Het reizen is niet meer wat het geweest is. Het was even wennen, maar voor de eerste keer in mijn leven ben ik in een buitenland zonder traveler-cheques op zak. Die dingen zijn niet meer nodig, want met een ordinair bankpasje haal je tegenwoordig overal geld uit de muur. Overal in Amerika staan nu ATM’s (Automatic Teller Machines) die dollars uitspugen als je hen je Nederlandse pincode gevoerd hebt. In de lobby van het hotel, op het vliegveld, in iedere shopping-mall struikel je zowat over die dingen en als er, in mijn geval, het logo van Cirrus opstaat, dan kan ik daar pinnen. Nooit meer in de rij staan in banken, paspoort en travelers-cheques bij de hand.
Al word ik tachtig, over sommige dingen zal ik me altijd blijven verbazen. Dat mensen die niet om techniek geven, zich altijd te weinig zullen verbazen, is jammer voor hen. Maar waar ik altijd een beetje pissig van raak, is van mensen die zeggen dat techniek allemaal niks is en dat de hele wereld het kan missen als kiespijn. Zelf intussen niet beseffend dat het ontbreken van die kiespijn bijvoorbeeld ook een van de gevolgen van de zegeningen van techniek is. Als je dat dan zegt, beginnen ze wat te ‘ja-maar-en’ over medische wetenschap, niet in willende zien welke invloed de techniek op de ontwikkeling daarvan gehad heeft. Goed, ik verspil mijn tijd daar niet aan, maar ik sta toch een beetje verbaasd als die ATM in een shopping-mall in Santa Monica mijn dollars ophoest. Ik probeer me voor te stellen wat daar aan te pas komt, wat zich in die tien seconden die de complete transactie in beslag neemt, afspeelt tussen dat apparaat en mijn bankrekening in Nederland. Wat voor hardware er tussenhangt, hoe zwaar beveiligd de software wel niet zal zijn, wat voor digitale transfer-protocols, en wat voor menselijke afspraken tussen allerlei instanties voor het überhaupt allemaal ingevoerd is kunnen worden. En het werkt allemaal!
Mijn dagelijkse verbazing geldt ook het internetten on the road. Mijmerend over mijn digitale verleden, waarin ik vanaf begin jaren tachtig alle mogelijke ellende met de allereerste draagbare computers heb meegemaakt. Ook toen die krengen van alles wilden, behalve verhalen overseinen, bleef ik ze meenemen omdat ik het zulk verrekte leuk speelgoed vond. Maar, net als het geld uit de muur halen, is het mobiel computeren tegenwoordig zoveel gemakkelijker geworden dan toen. Zelfs in dit onnozele motel van 32 dollar per nacht, beetje shabby, maar het is schoon en het water is warm, zit er aan de zijkant van het telefoontoestel een data-poort waar je het modem van de Toshiba aankoppelt. Omdat we vandaag in Anaheim overnachten, moet ik een POP (point of Presence) van UUNet opzoeken die met hetzelfde netnummer 714 begint. Als ik dat nummer draai, duurt het geen tien seconden of ik heb een volledige internetverbinding, kan ik BN/DeStem Online bekijken, mijn post ophalen, en meteen dit verhaal naar Nederland sturen. Ik, die zo goed weet wat er allemaal fout kan gaan, ben iedere keer weer verheugd als een klein kind. Alles werkt, naadloos en foutloos!
Hoewel er ook momenten zijn dat ik de zegeningen van de techniek als een gesel ervaar. Zo was het de eerste dagen, meer dan anders, wennen aan de in Amerika broodnodige huurauto. Dat is deze keer een Pontiac Bonneville van 1999, en daar zitten meer toeters en bellen in dan me lief is. We hebben haar Christine gedoopt, naar de automobiel-hoofdpersoon uit een van de boeken van Stephen King. Net als die Christine heeft de onze eigen wil en kuren. Er zit een sleutel bij, met daarin een chip, en dat ding kan geprogrammeerd worden door de eigenaar. Ik heb er de handleiding op nageslagen, maar omdat het vakantie is, heb ik geen zin om de acht (!) pagina’s uit mijn hoofd te gaan leren waarin alle mogelijke manieren staan om de auto te sluiten dan wel te ontsluiten.
