Af en toe snap ik niks van sommige collega’s die nieuws selecteren. Moet ik me donderdagmorgen aan het ontbijt kwaad maken omdat ze godbetert geen letter aan het overlijden van Alan Shepard besteed hebben. Halve pagina’s als er een vergeten rock ‘n roller zijn laatste accoord heeft geslagen, ellenlange necrologieën bij een dode politica en dan zal Shepard de moeite niet waard zijn.
‘Techniekbarbaren’, denk ik dan, ‘wat zijn er toch weinig mensen die iets met technologie hebben’. Of komt dat misschien alleen maar omdat ik ooit de verkeerde opleiding en daarna de verkeerde vrienden gekozen heb?
Drieënhalf decennium na dato hoef ik slechts mijn ogen te sluiten en zie ik de zwart-witte fotootjes van mijn jeugdhelden weer aan de muur van mijn slaapkamer. Dat waren échte glansafdrukken, meneer, en de enveloppe waarin ze door Nasa naar Nederland waren gestuurd, was een gekoesterd relikwie op zich. Waar zijn die parafernalia gebleven?
Lang voordat Tom Wolfe ‘The Right Stuff’ schreef, kende ik de namen van de ‘Original Seven’ uit mijn hoofd. Maak me midden in de nacht wakker en vraag me welke zeven uiteindelijk als eersten voor het project Mercury verkozen werden, en ik dreun het rijtje met mijn ogen dicht op. Doe mijn ezelsbruggetje: CC-GG-SSS: Gordon Cooper, Scott Carpenter, Gus Grissom, John Glenn, Deke Slayton, Walter Schirra en Alan Shepard. Hierzo! Bestaat niet dat ik dat óóit vergeet!
Vier zijn er nu nog over. Grissom verbrandde levend op 27 januari 1967, samen met Roger Chaffee en Edward White, toen een vonk de met zuurstof gevulde Apollo-capsule ontstak tijdens een in- en uitstap-training. Deke Slayton overleed een paar jaar geleden. Niet aan zijn veel te laat ontdekte hartruis, waardoor hij van de Nasa nooit de lucht in mocht, maar aan een hersentumor.
Deke verliet Nasa, nota bene één jaar voordat hij twintig jaar in dienst was. Waarmee hij zijn pensioen verspeelde, om op die manier zijn ultieme droom waar te maken. Want het lukte hem uiteindelijk als burger wél de ruimte in te gaan met een van de Challengers.
Alan Shepard was zo’n beetje geestelijk vader van het stel, de goedgebekte Glenn de spreekmeester. Daarom denken nog steeds velen dat John Glenn de eerste Amerikaanse ruimtevaarder was, maar het was Shepard. Glenn was de eerste Amerikaan die rond de aarde cirkelde, maar Alan Shepard werd op 5 mei 1961, drie weken nadat Amerika verslagen was door Yuri Gagarin, 185 kilometer schuin omhoog geschoten. Bovenop zo’n onder zijn eigen gewicht krakende, wankele en lekkende Redstone Rocket, tot barstens afgeperst met 200 ton brandstof.
Met zijn pak volgeplast, want nadat de lancering urenlang uitgesteld was vanwege mogelijke brandstoflekken, kreeg hij van Nasa officieel toestemming om het in zijn pak te doen. Met toiletvoorzieningen was nog geen rekening gehouden, omdat het vluchtje maar tien minuten zou duren. Maar Shepard had ‘s morgens een pot koffie gedronken en die begon hem onoverkomelijke parten te spelen na vier uur op zijn rug liggen.
Shepard was de grootste grapjas van het stel. Die ze, de avond voordat ze weer zo’n door allen vervloekt maag- en darmonderzoek moesten ondergaan, meenam naar een Mexicaans restaurant waar ze zich met zijn zevenen helemaal volpropten met Marguerita’s, bonen, pepers en de heetste sauzen die voorhanden waren. Eentje vulde zijn plastic pot, waarin de volgende dag de ontlasting aan de dokter overhandigd moest worden, met pepersaus en bonen. De volgende morgen allen even beroerd en misselijk, kwamen ze na het vullen van hun eigen potten eensgezind tot de conclusie dat de dokter geen enkel verschil zou kunnen zien.
Buiten de grappen waren ‘The Golden Midgets’, zoals James Michener ze in zijn epos ‘Space’ noemt, van een apart ras. Misschien waren er meer van zulke goede piloten als zij, maar die waren afgevallen omdat ze te lang waren. Een meter vijfenzeventig was de door Werner von Braun maximaal toegestane lengte, want het zwarte doodskistje, de Freedom 7 Mercury Capsule, bovenop die kerktoren vol super-super-benzine moest zo klein mogelijk blijven.
