Het zal sommigen opluchten, en velen verdriet doen. Het is niet anders: men heeft mij van de Power Macs verlost. Ik weet niet in hoeverre mijn beschouwingen over de apparaten waar dat veelkleurige appeltje op gedrukt staat, tot een verrassende versnelling van sommige procedures geleid hebben. Feit is dat mijn Pentium op de krant begin deze week ineens op GIDS aangesloten bleek te zijn.
GIDS? Laat ik u vertellen dat ik wenste dat ik per afkorting die in dit bedrijf gebruikt wordt, een percent toeslag op mijn loonstrook kreeg. Zou ik een mooie G3 van kunnen kopen, en er volgend voorjaar vervroegd van met pensioen kunnen.
Ik heb me voor u net even omgedraaid naar de man die mijn collega’s in de geheimen van GIDS zit in te wijden. Zelfs die moet me het antwoord schuldig blijven! Het zou mij niks verbazen als het Grafisch Informatie Digitaal Systeem zou betekenen, want dat is het zo ongeveer, maar zeker weten doen we dat dus niet. Als ik het opstart zie ik dat de applicatie officieel Digital Collections Picture Desk heet, geprogrammeerd door Digital Collections uit Hamburg.
Het is bij mij maar zelden liefde op het eerste gezicht als ze nieuw speelgoed voor me uitpakken, want, te vaak mijn fikken verbrand, wil ik het altijd eerst een paar maanden aanzien. Maar dat smoeltje van GIDS, dat bevalt me wel. Voorbij zijn de tientallen keren dat ik mezelf afzette in mijn bureaustoel, als een wheeler aan het begin van de Singelloop. Het was twee meter rijden van mijn bureau naar dat waarop mijn vriend de Power Mac stond, één best wel lekkere zwiep.
Daar selecteerde ik de foto’s die ik voor de internet-editie van de krant nodig had. Lach niet, maar als ik dat gedaan had, dan stuurde ik die zeven of acht plaatjes per e-mail naar mezelf. Dat zat zo. Die Macs zaten aan elkaar verbonden in een ander netwerk dan waar mijn pc aan hangt. Een beetje hacker zou d’r ongetwijfeld een webje van weten te breien, maar ik kon me vinden in de argumenten van IT. Vroeger heette dat systeembeheer, tegenwoordig IT. Die twee netwerken liggen elkaar kennelijk niet lekker, intussen verkeerde GIDS in de afrondende testperiode, en als GIDS klaar zou zijn, zouden al mijn problemen in één klap opgelost zijn. Die fotootjes konden intussen tijdelijk best met een flop uit die Mac gepeurd worden.
Ik ben een meegaand mens, en ik begreep best dat het niet zoveel zin had om dingen Gordiaans aan elkaar te gaan knopen die op korte termijn weer ontward zouden moeten worden. Daarom weet ik nu precies hoe hard en uit welke hoek ik me in die bureaustoel af moet zetten om in een halve draai achter dat andere bureau te belanden.
Waarom dan toch per e-mail? Het antwoord op die vraag weten allen die wel eens vaker tegelijkertijd met floppen en/of ZIP-drives tussen Macs enerzijds en pc’s anderzijds in de weer geweest zijn. Grijze haren krijg je daarvan, en voordat ik weer bestookt word door Apple-aanhangers: daar hebben allebei evenveel schuld aan. ‘Niet waar’, roepen de appeltjes dan, ‘want een Mac kan wel een pcgeformatteerde flop lezen, maar een pc een Mac-flop niet. Zo!’.
Dat kan wel wezen, maar probeer maar eens meerdere malen achter elkaar dezelfde flop op een neer te halen tussen een Mac en een pc, dan stelt u die mening vanzelf bij. Een door een pc volledig en ‘unconditional’ geformatteerde flop, waarop vervolgens in de Mac bestanden worden weggeschreven, die levert de eerste keer dat je hem weer in de pc stopt, geen enkel probleem op. Maar de tweede, derde of vierde keer is het gegarandeerd raak. Meneer Mac heeft er wat datavorken opgezet, waar ik geen flauw benul van heb, en ik wil er ook van weten. Vervolgens krijgt de pc de hik, of klapt die Mac eruit, en moet je weer formatteren. IK weet waar ik het over heb: zeven foto’s als attachment aan een mailtje hangen en dat vanuit die Mac naar de pc sturen gaat veel sneller dan formatteren, inlezen, ritje in die kantoorstoel, en uitlezen.
Overigens: om de zoveel tijd krijg ik een bestand binnen van een vriend die een uitgeverij heeft. Die werkt dus met Macs, en hij krijgt per e-mail een hoop aangeleverd: attachments in QuarkXpress, of in WP 5.1, of in Word 7. Soms is zoiets niet helemaal kosjer weggeschreven of geattached, en weet hij ze met een breekijzer nog niet open te krijgen. Intussen staat de drukker op de deur te bonzen want die wil draaien, anders gaat het knaken kosten.