Nou is het probleem met een huurauto dat die om de zoveel tijd een nieuwe bestuurder heeft, en mijn voorganger heeft er kennelijk lol in gehad om alle digitale mogelijkheden van Christine naar zijn hand te zetten. Zodat ik er pas na twee nachten in Los Angeles achter kwam dat ik met het centraal vergrendelen, tenminste, dat dacht ik, alleen de linkervoordeur op slot had gedaan, terwijl de rest open was gesprongen. Leuke bijkomstigheid: bijna iedere actie, of het nou het bijstellen van de buitenspiegels, dan wel het in de achteruit zetten van de automaat is, gaat vergezeld van een computergeluidje dat best in Windows 98 zou passen. De lichten hoef je niet te ontsteken, dat doet Christine zelf, of je wil of niet. Wat weer wel te programmeren is, is de mate van schemering waarop mevrouw reageert.
Zit de tank tegen de reserve aan dan laat dat Windows 98-geluidje zich iedere mijl opnieuw horen en dan wil je wel naar een pomp toe. Pomp gevonden, ontpopte die rijdende computer zijn volgende eigenaardigheid: hij verdomde het om de sleutel los te laten. Nou had ik uit die acht pagina’s over sluiten en ontsluiten in ieder geval een ding goed onthouden, al was het maar omdat dat er in extra vette letters boven stond: nooit de auto uit zonder sleutels. Dat omdat de mogelijkheid bestaat om het circus zodanig te programmeren dat alle ramen en deuren, motorkap, kofferdeksel, open dak, en klep van de benzinetank, vanzelf dicht en op slot gaan zodra de deur dichtgegooid wordt. Maar wat ik ook probeerde, de sleutel bleef hardnekkig zitten waar-ie zat: in het contactslot.
Ramen dicht, handrem erop, airco uit, automaat in de parking-stand, ik kreeg de sleutel er niet uit. Zodat ik ten einde raad de wagen maar weer gestart heb, waarna een blok omrijden naar dezelfde pomp uiteindelijk het gewenste resultaat had. ‘Heb ik met mijn F150 nooit last van’, aldus de laconieke pompbediende, nadat ik het probleem uitgelegd had. Hij wees op zijn twintig jaar oude pick-up: ‘Maar daar zitten gelukkig geen computers in….’.
Intussen ben ik er, door middel van ‘trial and error’, achter gekomen hoe Christine centraal te vergrendelen. Dat Windows 98 geluidje is namelijk niet altijd een waarschuwing, het kan ook een vraag zijn. Probeer je de boel op slot te doen, dan vraagt de computer namelijk door tweemaal te piepen of ik dat wel heel zeker weet en als ik dan nog een keer op die knop klik, dan klakken aan alle kanten deuren en sloten en is het ‘schluss’.
Wat de opvolgster van Christine allemaal in petto heeft, hebben we in Disneyland kunnen zien. Daar staat een door General Motors ingerichte Jeep met wat er over een jaar of tien aan techniek in een auto zou kunnen zitten. Eromheen staan een stuk of veertig stoelen waar je voorover in mag gaan hangen, met je kop in zo’n virtuele bril, waarin een computermonitor. Links en rechts tegen je hersens een luidspreker, en terwijl die stoel je alle kanten uit smijt, geniet je van een prachtig virtueel voorproefje. Je hoeft niet bang te zijn dat je je sleutels verliest, want die zitten er niet bij. De computers in de auto herkennen je door middel van vingerafdruk en het lezen van de irissen van je ogen.
Het lijkt wel wat op het nieuwste boek van Tom Clancy, een fascinerend toekomstbeeld over virtual reality in 2025. Daarover volgende week meer.