Rond deze tijd begint de trekvogel in me opgewonden te fladderen. Als de eerste koele nachten zich aandienen weet ik dat op het zuidelijk halfrond de lente begint. Zelfs in het diepe zuiden van Australië is het nu dagelijks boven de twintig graden en staat alles in bloei, voordat alles door de eerste hittegolf, eind deze maand of begin december weer verdord wordt.
Normaal gesproken was het nu tijd om de Toshiba Tecra af te stoffen, kijken of alles nog werkt. Dat hoeft ditmaal niet, want, of die batterijen nou wel of niet voorgoed naar de Filistijnen zijn, ik weet al zeker dat er iets kapot is. Draadje kapot tussen een print-plaatje en het scherm, of zoiets.
Het kreng moet dus weer even terug naar Radio Correct, maar probeer tegenwoordig maar eens even op een vrije middag op en neer te rijden naar Rotterdam. Gelukkig heb ik wat meer respijt ditmaal, want mijn zomer midden in de winter begint dit jaar iets later. Daar staat tegenover dat-ie lekker lang gaat duren, maar over die one-year-sabattical hoort u nog. Schrik niet, ik mag stukkies blijven schrijven, dus u hoeft de krant niet meteen op te zeggen.
Stukkies schrijven op reis is leuk, maar het verplicht je tot iets meer dan zorgen dat tandenborstel en slaapzak in orde zijn. Belanden we bij een vreemd soort discrepantie in mij. Zeggen dat ik een sloddervos ben, zou een eufemisme zijn. Het is mettertijd wat minder geworden, ik dwing mezelf af en toe tot opruimen, maar wie dagelijks langs mijn bureau marcheert, weet wat ik bedoel.
Zo’n puinhoop als het op mijn bureau en in mijn klerenkast is, zo netjes is het in de krochten van mijn computers. Alles wat ik vast kan houden, laat ik net zo gemakkelijk ergens rondslingeren, maar ieder onzichtbaar bitje staat op mijn harde schijven waar het thuishoort.
Ik geef het toe: ik lijd aan een soort digitale smetvrees. Binnen mijn computers staat alles waar het thuishoort, liefst in verschillende partities voor bestanden en programma’s, maar zeker in allerlei logisch ingedeelde directory-structuren.
Minstens een keer in de week defragmenteer ik mijn harde schijven, terwijl Windows zegt dat het eigenlijk nog niet nodig is. Ik heb geleerd dat het daardoor veel en veel langer duurt voor er problemen ontstaan. Iedere dag eindig ik met hezelfde ritueel: ik sluit alle programma’s af en daarna gooi ik de directory ‘temp’ in windows helemaal leeg. Let wel: ik verstrek hier geen adviezen en ik geef zeker geen garanties, maar sinds ik daarmee begonnen ben blijft mijn pc bloedjesnel. En nooit vergeten éérst alle programma’s af te sluiten en pas daarna die ‘temp’ leegkieperen.
Tussendoor doe ik het ook wel eens. Zodra het lijkt alsof de pc langzaam vast begint te lopen gaat, net alsof er ergens een gremlin aan de handrem zit te rukken. Dan is er kennelijk een programma op zoek naar gegevens dat het zelf tijdelijk in die ‘temp’ gestald heeft, maar omdat dat programma nóg slordiger is dan ik, kan het ze niet meer vinden. Alle andere applicaties beginnen zich te gedragen als dikke stroop. Effe alles netjes afsluiten, ‘temp’ leeg en een herstart. Zal je zien dat alles weer loopt als een zonnetje, maar nogmaals, geen garanties.
Ik heb meer slechte gewoontes. Zoals bij voorkeur ‘s morgens vroeg even een tas volgooien met wat kleren en toiletspullen, ook voor de langere reizen. Ik heb één keer op Schiphol gestaan met een verlopen paspoort, dus dat overkomt me niet meer. Voor de rest is het met inpakken, wegwezen, hetzelfde verhaal van tegenstellingen. Want die Toshiba staat minstens een week voor vertrek schoongemaakt en getest in de kamer, voorzien van een gezonde voorraad stekkertjes, draadjes, een reserve modemkaartje, mét de aankoopnota voor vervelende douaniers.
