De verkopers van BMW en Mercedes hebben decennia geleden zwijgend een pact gesloten dat de volgende eeuw nog steeds staat: ze pikken geen klanten van elkaar af. Niet omdat ze dat niet dolgraag zouden willen, maar omdat ze weten dat het tijdverspilling is. Die met de ster uit Stuttgart op de grille krijg je niet in een karretje uit Beieren en omgekeerd. Vooral in de hogere prijsklassen hebben ze gemakkelijke klantjes dankzij de merkentrouw. Om de twee jaar inruilen, en met alleen wat prietpraat over kleur en inruilprijs blijft zo’n klant graag gezien.
Ik ben ook trouw. Qua auto’s, al kunnen die me niet oud en versleten genoeg zijn, en qua zoekmachines. Hoe het gekomen is, weet ik niet, maar ik ‘rij’ al jaren AltaVista. Die heb ik een jaar of vier geleden voor de eerste keer gebookmarked, en sinds die tijd gebruik ik hem als ik iets zoek. Net zoals Netscape de enige ware browser blijft, stukken beter dan die Microsoft Explorer met al zijn onhebbelijke streken. Wat voor streken? Nou eh, dat weet ik eigenlijk niet. Ik heb de browsers van Microsoft geprobeerd, van 3.0 tot en met 5.0 en ik mot ze niet. Ze zitten me niet lekker, ze rijden niet lekker, ze zijn eigenwijs, onder- of overstuurd, ze trekken niet. Ik weet niet wat het is. Netscape Communicator, 4.7 alweer, daarentegen is een droom. Stuurt lekker, rijdt lekker, zit lekker, net een Mercedes, of een BMW zo u wilt.
Opera draait ook nog op de Toshiba, en niet te vergeten Lynx. Zeg maar zoiets Spartaans als een Kever uit 1969. De prehistorische bladeraar, die actief wordt als ik in een telnet-sessie ‘Lynx’ op de commandoregel tik. Lynx laat alleen maar tekst zien. Geen plaatjes, geen formulieren, geen vensters, geen frames, geen tabellen, gewoon tekst, in het terminalvenster. Links naar andere pagina’s of websites zijn zwart, daar kun je naartoe met de pijltjes of de TAB-key, en dat is alles. Ik heb geen telnet-domein kunnen vinden waar Lynx voor het publiek is opengesteld, zoals dat heet, zodat u waarschijnlijk alleen maar kan ‘lynxen’ als u �f een eigen server in een van de Unix-smaken heeft draaien, �f bijvoorbeeld als student toegang heeft tot de universiteits-unix server.
Als dat niet kan dan mist u overigens niks, behalve een nostalgisch stapje terug naar een primitief browsertje op een internet zonder het magische WWW, en voordat de SLIP en de PPP-verbindingen tot stand kwamen.
U kunt dus misschien niet ‘lynxen’ van thuis uit, maar onder Windows draait wel standaard een simpele telnet-client, die goed werkt. Als u de smaak te pakken krijgt, kunt u altijd nog een betere downloaden vanaf Tucows of een andere software-site. Zelf gebruik ik het programma CRT van Vandyke, ooit uitgekozen omdat ik dat beeldvullend kan maken onder Windows en dan ziet het er met zwarte letters op een grijze achtergrond zo lekker oer uit. Misschien niet bijster rationeel, maar het werkt perfect, waarmee de keus dubbel gerechtvaardigd was.
Probeert u zelf maar eens onder Windows om een telnet-sessie op te zetten: in plaats van http://enzovoort tik je in het venster van je browser telnet://enzovoort en Windows opent zijn telnettertje.
Doet-ie dat niet, dan gaat u naar ‘programs’ en ‘run’ en doet u het daar. Bovenstaand ‘enzovoort’ moet een bestaand telnet-domein zijn, anders gebeurt er niks. Een mooi voorbeeld is bijvoorbeeld pac.carl.org in Montreal. Of tik bij een zoekmachine even ‘telnet sites’ in en u bent wel even bezig.
Misschien krijgt u de smaak van het handwerk te pakken, misschien haakt u na drie minuten verveeld af: wat saai, alleen maar stomme letters. In dat geval heeft dit stukkie zijn waarde ook weer bewezen, want u heeft daarna weer lol in het world wide web met al zijn grafische grappen en grollen. Net als de fabrieksdirecteur die in het weekeinde gaat raggen in zijn rammelende Morgan met open kap. En die op maandagmorgen op de achterbank van zijn fluisterende Duitse limousine, van het ene of het andere merk, weer tevreden de krant zit te lezen.
Nog even de zoekmachientjes. Net zoals de conservatieve chauffeurs maak ik mezelf graag wijs dat AltaVista de beste is. Mijn ingebakken argwaan ten aanzien van onderzoeken en de daaruit af en toe op miraculeuze wijze ontstane statistieken deed zich enkele weken geleden weer eens gelden. AltaVista bleek niet bepaald de beste indexeerder te zijn. Zal wel, dus deed ik maar zelf even een vergelijkend warenonderzoek in de tien grootste zoekmachines. Tik bijvoorbeeld je eigen achternaam in, en ik zie wat dat respectievelijk aan hits oplevert.
Het maakt allemaal niet zoveel uit. Ik moet overigens toegeven dat de uitslag van dat onderzoek in zoverre klopt dat de betrekkelijk nieuwe machine Northern Light met 1015 pagina’s op de proppen komt en AltaVista met slechts 849. Dat ik mijn achternaam gebruik is niet (alleen) vanwege ijdelheid. Ik doe dat omdat ik aan sommige hits kan zien hoe slecht alle machines indexeren.
Allemaal komen ze ondermeer bijvoorbeeld terug met mijn eerste homepage die drie jaar geleden ter ziele is gegaan, verwijderd van de Eindhovense DSE-server, is opgelost in cyberspace, waarvan geen bit of byte meer bestaat. Toch wordt dat kleine stukje verloren gegane net-geschiedenis door die zoekrobots nog steeds ge�ndexeerd. Hoe kan dat? Volgens mij alleen maar omdat ze er niet in slagen om het web volledig te indexeren en ons dus gedeeltelijk voor het lapje houden met oude indexen.
Ook mijn trouwe vriend AltaVista betrap ik er nogal eens op. Moet ik dus toch maar aan een andere zoekmachine? Northern Light kwam in dat onderzoekje als beste uit de bus, en hier in Calforni� is het ineens allemaal Google, wat de klok slaat. Eens even een proefritje gemaakt. De eenvoudige voorpagina bevalt me wel, maar de zoekresultaten nog niet.
Ze zoeken nog een hoop systeemvolk, dus misschien ligt het daaraan. Ik blijf nog maar even AltaVista rijden…
Onder de link ‘Web Search’ op krijnen.com hangt een pagina met links naar honderdveertig verschillende zoekmachines, waaronder AltaVista, Northern Light en Google.