De pc-privé-storm, in tegenstelling tot de blazende herfstmonsters, is een beetje gaan liggen, heb ik het idee. Het vergelijken van allerlei aanbiedingen in kantine, rookhol en wandelgangen is weer achter de rug. De kapotgebladerde stapel internetmagazines met vergelijkende warenonderzoeken op mijn bureau begint tot rust te komen.
Problemen met aansluiten en configureren doen zich verassend weinig voor. Kennelijk is alles wat aangeschaft is, keurig geconfigureerd en geïnstalleerd afgeleverd. Kwestie van stekkers in de juiste gaten steken, op ‘power’ drukken, en de rest komt vanzelf. Zo gaat dat tegenwoordig met alle pc’s, ook al denken sommige Mac’ers nog steeds dat dat alleen met een Mac zo gaat.
Voor zover mij bekend hadden een paar collega’s, die aan het pc-privé-project hebben deelgenomen, een Mac thuis. Die hebben alle voors en tegens tegen elkaar afgewogen, want men kon hier kiezen. Ik hoor van andere projecten waar strikt een voorwaarde aan de overeenkomst tussen werknemer en werkgever is gehangen: alleen pc’s en anders niks. Een vorm van betutteling die mij niet zou bevallen, waarbij ik, dwars karakter, bijna een Mac zou gaan kopen, omdat ik dát sakkerju zelf wel uitmaak.
Goed, bij onze baas mocht je gelukkig zelf weten in welke put je je zuurverdiende centen wilde gooien. De spaarzame Mackers die we hadden, hebben lang prijzen, megabytes en -herzen zitten vergelijken en daarna zijn ze geëmigreerd. Een van hen is er in geslaagd om zijn Mac-randapparatuur aan de pc te hangen, al moest hij er eerst achter komen dat er kennelijk twee verschillende USB stekkers zijn.
Dát vind ik te gek voor woorden. Al jaren horen we niet anders dan dat USB voor eens en voor altijd alle problemen van compatibiliteit op zou lossen, tussen wat voor platform dan ook. Ik geef toe dat hardware mijn hobby niet is, dus dat ik me alleen maar in commissie erger. Dat bij gebrek aan eigen inzicht, maar er zijn dus kennelijk dikke en dunne USB-stekkers, maar gelukkig zijn er ook verloopstekkertjes voor. Of zoiets, ik hoop dat ik het goed opgeschreven heb.
Of dít en dát ook kon, wilde die ex-Mack weten. Zoals? Nou, knippen en plakken vanaf de desktop bijvoorbeeld, want dat had-ie nog niet gevonden. Gewoon zo dus: als je alleen actief venster geknipt wil hebben dan doe je alt-print-screen, zit alleen dat venster in het geheugen. En dan? Dan doe ik in Paint Shop Pro alleen maar Control-V en dan maakt die zelf wel een nieuw grafisch bestand aan. Kijk maar. Verroest, net als bij de Mac dus, met appeltje-v? Jawel, maar in Windows 3.1 ging dat zes, zeven jaar geleden ook al zo hoor….
Bij het doorbladeren van al die bladen is me overigens nog iets opgevallen: in enkele Amerikaanse bladen ben ik verschillende advertenties tegengekomen van computerboeren die een zware configuratie aanbieden met een verrassende keuzemogelijkheid: Linux óf NT, óf, voor een paar centen meer, beide besturingssystemen.
Linux, thuis draai ik een Red Hat 5.0 uitvoering naast Windows 98, begint langzaam terrein te veroveren op zowel de Amerikaanse markt als de Duitse pc-markt. CNet, de Amerikaanse nieuwssite die gespecialiseerd is in web-, net- en computernieuws, heeft deze week een uitvoerige special over Linux.
Ik durf niet te beweren dat het een gemakkelijk systeem is om te leren beheersen, maar twee dingen staan buiten kijf: de stabiliteit en de prijs. Er is geen systeem zo stabiel als een goed geconfigureerd Linux-systeem, als tenminste alle rechten op het systeembeheer afgeschermd zijn voor de gebruiker. Er is ook geen systeem zo goedkoop. Als je een écht handige bliksem met computers bent (voor de goede orde: die kwalificatie acht ik niet op mezelf van toepassing) kun je het gratis downloaden en aan de gang proberen te krijgen.
