Het budget is al een paar maanden beschikbaar. Voordat iemand op het idee komt om het geld naar een ander potje over te hevelen, moeten we dat partijtje digitale camera’s ten behoeve van de internetredactie misschien toch maar snel aanschaffen.
Het mag wat kosten, en er komen steeds leukere camera’s, waarmee je steeds leukere dingen kan doen. Dat is ook de reden van uitstel: op het moment dat je een bepaalde keuze maakt, dan is het apparaat achterhaald. Besluit je tot een megapixel zus, dan kun je er donder op zeggen dat er een dag later een megapixel zo in de winkel ligt. Die niet alleen sneller is, en een hogere resolutie aankan, maar die bovendien hetzelfde of minder blijkt te kosten.
Over de voorspellingen van wat er aan gaat komen, hebben we het dan niet eens. Pas geleden las ik een interessant verhaaltje in de interneteditie van de New York Times. Ik dacht dat ik het ergens opgeslagen had, maar ik kan het nu nergens meer vinden, maar het ging om resoluties.
Simpel gezegd: de lichtlezende chip in iedere camera is nu nog van dezelfde soort en familie. Dat hartje van iedere digitale camera is echter opnieuw ontworpen, waarmee het een piepklein stukje hardware geworden is, dat totaal anders werkt. Het doel was, want daar gaat het altijd om, om tot een zo groot mogelijke resolutie te komen.
De camera waar het om ging, was ergens tentoongesteld op een congres van cameratechneuten of zoiets. Er was een foto mee gemaakt, die tot een hoogte van ruim drie meter was opgeblazen. Zelfs met de loep van een postzegelverzamelaar was er geen enkele individuele pixel op de afdruk te herkennen. Waarmee het eind van de klassieke, analoge fotografie nog sneller naderbij gekomen is, dan ik ik al verwacht had.
Deze week kwam ik weer een aardige nieuwtje tegen in de ‘Circuits’ sessie van de New York Times: een camera met een ingebouwde printer. Geboren uit een eentweetje van Olympus en Polaroid. De eerste bouwt prima digitale camera’s, de tweede is de vader van de ‘instant camera’s’.
Ik had ooit zo’n ding, dat tijdens een vakantie op een Grieks eiland van mijn schouder schoot toen het huurbrommertje over een kei hobbelde. Toen ik omgedraaid was en het apparaat weer wilde oprapen was het druk bezig om het hele pak foto’s een voor een uit te spugen, op zijn rug liggend de lens naar de hemelsblauwe lucht gericht.
Ik herinner me van die vakantie ook het verbijsterde gezicht van de ober die in zo’n gitzwart glanzend plaatje in zijn handen langzaam zijn eigen gezicht op zag duiken. Later vonden die camera’s hun weg naar allerlei omgevingen waar een snel gemaakt plaatje van pas komt. Bijvoorbeeld makelaars, brandweer, taxateurs, en politie deden er hun voordeel mee. Terwijl studiofotografen ze gebruikten om de positie van het model even uit te testen, alvorens de Hasselblad met zijn dure vierkante dia’s in stelling te brengen. Misschien dat in dat soort ‘nichemarkten’ de Camedia van Olympus met ingebouwde printer aan zal slaan, maar verden zie ik het nut er niet van in.
Intussen is het in genoemde omgevingen toch al bijna overal digitaal wat de klok slaat, al dan niet bewegend, of een combinatie daarvan. Bij de makelaar hangt een computerscherm dat je kan bedienen door middel van een aan de binnenkant van het raam geplakte touchpad. Daarmee blader je door het aanbod, een soort diashow van ongetwijfeld met een digitale camera gemaakte plaatjes.
Ze zijn nog van goed kwaliteit ook, terwijl ze ongetwijfeld door een amateur gemaakt zijn. Dat is misschien wel het grootste voordeel van een digitale camera: zelfs een aap kan er prachtige foto’s mee maken. Het kost immers niks, dus het is net zoiets al op fazanten jagen met een mitrailleur: je raakt er altijd eentje. Of het nou om voorbij scheurende fietsers of om stilstaande huizen gaat: als je van hetzelfde onderwerp een paar honderd willekeurige kiekjes maakt, zit er minstens een hele goede foto tussen.
Beroepsfotografen horen bovenstaande stelling knarsetandend aan, maar het is toch echt niet anders. Zit het perfecte plaatje er niet tussen, dan druk je op de knop ‘alles wissen’ en begin je weer opnieuw. Net zo lang tot de perfectie er wel is. Het kost niks extra, en je raakt altijd iets.