Houdt u goed vast, aan iets stevigs. Ik heb binnen twintig minuten op een kale iMac een riedel software geïnstalleerd, en meteen daarnaa aan de praat en op internet gekregen. Staat u nog? Ik vond het nog hartstikke leuk ook, op mijn vingers gekeken door een Mac of tien van de Broederschap van de Bredase Mackers. Een vrolijk gezelschap dat erin geslaagd is om de geneugten des levens (borrels, hapjes, sigaren etc.) op een prettige manier te combineren met de minder lollige, zoals saaie hard- en software.
Ze doen niet aan ballotage, ze hanteren geen drempel en ze heffen geloof ik geen contributie. Da’s het goede nieuws, maar, voordat ik bedolven raak onder e-mailtjes, afkomstig van aspirant-leden: da’s ál het goede nieuws, want nieuwe leden worden niet aangenomen. Ze hebben het goed zo en dat willen ze zo houden.
Jammer, want anders was ik wie weet uiteindelijk toch nog privé aan een Mac geraakt.
Ik ben dus de Rubicon overgestoken, maar ik heb mijn voeten droog gehouden, en eenmaal op Canossa aangekomen ben ik daar niet vernederd. Integendeel, en misschien heb ik de ironie gemist, maar de wierook die de eregast werd toegezwaaid, rook lekker. Of was het door mij niet begrepen ironie, geheel in de geest van de toonzetting van de onderlinge e-mail waarmee de uitnodiging gestalte gekregen had?
Het voorzetje van mijn kant vorige week – want ik had laten weten minstens één splinternieuwe iMac voorgeschoteld te zullen krijgen – was ingekopt. Dankzij de medewerking van de Primafoonwinkel in Breda – waar-ie overigens inmiddels in de etalage staat te pronken – en van twee verschillende leveranciers. Vier iMacs hadden ze los weten te praten om er een avondje mee te spelen en om tegelijkertijd een veronderstelde Mac-ongelovige tot de enige ware te bekeren!
Voor mijn komst hadden ze er nog drie aan elkaar geknoopt via een hubje, zodat er een heus netwerk van alleen maar splinternieuwe, smetteloze iMacs in de ex-garage stond te zoemen. Die, geheel in de geest van Jobs en Wozniak, de grondleggers van het Apple-imperium, tot een knusse werkkamer was omgebouwd.
Maar dat netwerkje mocht ik dus pas zien nadat ik die KNP-iMac, vers uit de doos, op de eettafel in de woonkamer, omringd door Mac-evangelisten, geïnstalleerd en aan internet geknoopt had. Voor de goede orde: het feit dat me dat in twintig minuten lukte, had helemaal niets met mijn handigheid te maken, alleen maar met de fenomenale gebruiksvriendelijkheid van de iMac. Dat meen ik.
Dat laatste is dus echt waar, en omdat het zo gezellig was, ga ik hier niet zitten mokken dat Windows 98 zichzelf ook binnen een minuut of twintig op een kale schijf deponeert en installeert, en dat een internet-connectie aanmaken vanuit een Win-doos tegenwoordig ook een fluitje van een cent is. Heb ik daar al uit proberen te leggen, kom ik hier nog wel eens op terug, vandaag gaat het over de iMac.
Toegegeven: zelfs met die blinddoek, waar ze het tijdens de ontvangstspeech over hadden, was het misschien wel gelukt. Een nieuwe iMac aan internet hangen is inderdaad een kwestie van stap een, twee en drie. Rond muisje (is even wennen, want je voelt niet waar de voorkant zit) links of rechts in het toetsenbord steken, kabeltje van toetsenbord in iMac steken, stekker in stopcontact, telefoonsteker in Imac en stopcontact, iMac aanzetten, begeleidende cd-rom in gleuf steken, paar keer ‘ja’ of ‘nee’ clicken, telefoonnummer, user-id en password intikken, en verbinding maken. Hartstikke mooi, allemachtig prachtig, heel gezellig, maar ik ben een zeurpiet, dus ik kan het toch niet laten: de procedure verschilt nou ook weer niet zoveel van die om een nieuwe pc met de internet-whizard van Win 98 voor de eerste keer op het web te krijgen.