Voor de nét iets minder handige liefhebber (jawel, daar reken ik mezelf toe) zijn er voor rond de honderd piek complete distributies verkrijbaar, zoals bijvoorbeeld van Caldera, Red Hat, Debian en Slackware. Overigens ook niet altijd even simpel te installeren en daadwerkelijk aan de gang te krijgen, en het was mij, handig of niet, zonder Linux-goeroes niet gelukt.
Daar gaat het nu niet om, ik signaleer dat Linux aan een verrassende opmars bezig is. Koop je zo’n voorgebakken systeem, al dan niet voorzien van een bootmanager zodat je ook nog terug kan vallen op Windows NT (straks Windows 2000, zie rechtsboven deze pagina), en je logt op Linux nooit in als beheerder, dan beschik je over onvergelijkbare stabiliteit.
Misschien moet ik mijn vrienden en vriendinnen van IT eens lief aankijken en ze uitleggen dat onze collega’s van VIPS (VNU Internet Publishing Service) in Amsterdam Linux met de prachtige KDE XWindows draaien. Mag ik misschien ook, en als je er eenmaal dagelijks mee moet werken, dan gaat het snel, denk ik.
De lage prijs van Linux, het klinkt gek, maar het is waar, was tot voor kort de grootste handicap voor de verspreiding ervan. Want er waren genoeg systeembeheerders die van de stabiliteit en kracht van Linux overtuigd waren, maar die kregen van hun directies de wind van voren als ze probeerden uit te leggen wat Linux was. Gratis? Ontworpen door een hacker? Geen ondersteuning? En de garantie dan? Niks ervan!
Nu er steeds meer bedrijven bekend durven te maken dat ze hun hele hebben en houden aan op Linux draaiende computers durven toe te vertrouwen krijgt het geestelijk eigendom van de Fin Linus Torvalds een echte kans. ‘Linux is’, volgens de teneur van het verhaal in Cnet, ‘het systeem met de beste kans om de computerindustrie te verlossen van de dodelijke wurggreep van Microsoft’.
Nou worden ze bij Microsoft niet gauw ergens nerveus van. Of het nou de Amerikaanse minister van justitie Janet Reno is, dan wel een senaatscomissie vol zwaar geschut, Bill Gates bespeelt ze zoals Castro een Cubaanse kleuterschool.
Linux is iets anders. Wat ze daarmee aanmoeten, weten ze niet in Redmond. Netscape probeerden ze pootje te lappen met het dumpen van Explorer, FrontPage en HotMail werden opgekocht toen die succesvol bleken, en alle pc-fabrikanten moeten kasten leveren met Windows 98, anders gaan ze failliet. Maar Linux? Linux is van niemand. Linux kan niet opgekocht, niet weggeconcurreerd, en niet vernietigd worden.
Linux is het digitale embryo van een Finse nerd die zijn kind aan de wereld geschonken heeft om het daar volwassen te laten worden. Onder één voorwaarde: iedere verbetering die erin aangebracht wordt, wordt mét de broncode vrijgegeven. Duizenden talentvolle programmeurs over de hele wereld breien iedere vrije avond aan nieuwe stukjes van de lappendeken die Linux heet. Als die duizenden samen besluiten dat de verbeteringen stabiel zijn, dan worden ze aan Linux toegevoegd en volgt er een upgrade. Linux blijft gratis. Wie honderd piek voor zo’n doos dokt, koopt daarmee de cd-roms en de boeken die erin zitten, plus de bijstand van de helpdesk van de distribiteur. Het programma blijft gratis, en is van niemand.
Niet gauw nerveus, worden ze nu bij Microsoft toch een beetje gek van het idee dat er een concurrent is waar ze niks mee kunnen: niet in de grond trappen, niet opkopen, niet vernietigen, maar vooral niet negeren.
Op internet, waar alles van iedereen is, hangt een geheim intern stuk van Microsoft, over Linux. Een nauwgezette analyse over wat het was, wat het is, wat het wordt, en hoe gevaarlijk het is voor het voortbestaan van Microsoft. Zo nauwkeurig en volledig als het is, blijft het een vruchteloze zoektocht naar een strategie. Een draak met zeven koppen is een makkie, vergeleken met Linux. Die kun je tenminste omkopen, of die koppen er één voor één afhakken. Maar hoe versla je een tegenstander die niet bestaat?