Wie mijn gerommel op reis de afgelopen jaren een beetje gevolgd heeft weet welke veldslagen ik en af en toe heb moeten voeren met de nodes van Compuserve in verschillende landen. Vooral dat stuk ellende in Gold Coast, tegenwoordig toch echt de derde stad van Australië.
Aan de hand van Compuserve heb ik jaren geleden mijn eerste stappen op de elektronische snelweg gezet. Mijn eerste e-mailtje heb ik via Compuserve verstuurd, mijn eerste webpagina heb ik met Compuserve opgehaald, mijn eerste e-mail-account was iets van 12345678990@compuserve.com. Mooie herinneringen, maar allemaal verleden tijd. Want Compuserve is niet de enige provider meer die wereldwijd lokale toegang tot internet biedt. Het is nooit de enige geweest overigens, maar dat IBM-netwerk was voor particulieren onbetaalbaar, vandaar de naam van Compuserve als enige.
Tegenwoordig is mijn provider NLnet, maar dat presenteert zich tegenwoordig als UUnet, nadat het door die Amerikanen is overgenomen. De service is er niet op achteruit gegaan, kan ik u mededelen, want die is nog steeds perfect. Iedereen die aan me vraagt welke provider hij het beste kan nemen verwijs ik naar NLnet of UUnet, en als ze hem iets te duur vinden moeten ze het zelf maar uitzoeken. Je kan op internet best voor een dubbeltje op de eerste rang zitten, maar dan zul je over veel geduld moeten beschikken.
‘Hé’, ging na de overname bij mij het licht aan, ‘misschien bieden ze samen met die Amerikanen nou ook lokale toegang wereldwijd’. Het is nog waar ook, waardoor ik me nu nog meer dan vroeger verheug op dingen die komen gaan.
Want wie een UUnet-account heeft, kan op de website van de provider een zogenaamd ‘roaming password’ ophalen, waarmee hij overal lokaal kan inbellen. Daarmee is mijn verkering met Compuserve voorgoed uit, en koestert deze jongen voortaan het bezit van een ‘roaming password’, ervan uitgaande dat UUnet overal ter wereld dezelfde kwaliteit levert als hier in Nederland.
Met de wetenschap dat je tegenwoordig in ieder gat een internetcafé kan vinden, waar je voor een paar roebels, ringgits of dollars een flop kan overpompen naar het thuisfront, maak ik me overigens over de verbindingen steeds minder zorgen.
Misschien loop ik al weer een beetje achter. Sinds begin november is immers het Iridium netwerk actief. Een GSM-netwerk dat automatisch overschakelt op een van de altijd aanwezige satellieten, als het geen GSM-mast binnen zijn bereik kan vinden. Altijd en overal, waar ook ter wereld. Prachtig, maar een Iridium toestel kost nu nog meer dan tweeduizend piek. Nou zou ik dat nog overwegen als ze me de garantie gaven dat die krengen minstens vijf jaar zo duur blijven, maar dat is niet zo. De gesprekskosten vallen mee, dus ik verwacht dat die dingen aanslaan en over een half jaar de helft kosten.
Koop je er toch een, zal je zien dat je volgend jaar een Toshiba kan aanschaffen waar Iridium ingebouwd zit. Kwestie van stukkie tikken, en op ‘send’ clicken, da’s alles, zonder dat er een telefoon aan te pas komt.
Terwijl zo’n pen met geheugen ook best iets zou kunnen worden. Zal op één penlight-batterijtje minstens een maand werken, vermoed ik, en als je dan vanuit de outback via Iridium contact kan leggen, ben je met verrekte weinig hardware helemaal klaar. Je hoeft er niet eens papier voor mee te nemen want die pen onthoudt zelf wat-ie schrijft. Kan je dus gewoon onder het reizen op de rug van het paard doen en staat er straks op de achterflap van je eerste boek: ‘Written on horse-back’.