Ik ben geen spreker, maar schrijver. Ik geef toe dat ik soms jaloers ben op collega’s die op een feestje een microfoon grijpen en praten tot ze afgeschoten worden. Het is niks voor mij. Als ghostwriter zou ik wellicht een aardig belegde boterham kunnen verdienen, maar vraag me niet om een gezelschap toe te spreken. Dat wordt niks, en het zal ook nooit iets worden.
Ook niet met hulpmiddelen, zoals de overhead projector, schoolbord, spiekbriefjes of sheets. Een stukkie schrijven is leuk, zolang er geen eindredacteur in je nek staat te hijgen over een naderende of gepasseerde deadline. Ben je daar nog ver vanaf, dan is het met een tekstverwerker lekker schuiven, knippen en plakken met woorden, zinnen en alinea’s. Net zolang tot het iets aanvaardbaars is, waarna je maar af moet wachten wat de eindredacteur er van over laat. Soms ben ik dankbaar voor de stijlfouten of stommiteiten die eruit gehaald zijn, soms ontgaat me de zin van de verbeteringen.
Deze schoenmaker houdt zich bij zijn leest, en doet niet aan toespraken. Deed iedereen dat, dan voorkwam dat een hoop kromme tenen, zeker in het tijdperk van Power Point. Een pracht van een programma, maar het verdoezelt de onkunde van de presentator. Ik heb de meest fantastische presentaties gezien, met mooie afbeeldingen en welluidende klanken. Maar al te vaak bleef na de laatste dia die ene prangende vraag onbeantwoord: waar ging het eigenlijk over?
Nou is dat laatste op zich niet alleen het gevolg van het gebruik van Power Point. Luister in een zaaltje naar een bevlogen orator die met bezieling kan vertellen over, bijvoorbeeld, politiek of literatuur. De overgebrachte bevlieging blijft hangen, tot je een dag later de aan de uitgang overhandigde print nog eens naleest. Was dat nou alles? De manier waarop de boodschap gebracht werd bleek na afloop toch meer invloed gehad te hebben dan de kale inhoud.
Met Power Point kun je, zonder als Brugman geboren te zijn, als het moet zonder een boodschap nog een pakkende presentatie verzorgen. Pobeert u het zelf maar eens, als u het complete Office pakket op uw computer heeft staan. Zet de wizard aan het werk, laat hem een pagina of tien produceren, laat de standaard teksten staan, of stop er gewoon ‘aap, noot mies’ in, en gooi er wat beeld, geluid, zachte overgangen en mooie kleuren tegenaan. Tsjakkaaaaaa! Applaus!
Een leraar van een technische school in New York, zo blijkt uit een ingezonden brief in de New York Times, heeft het niet meer zo op Power Point. Deze Kevin Stevens was zeer onder de indruk van het audio-visuele geweld dat zijn studenten in de hoogste klas tijdens hun presentaties in de aula demonstreerden. Totdat hij in een helder moment besloot om een berekening op de content los te laten. Op de desbetreffende school kregen de studenten twee weken de tijd om van een willekeurig onderwerp een presentatie te maken. Het gemiddelde aantal woorden dat per presentatie gebruikt werd, bleek 77 te zijn. Dat is zo ongeveer de eerste alinea van het stukje dat u nu zit te lezen.
Na enige aanvaringen met de eindredactie zijn we na stevig onderhandelen tot een beide partijen bevredigend (nou ja) resultaat gekomen. Deze rubriek moet wekelijks op dondermorgen klaar zijn, en dan mag-ie niet meer dan 700 woorden in beslag nemen. Misschien moet ik toch eens aan Power Point. Als die studenten erin slagen om met 77 woorden dikke voldoendes te behalen, dan moet ik met die 700 woorden een presentatie in elkaar kunnen flansen waar iedereen plat van achterover slaat.
Marshall McLuhan schreef al in 1966 dat het medium de boodschap was geworden. De Canadase media-goeroe, die de opkomt van de personal computer en internet niet meer heeft meegemaakt (hij overleed op oudjaar 1980) waarschuwde voor de invloed van de leegheid van televisie op de baby-boomers.
Van Power Point, Flash, Shockwave, animated gifjes, pop-upjes, buttons en banners had McLuhan geen weet. Maar medium is eens te meer message, met Power Point als belangrijkste wapen van hen die niets te vertellen hebben.