‘Ik schrijf en kan het net niet meer missen’, schreef ik een paar jaar geleden. Wat ik daar destijds mee bedoelde, is dat ik vrijwel nooit meer een column schreef, of een stukkie over het een of het ander, zonder de geruststellende aanwezigheid van grote broer internet op de achtergrond, op dezelfde computer.
Medegebruikers begrijpen dat, terwijl er ook collega’s zijn die je er niet aan krijgt. Ondanks het gegeven dat we er binnen Wegener een medialab tegenaan gegooid hebben. In het kader van dat lab kan iedere verslaggever, redacteur, stukkiesschrijver, op kosten van de baas drie dagen naar Amersfoort.
Het is een degelijk stukje opleiding, ontworpen in samenwerking met de faculteit communicatie en journalistiek van de Utrechtse hogeschool. Waar leraren en gastdocenten, die van wanten weten, journalisten inwijden in de beginselen van internet. Ze leren triviale dingen zoals wat een url of www betekent, maar vooral hoe het net en zijn zoekmachines te gebruiken in dienst van zichzelf, de krant, en u, de lezer.
Sommigen zien het licht en komen enthousiast terug, anderen gaan verder met wat ze deden: de dagen tot de VUT aftellen. Daar verandert internet niks aan: die types zullen nooit verdwijnen.
Vergist u niet: ik matig me niet het oordeel aan dat het niet gebruiken van het net dom is. Dat zou stom zijn, want er zijn nog steeds fenomenale schrijvers, muzikanten, denkers, die van een computer niets hebben moeten.
‘Decennia’, zo las ik bijvoorbeeld in een mooi memoriam in De Volkskrant – uiteraard de online-editie – woonde de erudiet romanticus Martin van Amerongen zowat in een Remington-schrijfmachine en vergat hij soms te eten’. Het hoeft dus niet. Echter: wie zich het gemak van internet heeft leren kennen, kan blijven wat hij was, erudiet of niet, maar hij kan nooit meer zonder.
Een andere columnist, het oordeel over diens eruditie en de kwaliteit van zijn epistels laat ik aan u over, is Theo van Gogh. Die hakt er op zijn website – ‘Treed binnen bij de gezonde roker’ – net zo lekker in als tijdens zijn interviews en dat levert vermakelijk leesvoer op.
Het voordeel van het draaien van een eigen website is dat niemand zich bemoeit met wat je er publiceert. Dus ook wat door anderen geweigerd of tegen uw zin geredigeerd is, en dat is wat Van Gogh regelmatig doet. Een ingezonden brief in de NRC waarin hij het hoofdredactioneel commentaar op de moord op Pim Fortuyn hekelt, is geplaatst zonder de laatste zin. Op de site van Van Gogh staat een scan van de brief zoals hij geplaatst is, met daaronder de oorspronkelijke versie.
Het Algemeen Dagblad heeft een column geweigerd van Pamela Hemelrijk, hetgeen een interessante polemiek oplevert tussen hoofdredacteur Oscar Garschagen, Van Gogh en Hemelrijk. Wie wie is, wat waar is, wie wat ontvangen, geschreven, geredigeerd of verzonden heeft, dat is me allemaal niet duidelijk, maar vermakelijk is het wel.
Ik was lang niet meer op de site van Van Gogh geweest, maar nu ga ik er iedere week voor de lol weer even langs. Al was het maar om weer eens een venijnig pleidooi tegen te komen voor het republikeins genootschap. Dat is een liefhebberij die hij deelt met wijlen Martin van Amerongen.
Net als overigens de beginselen van het roken, gezien het fanatisme waarmee Van Gogh zijn peuken inhaleert. Terwijl Van Amerongen, al wetende dat hij ten onder zou gaan aan keelkanker, nog een hilarisch essay schreef over het roken en zijn legendarische Hajenius sigaren.
Het gemak van die website alweer: als ik wil controleren of het klopt dat Van Gogh dit of dat geschreven heeft, hoef ik maar een paar keer te klikken. Met Van Amerongen is dat een stuk moeilijker. Er is van alles over de man te vinden, met hier en daar een citaat of een column, maar voor zijn verzamelde werken moet je naar de boekhandel.
Dat is een prettige wandeling, met het weer van de afgelopen dagen, met of zonder sigaar, en daar kan internet niet aan tippen.