In dat blikken kegeltje werden ze binnen anderhalve minuut naar een snelheid van twintigduizend kilometer per uur gekatapuleerd, zodat alle ingewanden naar buiten wilden. Nog zwaarder voor het geteisterde lijf was de terugkeer.
Als ze door de atmosfeer binnen dertig seconden van achttienduizend naar een paar honderd kilometer per uur afgeremd werden. En intussen met behulp van de stuurraketjes de invalshoek moesten zien te corrigeren. Een paar graden te scherp betekende levend verbranden, twee graden te weinig en de capsule zou terugstuiteren in de atmosfeer, om daar voorgoed baantjes te blijven draaien.
Shepard, uit het goede hout gesneden, ‘right stuff’, deed het allemaal goed, en zou bijna tien jaar later, op zijn 47e, de oudste man op de maan worden. Niemand op de wereld heeft een golfbal ooit zover geslagen als Alan Sheperd in januari 1971 in de Fra Mauro Hills, waar de zwaartekracht een zesde van die van de aarde is.
Dat wist ik bijna allemaal uit mijn hoofd. Van alle verhalen die ik vroeger vrat, en door Tom Wolfe, wiens ‘Right Stuff’ hier beduimeld voor me ligt. Op de zijkant staat een stempel: ‘Qantas Inflight Library’, dus dat is het tweede, door mij gejatte exemplaar. Het eerste heb ik kapot gelezen en ik dank Qantas hierbij alsnog voor het tweede.
Had ik het niet meer geweten, had ik het donderdagmiddag allemaal zó op kunnen zoeken op internet. Bij de Nasa natuurlijk, waar je altijd terecht kunt voor alles wat je over ruimtevaart weten wilt. Maar donderdagmiddag hadden natuurlijk ook CNN, New York Times en iedere grote internet-dienst in Amerika uitgebreide beschouwingen over leven en dood van Alan Shepard. Allemaal een mooie ‘orbituary’, en ik vind alleen dat woord al mooier dan ‘necrologie’, terwijl Amerikanen dat op de een of andere manier ook veel beter kunnen. Ik weet niet waar dat aan ligt.
In het dagelijks leven vind ik het vaak van die aanstellers, van die volwassenen, man zowel als vrouw die zo geëxalteerd overkomen. Maar wat staan er hier altijd van gortdroge terugblikken over gestopte levens in de media. Nooit eens eentje waar je tranen van in de ogen krijgt.
Alleen de koppen al. Een paar jaar geleden ging Peter Reiser dood. Een outfielder van de Yankees die in de jaren vijftig onsterfelijk populair was omdat-ie altijd dwars door alles en iedereen heen ging: Reiser ving alle ballen. Slechts de bakstenen muren, toen nog niet met matrassen bekleed, konden hem stoppen: viermaal belandde hij met een schedelbasisfractuur in het ziekenhuis, de bal in zijn handschoen. De dag na zijn overlijden schoot ik in de lach bij de internet-editie van de New York Times. Want natuurlijk zet zo’n Amerikaanse koppenmaker dertig jaar later boven het overlijdensverhaal van Pete Reiser de enig juiste kop. ‘Pete Reiser hit his last wall’. Kan het nog mooier?
Maar we waren bij de mega-website van Nasa, waar alles over ruimtevaart in heden en verleden te vinden is. Waaronder het ‘Astronaut Fact Book’. Dat kunt u downloaden, maar het is in het PDF-format van Adobe. Om het te kunnen lezen, moet u eerst de gratis Adobe Acrobat Reader downloaden en installeren en die daarna als plug-in aan uw browser bekend maken. Het zijn 73 A-viertjes. Als u die print, er daarna een paar gaatjes in prikt en ze vervolgens in een multo-map doet, heeft u een pracht van een naslagwerkje over leven en dood van alle astronauten van Nasa.
Ik lees nog een keer de laatste zin van de laatste bladzijde van het meesterwerk van Wolfe. Hij schreef de geschiedenis van de ‘Original Seven’ aan het eind van de jaren zeventig. Grissom was toen al lang verbrand, in januari 67. Wolfe voorspelt in de eerste druk van 1980 dat, als er tegen het jaar 2000 een van de resterende zes dood zal gaan, de reactie overal ter wereld hetzelfde zal zijn: ‘Mmmmm, welke was dat ook al weer?’. Hij had gelijk, merkte ik donderdagmorgen, achttien jaar na dato. Stelletje techniekbarbaren…!