De moeder van alle doe-het-zelf-winkels in Amerika, waar ik met gemak, liefde en plezier urenlang rond kan dwalen, is Home Depot. Altijd een plezierige afwisseling tijdens een reis in een van de vijftig staten, waar ik me altijd met volledige overgave in stort. Nadat na een urenlange rit over bijna lege highways aan een schijnbaar immer onbereikbare horizon het vertrouwde oranje witte logo opduikt, op het dak van een gebouw ter grootte van een complete Vinex-wijk.
Mijn lief moet er helemaal niets van hebben, maar geen nood, er is altijd een shopping mall of een outlet met 125 shops van gerenommeerde kledingmerken in de buurt, dus we gaan een halve dag uiteen. Om wie geen idee heeft van de indrukwekkende omvang van een Home Depot: stop een Ikea, een Praxis, een Gamma en een Bouwvaria onder een dak, leg er tweeduizend parkeerplaatsen omheen, en het begint er op te lijken. Misschien komt dat er nog van, dat Praxis en concurrenten onder het dak van Home Depot komen. De Amerikaanse gigant is bezig met een overname van Kingfisher, eigenaar van 550 doe-het-zelvers in Engeland, waarmee de eerste stappen richting Europa gezet worden. Dat is niet alleen goed nieuws voor mij, maar ook voor werkloos dreigend te worden it’ers. Niet meteen verheugd opspringen, netwerkbeheerders met een uitkering, want het is niet wat u denkt. In alle Home Depots in Amerika werken duizenden uitgerangeerde programmeurs, it-architecten, webdesigners en systeemanalisten. Niet waar ze voor opgeleid zijn en waarin ze uitblonken, voordat de ene dot.com na de andere als een zeepbel uit elkaar spatte, maar als gewaardeerd medewerker in het gangpad. Vakken vullend, gekleed in een oranje overall, klanten te woord staand, advies gevend, op, zoals dat overal in Amerika gaat, zeer klantvriendelijke en efficiente wijzen. Er is nog iets wat me aan het bedrijf bevalt. In iedere Home Depot heb je een aantal gangpaden die gevuld en schoongemaakt worden door verstandelijk gehandicapten. Ze zijn apetrots op hun blinkend schone gang, die aan de ingang getooid is met een plakkaat waar hun naam op staat: ‘De ijzerwaren zijn vandaag van Jennifer, Jeffrey zorgt voor de kwasten’. Die mensen lopen de hele dag te stralen, in tegenstelling tot de omgeschoolde computermensen, die een paar jaar geleden vier tot vijf keer zoveel verdienden. Zij zijn vriendelijk en professioneel, maar natuurlijk wachten ze tot ze weer kunnen gaan doen waar ze voor opgeleid zijn. Voor velen zal het bij heimwee blijven. Want terwijl de economie langzaam uit het dal lijkt te klimmen, en er overal weer behoefte begint te ontstaan aan programmeurs en systeemanalisten, verdwijnen in die sector duizenden banen per maand naar India. In computerbladen en op allerlei websites gonst het al een jaar van ongenoegen over dat gegeven, en natuurlijk begint het nu ook een item te worden met het oog op de presidentsverkiezingen. ‘Outsourcing’ heet het, en terwijl Bush en Kerry het over maar weinig dingen eens zijn dezer dagen, is hetzelfde agendapunt op democratische en liberale agenda’s: ‘Outsourcing Must Be Stopped!’. Terwijl het uiteraard de vraag is of de winnaar van de verkiezingen in november zich daarna het woord ‘outsourcing’ nog kan herinneren, verdwijnt de ene na de andere it-baan naar India. Bangalore is het Silicone Valley van deze eeuw, waar briljante programmeurs voor een kwart of minder van de in Amerika gangbare salarissen prefect werk leveren. Niemand klaagt er over uitbuiting, want met een salaris van 11.000 dollar kun je er als een vorst leven, met drie bedienden en een villa met een zwembad. Reden voor Bob Cringely, die het als multi-miljonair voor het geld niet hoeft te doen, bij het Indiase consulaat in San Francisco eens te informeren naar mogelijkheden tot emigratie naar India. Je zou van die toko verwachten dat ze op dat soort vragen een pasklaar antwoord hebben en minstens een informatiemap. Niet dus, want de reactie was er een van stomme verbazing: nog nooit een Amerikaan met zo’n rare vraag aan de lijn gehad. Het hoofdartikel van Wired van februari gaat ook over ‘outsourcing’ en India. Met een mooi voorbeeld van een in het vak gelouterde computerfreak, met een pracht van een staat van dienst, door zijn werkgever uitverkoren om drie getalenteerde Indiase programmeurs te perfectioneren in zijn favoriete programmeertaal. Toen ze na negen maanden in staat geacht werden om voor het bedrijf in die taal applicaties te ontwikkelen, werden ze op een vliegtuig naar Bangalore gezet. De man die hen opgeleid had, werd voor zijn diensten bedankt en staat nu vakken te vullen bij Home Depot. Haal uw schouders niet op bij het lezen van dit verhaal, want we gaan het ook merken. Die Indiers schijnen van nature een gave voor programmeren te hebben, en ze waren al in het Engels opgeleid. Maar bij veel Nederlandse bedrijven die iets met computers doen, is Engels allang de voertaal, dus we krijgen hier ook met dat soort ‘outsourcing’ te maken. Een scenario dat niet alleen programmeurs bedreigt; als ik op een helpdesk of call-center in Nederland werkte, zou ik me ook zorgen maken. In Zuid-Afrika, zelfde tijdzone als Nederland, spreken ze letterlijk Boeren-Hollands, maar met een opleiding van een maand of drie is dat vloeiend Nederlands en kunnen ze u te woord staan. Niet alleen over uw computerproblemen, maar ook over uw lening of hypotheek, verzekering of nieuwe wasmachine. Het eerste Nederland bedienende call-center is inmiddels geopend in Kaapstad en ze verdienen er twee tot drie euro per uur. Ze zijn er daar dik tevreden mee, maar ik ben benieuwd wanneer er hier voor het eerst iemand in de Tweede Kamer alarm over begint te slaan. Hoop intussen met mij dat Home Depot maar gauw hier mag komen.