Voordat hij zijn overgebleven haren uit begint te trekken, stuurt hij veroorzakers van die ellende per e-mail naar zijn verlosser. Dat ben ik en mijn wijwaterkwast heet Microsoft Word 97. Het maakt absoluut niet uit wat je in dat programma stopt, hoe het heet, hoe het gecodeerd is, of hoe het eruit ziet.
WordStar, WP 1.0 tot en met 9.99, allerlei DOSSEN, Rich Text Formats en weet ik veel wat nog meer voor allang uitgestorven Jurassic tekstverwerkers, Word 97 opent ze. Gewoon, als een Word Document, waarna ik wegschrijf als ASCII en op de reply button druk, terug naar de uitgever in kwestie, die dan met zijn Macs weer vooruit kan.
Intussen is er dus een eind gekomen aan mijn eigen reizen door Mac-land: ik hoef ze niet meer te gebruiken. GIDS is (afkloppen), een mooie applicatie, die zowel op de Macs als op de pc draait, maar omdat ze een licentie op mijn pc geïnstalleerd hebben, hoef ik me niet meer om te draaien.
Met mijn nieuwe persoonlijke GIDS kan ik bladeren door en zoeken in alle foto-databases die ons ter beschikking staan: ANP, Reuters, WFA, de VNUbeeldmailboxen en alle eigen fotograven. Het werkt bliksemsnel op de pentium, en vanuit GIDS kan ik alle foto’s zó naar mijn desktop slepen en ze daar verder bewerken. Héél mooi, en het laatste is niet grappig of als natrappen bedoeld, want zo zit ik niet in elkaar: ik zal die Mac stiekem een beetje missen. Ik mocht hem eigenlijk best wel een klein beetje.
Bovendien heeft Martin van IT me laten zien hoe mooi en hoe snel een Power Mac onder Linux draait, waarmee het gelijk van een van de briefschrijvers van de afgelopen week bewezen werd. Die liet me weten dat zo’n Power Mac eigenlijk een fantastische machine is, maar dat het besturingssysteem de langzame en zwakke schakel is.
Ik heb ook nogal wat reacties gehad op mijn beschouwingen aangaande de pc-privé-koorts. Er blijken er meer te zijn die best wel een snellere bak willen hebben, maar geen zin hebben om daar een compleet nieuwe configuratie voor aan te schaffen. Een briefschrijver, blij verrast dat ik dat board (‘het beste wat er is’) überhaupt kende, liet me weten dat er al een Asus moederboard met een 300 megahertz pentium II en 64 megabyte geheugen voor ongeveer 1400 gulden te koop is. Een ander kwam me vragen of ik wist of de belastinginspecteur genegen zou zijn om je van je bruto vakantiegeld een losse zak onderdelen te laten kopen in plaats van een compleet systeem. Daar heb ik dus geen flauw idee van, en ik denk dat u voor het antwoord op die vragen bij de inspecteur in kwestie of bij uw afdeling personeelszaken moet zijn. Of heet dat bij u tegenwoordig ook al ‘human resources’?
Een paar, geregeld op reis, kwam me vragen of ze er niet beter aan deden om een laptop te kopen. Immers, tegenwoordig net zo snel en krachtig als een volwassen desktop, nietwaar? Een ander was, door een snelle verkoper die geld rook, al bijna een mooie laptop aangesmeerd plus voor een paar tientjes een mooie monitor, zodatie hem thuis als desktop zou kunnen gebruiken.
Die heb ik het volgende geantwoord: een laptop is een pracht van een apparaat, zolang hij van de baas is. De voordelen van een laptop laat ik aan uw eigen fantasie over, maar uit mijn rijke ervaring zal ik een paar nadelen oplepelen. Vroeg of laat laat u hem vallen, en een val van een meter hoog betekent al gauw een total loss. De batterijen gaan gegarandeerd kapot. Als u even de verkeerde kant opkijkt, is hij foetsie. Na een jaar gaar de eerste pixels in het scherm kapot en na twee jaar kán er een dikke zwarte streep door het schermpje lopen.
Er zijn hotels, waar zoveel stroom op de telefoonleiding staat dat u een eitje kan bakken op de laptop, maar daar komt u pas achter als er rook uit het modem komt. Verzeker het ding desondanks niet, want als u dat drie jaar achterwege laat, kunt u er een wereldreisje van maken. Prachtig, zo’n laptop, maar alleen maar als u thuis ook een IT-afdeling heeft, en het onderhoud en de risico’s niet voor uw eigen rekening zijn. Ik zou mijn Toshiba Tecra niet willen missen, maar zelf zou ik zo’n ding nooit kopen.