Goed, wat buiten kijf staat is dat iMac qua vormgeving een opvallende verschijning is. Sexy, een snoepje, op voorhand een klassieker in design. Ik heb met de iMac gevreeën, en u vraagt me of ik nu ook verliefd ben. Dat weet ik niet, want over haar diepere ik kan ik na die paar uur pret niet veel zinnigs zeggen. Ik zou er eens een maand of zo hetzelfde mee moeten doen wat ik nu dagelijks doe: FTP’en, foto’s bewerken, HTML’en, stukkies schrijven, e-mailen, surfen, telnetten, en dat het grootste gedeelte van de dag allemaal tegelijkertijd. Zoals ik dat nu allemaal, onder Windows 95 of 98 doe. Ik weet wel zeker dat ik me zonder de rechter-muis-button gehandicapt zou voelen, want dat is in de loop der tijd stiekem het meest gebruikte hulpje in de huishouding geworden, in bijna alle applicaties.
Tenminste, ik miste hem nogal woensdagavond, want op een van die iMacs liep een bijgeleverde emulatie van Windows 95, waarbij shift-click de rechter-button van de muis vervangt. Maar die shift-click gebruik ik nou juist weer tientallen keren vanuit Netscape, om een file achter een link op de harde schijf op te slaan zonder te lezen.
Ach, helemaal eens word je het op zo’n avond nooit, en dat hoeft ook niet. Belangrijker dan de uitslagen van bench-marks, belangrijker dan het gelijk en vergelijk over stabiliteit en gebruiksvriendelijkheid is het gegeven dat verscheidenheid en keus blijven bestaan. Zoals je jezelf lekkerder voelt in een BMW dan in een Mercedes, weet ik zeker, na het een avond aanschouwen van vier splinternieuwe iMacs, dat zo’n ding op mijn bureau veel mooier zou staan dan mijn huidige bak. Het uiterlijk van het apparaat is zo dwingend dat eigenaars op zoek zullen gaan naar bijpassende schemerlampen en andere parafernalia. Mijn gastheer had overigens een strijkbout uit de jaren zeventig waaruit de ontwerper van de kast zijn inspiratie ontleend leek te hebben.
En wie weet zou ik, als ik er vier weken mee gewerkt zou hebben, niet anders meer willen. Zou kunnen, maar ik zie het er niet van komen. Ik vermoed dat ik over een paar maanden een nieuw moederboard in mijn huidige configuratie zet, met misschien een dual Pentium Pro, en een flinke stoot nieuw geheugen, want het gaat lekker zoals het gaat. Maar als een van die sponsors zich geroepen voelt om me een maand lang een iMac te lenen, dan beloof ik hem dat ik vier weken lang niks anders doe dan met dat ding spelen om er daarna een eerlijke evaluatie over te zullen schrijven.
Intussen hoop ik dat de iMac de redder van Apple is. Vorig jaar op sterven na dood zit het concern dit jaar ineens dik in de winst, omdat er binnen zes weken alleen al in Amerika 280.000 iMacs verkocht werden. Volgens sommigen, die denken van dat soort zaken verstand te hebben, is het niet meer dan een laatste opleving en is het te laat. Ik hoop van niet. Ik zou de levendige discussies tussen aanhangers en hekelaars, voor- en tegenstanders, oprecht missen. En als het onverhoopt toch fout mocht gaan met Apple, dan kan ik altijd nog een tweedehands iMac kopen. Dan zal dat beloofde multi-tasking hopelijk in het komende besturingssysteem zijn ingebakken. Dan ga ik, en misschien maken ze voor mij (buy him if you can’t beat him) een uitzondering, voor de poorten van Canossa op mijn knieën smeken om tot de Broederschap toegelaten te worden. Ik beloof dat ik voortaan mijn eigen sigaren mee zal brengen.