mijn twee analoge lijntjes mee verhuizen naar mijn nieuwe stek. En aangezien die alleen maar nodig zijn voor die modems, omdat die niet overweg kunnen met de digitale telefooncentrale, vrees ik dat mijn modemtijdperk ook maandag nog niet ten einde is.
Ik hou u op de hoogte, als alles tenminste werkt. En hou intussen uw eigen vingers maar gekruist, zolang bij u alles wel loopt en draait zoals het moet…