Na vier weken Amerika begin ik te begrijpen waarom ze hier denken dat internet buiten dit land nog in de kinderschoenen staat. Wij weten natuurlijk dat het niet zo is, en zijn er op een bepaalde manier zelfs van overtuigd dat het tegendeel het geval is: in Nederland is het internet die kinderschoenen allang ontgroeid.
Zowel het een als het ander klopt natuurlijk een beetje, en zowel hier als daar wordt het nog wel eens iets met dat internet. Ik bedoel daarmee alleen maar dat het binnen enkele jaren voor iedereen, dus ook voor degenen die er nu nog niets mee te schaften willen hebben, net zo vanzelfsprekend zal zijn als teletekst, telefoon, wasmachine en afstandsbediening. Tegen die tijd zal het net ook daadwerkelijk werken met de snelheden waarover nu alleen maar gedroomd wordt, hoewel surfen met de snelheid van het licht hier en daar al realiteit is.
Zo ben ik deze week bij een advertising-agency op bezoek geweest, of, zo u wilt, reclamebureau, dat het kennelijk voor de wind gaat. Ze barsten tenminste aan alle kanten uit hun voegen, en hebben als noodbehuizing een aanpalende garage gekocht. De digitale camera’s staan er tussen de niet meer gebruikte hefbruggen, maar ook van die nood is een deugd gemaakt. De van vet en smeer ontdane bruggen zijn op een meter hoogte buiten werking gesteld, makkelijk om van alles op te zetten. De computerkamer is een hok vol servers, draden, stekkers, monitors, het koninkrijk van een aardige whizzkid op leeftijd, met paardestaart, sandalen en tuinbroek.
Zoals dat in wel meer computerkamers gaat, vertel mij wat, heeft hij de Sun-, Windows- en Macmachines op een dusdanige manier aan elkaar geknoopt in verschillende netwerken dat er in ieder geval een ding gegarandeerd is: zijn eigen werkgelegenheid. De man kan volgens mij nooit ontslagen worden, want verder weet niemand hoe het spul werkt.
Wat ze daar wel hadden, en wat ik in Nederland nog nooit gezien heb, ook niet bij ons op de krant, is een T1-verbinding. Ik ben even kwijt hoeveel megabit per seconde dat precies is, maar ik kan u verzekeren dat het snel is. De belangrijkste voordelen van die snelheid, voor desbetreffend reclamebureau, zijn het snel overseinen van grote grafische bestanden, want ze maken nogal wat glossy catalogussen, en de mogelijkheid tot houden van live videoconferenties. Hetzij met collega’s die elders in San Francisco in noodbehuizingen zitten, hetzij met potentiële klanten die zelf een snelle internet-verbinding hebben. Zitten ze met zijn allen rond een enorme platte plasma-monitor en na een tijdje heb je niet eens in de gaten dat het een videoconferentie is. Bovendien zijn de kosten van apparatuur en verbinding er snel uit, als er geen hotelkamers, vliegtickets of dinerbonnen meer gedeclareerd kunnen worden.
Er zal in Nederland best wel wat aan videovergaderen gedaan worden, maar toch lijkt het hier wat meer ingeburgerd te zijn. Of is San Francisco, zeg maar de ingang van Silicon Valley, niet helemaal representatief voor de rest van Amerika? Misschien, maar toch: het net is in Amerika een stuk dieper ingeburgerd dan elders. Na vier weken rondgereden te hebben door Californië, Nevada, Utah, Colorado, Arizona, Nieuw-Mexico, en Montana heb ik onderweg tientallen verschillende radiozenders beluisterd, en, vanwege de onvermijdelijke beroepsdeformatie, bijna net zoveel verschillende regionale kranten, weekbladen en de onvermijdelijk lokale weggeefkrantjes uitgeplozen. Ik kan u medelen dat je de hele dag door zowat doodgeslagen wordt met internet, zowel in het dagelijkse nieuws, als op de adverentiepagina’s en in de reclameblokken op radio en televisie. De televisie- en radiozenders verwijzen u tijdens of na de nieuwsberichten naar hun site, waar achtergronden, analyses en plattegronden van Kosovo te vinden zijn. Terwijl bijna iedere commercial, zowel op televisie als op radio, afgesloten wordt met het minstens driemaal duidelijk vermelden van de naam van de website: see you at www oursite dot com!, dat laatste meestal luid uitgeschreeuwd als DAT KAM!
In sommige kranten staat al onder ieder artikel het e-mailadres van de auteur, en allemaal verwijzen ze dagelijks op tientallen plaatsen in de krant, zowel op redactionele als op advertentiepagina’s, naar hun eigen website. Bij steeds meer kranten, zoals overigens ook bij de Volkskrant en het Reformatorisch Dagblad in Nederland, kun je een abonnement op een e-mail editie nemen en de papieren editie niet meer laten bezorgen. Over bezorgen gesproken: hier is allang normaal wat de verzamelde uitgevers in Nederland na twintig jaar soebatten nog steeds niet voor elkaar gekregen hebben: een en dezelfde bezorger voor verschillende kranten. Hier in Mill Valley rijdt ‘s morgens om zes uur een autootje de heuvel op waaruit ik weet niet hoeveel verschillende kranten over de heg in de tuin worden gegooid. Bij de een de San Francisco Chronicle, bij de ander de Examiner, een krant uit Oakland, of, wat ook voorkomt, de Washington Post of de New York Times. Maakt niet uit of het regent, want om iedere krant zit een sterk plastic jasje zodat hij altijd schoon en droog is. En als je de bezorgdienst belt omdat je een hond hebt die van kranten knabbelen houdt, doen ze niet moeilijk en wordt hij voortaan in de bus gestopt: service meneer.
Dagelijks prominent in het nieuws in al die droge kranten: internet. Er gaat geen dag voorbij of er staat op alle voorpagina’s wel een verhaal over iets wat zich op het net afgespeeld heeft. Terwijl de economiepagina’s voor het merendeel samengesteld lijken te zijn uit nieuws over overnames van internet- dan wel high tech gerelateerde bedrijven.
Uiteraard ging het de afgelopen week op de voorpagina vooral over het Melissa-virus, dat overigens zowaar vanuit Zeeland ook in mijn mailbox belandde. Waar het verder geen kwaad kon omdat ik op de Toshiba geen Word gebruik. Tenslotte zijn er een aantal overheidsdiensten die deze week de mail-servers tijdelijk buiten gebruik hebben gesteld en zich beraden over hoe de toegenomen hoeveelheid e-mail af te handelen. Virussen en ‘spamming’ zijn weliswaar strafbaar, maar inwoners van een bepaalde plaats kan niet verboden worden om iedere dag opnieuw een aantal vragen te stellen, dag in, dag uit. Als enkele honderden of duizenden bewoners van city of county, spontaan dan wel gedirigeerd, dat doen over een bepaald heikel onderwerp kan een beetje mail-server dat best aan, en zal hij heus niet door zijn hoeven zakken. Het probleem is echter dat die (honderd)duizenden e-mails ooit gelezen en beantwoord zullen moeten worden, al was het maar omdat de handelswijze (nog) volkomen legitiem is. Je kunt tenslotte een eerzaam burger die geen antwoord van de overheid gekregen heeft, moeilijk kwalijk nemen dat hij in een e-mail vraagt waarom zijn vorige e-mail nog niet beantwoord is.
Waarom ik die van u nog niet beantwoord heb? Eh, waar ging die ook alweer over? Stuur een opfrissertje naar leon@krijnen.com en u krijgt gegarandeerd antwoord. Wanneer weet ik nog niet precies…